De reeds jarenlang slepende discussie over het wel of niet winnen van waddengas wordt op dit moment beheerst door het rapport van de Adviesgroep Waddenzeebeleid (commissie Meijer). De Adviesgroep doet voorstellen voor een bestuursvorm om tot een samenhangend Waddenbeleid te komen. De kern is: met een deel van de winst van het waddengas de andere problemen van de wadden oplossen. Anders gezegd: de duivel met Beëlzebub uitdrijven.

De adviesgroep stelt onder meer het volgende: ‘De discussie over gaswinning in de Waddenzee heeft een sterk symboolkarakter gekregen. De percepties zijn los komen te staan van de wetenschappelijke kennis. De perspectieven voor verdere ontwikkeling van energieactiviteiten in Noord-Nederland kunnen snel verdampen als de situatie niet verandert.’ Wat zegt de adviesgroep hier eigenlijk mee? Zij zegt dat mensen die de Waddenzee als ongerept natuurgebied willen behouden en dus geen gaswinning willen, louter op emotionele gronden argumenteren en niets zouden willen horen over wetenschappelijke inzichten dat winning zonder schade kan. Wat de adviesgroep er verder mee bedoelt, kunnen we verderop in het rapport lezen. De adviesgroep betoogt dat met het kleine beetje waddengas een kennisinfrastructuur in het Noorden te behouden is die niet met de grote hoeveelheid Slochterengas te behouden zou zijn. De adviesgroep dreigt een rol in de transitie naar een duurzame energiehuishouding die in Nederland op gang aan het komen is, aan het Noorden voorbij te laten gaan als het waddengas niet gewonnen wordt.
Omdat de voorraden aardgas eindig zijn en aardgas als brandstof milieuverontreinigend is, zal Nederland langzamerhand overgaan naar een duurzame energiehuishouding. ‘De kennis die over gas, gastechnologieën en -handel is opgebouwd in de noordelijke provincies is sterk (Energy Valley), onder meer bij de RUG, de NAM en Gasunie. Deze kennis kan veel meer dan nu het geval is, worden ingezet voor de transitie naar een duurzame energiehuishouding, zodat op termijn energiegerelateerde kennis en werkgelegenheid voor het Noorden en Nederland behouden blijven, ook als het aardgastijdperk voor Nederland ten einde loopt. Er liggen plannen voor onder meer bevordering van de waterstofeconomie, en gas op basis van biomassa’. Hierin heeft zij gelijk, zoals op vele punten trouwens waar ze beschrijft wat er met het waddengebied zou moeten gebeuren.
De adviesgroep stelt nu in haar verdere pleidooi het winnen van het waddengas ongeveer gelijk met de transitie naar een duurzame energiehuishouding in het Noorden. De oliemaatschappijen zouden hun zorgvuldig opgebouwde kennisstructuur wel eens kunnen laten verdampen voor een beetje misgelopen gas. Alsof de oliemaatschappijen het zich zouden kunnen veroorloven om níet te innoveren in duurzame richting! En waarom zou het noordelijk deel van ons land daar dan minder van profiteren dan het zuiden, het oosten of het westen?

Moratorium

De adviesgroep plaatst zich met deze redenering in een lange traditie van voorstanders van gaswinning die inspelen op de vrees van Nederlanders en noorderlingen in het bijzonder, om de boot te missen of in de kou te komen te zitten. Dat is reeds in 1972 begonnen, toen betoogd werd dat het gas onder Ameland snel gewonnen moest worden, omdat er anders tekorten van 10 tot 13 miljard kubieke meter per jaar zouden ontstaan. Dat is na een paar maanden alweer afgezwakt. Vervolgens moest het gas snel op, want anders zou het onverkoopbaar worden omdat kernenergie aardgas overbodig zou maken. De rij van creatieve ‘wetenschappelijk onderbouwde’ vondsten van de voorstanders is te lang om hier op te sommen. Vanaf 1979 blijkt de hoeveelheid gas onder Slochteren verscheidene malen met 150 tot 200 miljard kubieke meter per jaar opgewaardeerd te moeten worden. De tijd werd rijp voor een moratorium, maar nu we na een lange economische boom in een dip zitten, zien de gaswinners hun kans weer schoon. De adviesgroep laat zich op sleeptouw nemen. Het is bijna jammer dat per 1 januari 2004 de gasvoorraad onder Groningen weer met 117 miljard kubieke meter hoger bijgesteld moest worden.
Maar het is nog veel spijtiger dat deze tactiek van de adviesgroep het politieke zicht op de vele goede voorstellen over het beheer van de wadden die ze gedaan heeft, dreigt te benemen.

Wat heeft waddengas met duurzame ontwikkeling van doen?
Stel je voor het jaar 20xx: de regering maakt de volgende meevallers met betrekking tot onze welvaart bekend:
· de economische groei is met xx % toegenomen,
· de werkeloosheid is met xx % afgenomen,
· het aantal mensen in de WAO is met xx % afgenomen,
· het aantal HIV besmettingen is met xx % afgenomen,
· het aantal kokkels in de Waddenzee is met xx % toegenomen,
· het aantal gevonden dode eidereenden in het waddengebied is met xx % afgenomen,
· het aantal grootgebrachte gruttopullen in onze weidegebieden is met xx % toegenomen,
· een groot aantal in het afgelopen decennium uit onze musea gestolen kunstvoorwerpen is op één locatie teruggevonden,
· het aantal bedrijven dat aan de criteria voor maatschappelijk verantwoord ondernemen voldoet, is met xx% toegenomen.
Een regering die serieus werk maakt van duurzame ontwikkeling, hanteert een breed welvaartsbegrip, dat van bovenstaande elementen gebruik zou kunnen maken. In deze zin is welvaart gelijk te stellen met duurzame ontwikkeling: zo hoog mogelijk scoren op economische factoren, sociale factoren en milieu- (ecologische) factoren; én proberen deze drie zo veel mogelijk in evenwicht te houden. De suggestie dat de ene factor altijd ten koste moet gaan van de andere is evenzeer onzin als de suggestie dat er altijd win-winoplossingen zijn. Wel moet je natuurlijk altijd naar zulke oplossingen zoeken. En de kans dat je die dan vindt, wordt groter naarmate je het speelveld vergroot. Als je het over de Waddenzee hebt, móet je het speelveld vergroten vanwege het belang van de Waddenzee voor trekvogels en als kraamkamer voor de vis in de Noordzee, maar ook vanwege het relatieve belang van de gasvoorkomens ten opzichte van de Nederlandse en wereldgasvoorraden. Een afruil tussen gaswinning en een behoorlijk bestuurlijk systeem voor de Waddenzee of het stoppen van de kokkelvisserij, is dus een veel te beperkte redenering.
Daarmee komen we op het verwijt dat tegenstanders van gaswinning onder de Waddenzee symboolpolitiek zouden bedrijven. De politiek bedient zich voortdurend van symbolen! De
overmatige nadruk die de politiek legt op het percentage economische groei is zo’n symbool – zelfs een icoon van (schijnbare) concreetheid bij een beperkte groep van economisch ideologen – omdat het slechts in beperkte mate het gevoel weerspiegelt in een welvarend land te leven. De Waddenzee is ook een politiek en maatschappelijk symbool! Meer nog dan met het beleid met betrekking tot het Groene Hart kun je als regering met het beleid ten aanzien van de Waddenzee aan de bevolking, maar ook aan de internationale gemeenschap, laten zien of je natuur als onderdeel van de welvaart van Nederland en Noordwest-Europa ziet. Natuur is een essentieel aspect van een gezond leefklimaat, en juist dat aspect blijkt in toenemende mate bij te dragen aan de aantrekkelijkheid voor internationale bedrijven om zich in Nederland te vestigen. Het belang van het leefklimaat is vele malen groter dan het kortetermijnbelang van dat beetje waddengas of het belang van kokkelvisserij voor slechts enkele vissers en verwerkers. Dán heb je het dus over duurzame ontwikkeling!

Literatuur
Filosofiekalender 15 juli 2004.
Den Butter en Dietz. ‘Duurzame ontwikkeling en overheidsbeleid’. ESB 14-5-2004
30 jaargangen Waddenbulletin, 1972 – 2002
Rapport van de Adviesgroep Waddenzeebeleid (commissie Meijer), 2004
Tientallen krantenknipsels, 2004

Trefwoorden