Studenten van de Hogeschool Van Hall Larenstein deden de afgelopen tijd praktijkervaring op vanuit een ‘werkplaats voor plattelandsvernieuwing’ in het Drentse Annerveenschekanaal. Samen met bewoners en deskundigen vormden ze de projectgroep Daip, die een ontwikkelingsvisie voor het dorp heeft afgeleverd.

Het platteland krijgt een nieuwe positie in onze samenleving. Het voormalige werklandschap wordt een woon- en recreatielandschap. Daarnaast is met de nota Belvedere het belang van (zichtbare) cultuurhistorie onderstreept. De Veenkoloniën zijn geheel aangewezen als Belvedere-gebied, een erkenning van de cultuurhistorische waarde ervan. Het dorp Annerveenschekanaal zal zelfs een beschermd dorpsgezicht worden.
Ondertussen kampen de Veenkoloniën met problemen op het gebied van woningbouw, met het wegvallen van sociale en recreatieve voorzieningen en met verouderd gemeentelijk beleid ten opzichte van nieuwe provinciale en regionale plannen voor het gebied. Zo moeten er keuzes worden gemaakt ten aanzien van de toekomstige recreatievaart in de voormalige turfkanalen, waaronder het Grevelingskanaal. Voor de gemeenten is het dan ook tijd om na te gaan welke ideeën over de toekomst er leven onder bewoners.
De gemeente Aa en Hunze heeft vanaf de zomer tot april met studenten van de Hogeschool Van Hall Larenstein het project Daip uitgevoerd, vanuit een ‘werkplaats voor plattelandsvernieuwing’ (zie het artikel Aanstormende plattelandsvernieuwers ontdekken de praktijk in Noorderbreedte 2005-2). Dit project was erop gericht om bewoners in rustige stappen van bewustwording van hun omgeving te leiden naar een ontwikkelingsplan voor het eigen dorp. Studenten overlegden op gezette tijden met een bewonerswerkgroep, architectenbureau DAAD uit Beilen begeleidde de studenten en de BOKD (Brede Overleggroep Kleine dorpen in Drenthe) speelde een adviserende rol.
Door het overleg met de bewonerswerkgroep en dankzij tussentijdse presentaties voor belangstellende bewoners, zijn weerstanden weggenomen die aan het begin van het proces nog duidelijk aanwezig waren. Negatieve geluiden als ‘er gebeurt toch niks met de plannen’ en ‘zonde van onze tijd’ verdwenen door de open communicatie.

Mental map

Na een perceptieonderzoek, waarbij bewoners vertelden hoe zij het hen omringende landschap beleven, is een zogenoemde mental map gemaakt. Hierop is een aantal van de door bewoners genoemde kwaliteiten door middel van symbolen weergegeven. Heel waardevol, want het betreft veelal elementen die in het landschap verborgen of niet meer te zien zijn, maar wel voortleven in het collectieve geheugen.
Een volgend instrument om een ontwikkelingsvisie te kunnen formuleren, was het vergelijken van vier scenario’s. De diverse mogelijkheden ten aanzien van de thema’s water, wonen, recreatie, landschap, bedrijvigheid en openbare ruimte waren daarin verbeeld. Je kunt bijvoorbeeld grote nieuwe jachthavens maken die veel levendigheid met zich mee brengen, maar misschien zitten bewoners niet te wachten op die drukte en hebben ze liever kleinschalige aanlegplaatsen langs het kanaal voor eigen vaartuigen. Daartussen liggen nog tal van andere mogelijkheden.
In de scenario’s werden ook het overheidsbeleid en landschappelijke kwaliteiten en knelpunten verwerkt. Bewoners worden door dit soort informatie bewuster van de culturele en landschappelijke waarden van hun leefomgeving, waardoor ze verderop in het planproces beter beargumenteerde keuzes kunnen maken.

Stem

In het eerste scenario werd het bestaande lint beschermd door de ontwikkeling van een nieuw bewoningslint en werd het dorp aantrekkelijker voor (water)toeristen. Het tweede scenario was gericht op ontwikkelingen vanuit het dorp: alle ontwikkelingen worden in het bestaande dorpslint opgevangen, de dorpen groeien aan elkaar en nieuwe voorzieningen zijn lokaal van aard, voor de eigen bevolking.
Het derde scenario ging uit van een koppeling met Hondsrug en Hunzedal. De natuurwaarde van het gebied wordt zodoende versterkt en recreatiepaden worden aangesloten op het netwerk van Hondsrug en Hunzedal. Er kunnen buitenplaatsen komen en het lint mag met mate worden verdicht. In het vierde scenario stonden ontwikkelingen van buitenaf centraal: aan opnieuw uitgegraven wijken (dwarssloten haaks op het kanaal) worden externe ontwikkelingen gekoppeld zoals vaarrecreatie, woningbouw, verblijfsrecreatie en natuurontwikkeling.
Er werd ook nog een ‘scenario 0’ ontwikkeld, vanuit de gedachte ‘wat kan er gebeuren als je niets doet?’ Dit om bewoners er nogmaals van te overtuigen dat het van grote waarde was om hun stem te laten horen. Duidelijk werd onder meer dat niemand in de dorpen het een goede ontwikkeling vindt dat een aantal kavels wordt volgebouwd met cataloguswoningen.

Eindscenario

Met de scenario’s nog vers in het geheugen kwamen twintig bewoners bijeen op een afsluitende werkdag. Op een ondergrond kon geschoven worden met landschappelijke elementen, waaraan men kreten kon toevoegen. Aan het eind van de dag zijn de zo ontstane maquettes van vier groepjes na een discussie samengevoegd tot één ontwikkelingsvisie. Dat leverde een maquette op waarin de bewonerswensen gebundeld waren. Daaruit kwam het volgende beeld naar voren.
Er kan met mate en op geschikte plekken in het lint gebouwd worden, maar bij nog meer bebouwingsdruk mag gezocht worden naar nieuwe bebouwingslinten. De bebouwing zou een sociaal karakter moeten hebben en moet voldoen aan strenge beeldkwaliteiteisen.
Wat betreft recreatie is er veel behoefte aan een verfijning van het padennetwerk en wat meer landschappelijke afwisseling in de vorm van bosjes en bomen. Qua waterrecreatie zijn kleine haventjes welkom, maar dan wel in de buurt van bestaande voorzieningen.
Verder moeten de wegen opnieuw geprofileerd worden.
Genoeg ideeën dus, maar wel vrij algemeen geformuleerd. Voordat aan uitvoering gedacht kan worden, moet dan ook nog veel onderzocht worden, zoals de precieze hoeveelheid, vorm en plaats van nieuwbouw.
Een vertegenwoordiger van de gemeente Aa en Hunze die bij de einddiscussie aanwezig was, zei aangenaam verrast te zijn door de uitkomsten. Het eindresultaat wordt voor alle betrokkenen gepresenteerd en gepubliceerd in boekvorm.

De auteur is student Tuin- en Landschapsinrichting aan de Hogeschool Larenstein te Velp.