Ralph Prins (1926) kwam via Barneveld in kamp Westerbork terecht. Op 4 september 1944 werd hij naar Theresienstadt weggevoerd. Na de oorlog werd hij opgeleid aan de kunstacademies in Zürich en Den Haag. Zijn werk is veelzijdig: tekeningen en monumenten, grafisch werk en fotografie.

‘Sporen van de oorlog zijn moeilijk te zien. Ze worden overgroeid door de natuur, zoals bijvoorbeeld de plaats van een bombardement. Maar ook in de natuur zijn sporen terug te vinden van de oorlog.. Zwartgeblakerde bomen hebben aan de bovenkant alweer groen.

Wanneer een bezoeker over het kampterrein wandelt en vanuit het niets opeens de rails ziet, is het niet zo dat hij opeens geconfronteerd wordt met sporen van vroeger. Het gaat mij te ver om het Nationaal Monument een spoor in het landschap te noemen. Het is de plek waar iemand, waar ik, een monument heb gemaakt.
Van dit monument heb ik geprobeerd een portret te maken. Het monument moet een portret zijn. In dat portret zouden de mensen de verbijstering moeten zien, dat zoiets wat in Westerbork is gebeurd, mogelijk is geweest in een wereld als de onze, die zoveel prachtigs in zich heeft. Waar je de hele dag om je heen kunt kijken en alsmaar mooie dingen ziet.

Veel meer zie ik de wachttoren als een spoor van vroeger, of eerder nog de boom die 200 meter van de wachttoren en het Nationaal Monument staat. Die boom kende ik nog van toen. Ik denk bij sporen in het landschap aan die boom. Iemand die het niet meegemaakt heeft, ziet gewoon een boom. Iemand die het wel meegemaakt heeft, krijgt associaties bij die boom, herinnert zich zaken.

Een ander spoor in het landschap is de slagboom. Wanneer die is neergelaten bij een herdenking, dan weten de mensen waar Westerbork voor stond: grenzen, ‘je mocht er niet uit’.
Als hij geopend is, geeft hij het tegenovergestelde aan: grenzen hoeven niet meer, bestaan niet meer.

In het landschap vind je vaak niet de sfeer van vroeger terug. Dat is de reden waarom ik één van de eerste schilderijen van het terrein gemaakt heb. Op foto’s zie je prikkeldraad en palen, de heide, sporen in het landschap. Maar door een schilderij kun je proberen de sfeer te benaderen.

Ook het gebouw van het Herinneringscentrum is een spoor in het landschap. Het landschap is niet vlak, niet leeg, Er wordt gebouwd, er worden sporen toegevoegd.’