Leneke de Roo (45) drijftne met haar man Jan Peter café Billeke de Beer in Zuurdijk, een klein lintdorp onder Leens. Ze vertelt over het dorp, haar werk en toneelclub Demos.
‘Honderdvijftig mensen wonen hier; mijn dochter brengt de krant rond bij zestig huisdeuren. Zuurdijk is een één-cafédorp. Praktisch alles voor het dorp wordt vanuit onze kroeg georganiseerd. We zijn een café met de functie van een dorpshuis. De activiteitencommissie van Dorpsbelangen vergadert hier, de toneelvereniging repeteert hier iedere dinsdagavond.
Ik heb ook nog een baan van 32 uur op het Hoornse Heem, een instelling van de Heijmansstichting in Groningen. Daar ben ik eerstverantwoordelijke voor een meerzorgproject voor demente bejaarden.
Al twintig jaar wonen we hier, sinds drie jaar boven dit café. Onze toneelvereniging heet Demos: Dorps Eendracht Maakt Ons Sterk. We bestaan sinds september 1950. Dorpseendracht, het lijkt een woord uit vervlogen tijden, maar iedere keer weer merken we hoe hard je elkaar nodig hebt in zo’ n klein dorp en hoe moeilijk het is samen iets van de grond te krijgen. Dit jaar zijn er echt vervelende dingen gebeurd. Een neefje van een speelster verdronk bij een auto-ongeluk. Acht februari dit jaar werd de helft van het duo dat het nieuwjaarsechtpaar Krelis en Knelske op toneel zet, dood gevonden. En afgelopen week stierven de vader en een zus van twee speelsters. Je vraagt je dan hardop met elkaar af: heb ik er nog wel zin in? Maar juist nu moeten we doorgaan, riep iedereen. Als het vanavond leuk is, wordt de stemming in het dorp weer even opgepompt.
De spelersgroep bestaat dit jaar uit zeven mensen. De oudste is de 60 gepasseerd en de jongste is 28. Mensen van achttien krijg je niet. Toen ik twintig jaar geleden begon te spelen, was er een hele club van dat jonge spul, maar tegenwoordig kiezen gezinnen met kinderen niet meer voor een dorp zonder school en met beperkte vervoersmogelijkheden. Er zijn nog wel gezinnen met kinderen, maar het aantal neemt af. Dit jaar is voor het eerst het Sinterklaasfeest niet doorgegaan bij gebrek aan belangstelling.
Het stuk van vanavond, Blaauw bloud gain bezoar, hebben we zelf geschreven. Het zit boordevol verwijzingen naar het dorp en naar de bekendste familie van Nederland.’
Volle feesttafels
Om half negen is de zaal nauwelijks voor de helft gevuld. Coverband Barracuda doet hard zijn best de stemming erin te houden. Pas enkele minuten voor de aanvang van de voorstelling raken de drie loodrecht op het toneel geplaatste feesttafels toch nog volledig bezet, wanneer de bar leegloopt. Zestig koppen tel ik.
Met veel lawaai komt uit die zelfde richting royaltyjournaliste Martje van Straoten, een glansrol van Hanny Smit, het publiek inlopen. Ze vertelt luidkeels dat ze een brief heeft gekregen van Jopke, een bekende oude Zuurdijkster, waarin staat dat wellicht hooggeplaatst bezoek wordt verwacht gezien de verbouwing van het dorpscafé tot appartementencomplex met eigen geheime opgang. Alleen niemand weet het fijne van het verhaal.
Even na elven is volledig helder hoe alles heeft gezeten. Max en Lex spelen een stel met rolverdelingsproblemen. Max: ‘Doe dachtst toch nait dat k dain boezeroen zou straiken?’ (Je dacht toch niet dat ik je overhemd zou strijken?)
Trix bekent een drankorgel met façadeverlies te zijn: ‘K zol van AA wez’n, dat staot op mien auto’. Max is zwanger en krijgt haar zesde kind en Trix treedt af ten gunste van het prinsenpaar dat feitelijk op zwart zaad zit vanwege een te luxe levensstijl. Ze verklaart de koninklijke laptop met een enorme zwaai in de Waddenzee te hebben gegooid om een rustiger leventje te kunnen leiden. Hare Majesteit schrikt zelfs niet terug voor een striptease op toneel. Hoed en schoudervullingen vliegen het publiek in. Els Kasemier is sprekend Beatrix en spreekt als import-dorpelinge fantastisch Gronings.Sieneke de Roo speelt als kroegbazin min of meer zichzelf. Bazig, en steeds maar klagend over het personeel dat het verschil niet kent tussen glazen spoelen en ramen lappen. Zuurdijk blijkt zich zeer te vermaken. Tijdens een scheerbeurt op het toneel wordt vanuit de zaal geroepen: ‘Snör dur ook af!’ en het publiek heeft totaal geen moeite met wat drie kilometer verderop in Ulrum vast als majesteitsschennis zou zijn ervaren.
Stront aan het boekje
Hemelsbreed nog geen vijftig kilometer naar het oosten ligt op de kruising van Boterdiep en Warffumermaar het dorp Onderdendam. Ook hier is al jaren – sinds 1986 – een toneelvereniging actief: de Zijlvesters. Heeft Demos maar zeven leden en zestig donateurs, de dorpsachterban in Onderdendam is aanzienlijk groter: 90 volle leden en 42 donateurs op 308 huisnummers. Trots laat penningmeester Corry Mulder zien hoe het bezoekersaantal de laatste jaren behoorlijk in de lift zit. Van 117 drie jaar geleden naar 156 dit jaar!
Net als Zuurdijk is Onderdendam een dorp met veel import. Op de toneelclub komen ook mensen uit de wijde omgeving af, uit Bedum, Kantens of uit het ruime buitengebied rond het dorp. Zoals melkveehouder Dick Huisman (47). Zijn boerderij ligt op een droomplek aan een aftakking van de Warffumermaar, het riviertje de Delthe. Rondom ligt veertig hectare weiland dankzij de ruilverkaveling die plaatsvond tussen 1983 en 1994. Huisman over zijn bedrijf en over acteren:
‘We zitten ver buiten het dorp, eigenlijk dichter bij Stitswerd, maar gelukkig niet meer aan een drukke weg zoals vroeger de boerderij van mijn ouders aan de Onderdendamsterweg richting Winsum. Met zestig melkkoeien en veertig stuks jongvee doe ik zo veel mogelijk zelf: melken, voeren, klauwkappen, maaien. Het loonbedrijf komt alleen voor het inkuilen van het gras. Dat betekent halfzes op en klaar zijn om halfzeven. Daarna nog administratie. Werkweken van zeventig uur maak ik. Als jij naar de dokter gaat voor medicijnen, is de kous daarmee af. Maar in de koeienwereld moet je in zo’n geval alles tot ver achter de komma registreren in een logboek dat door de zuivelfabriek wordt gecontroleerd. Geef je een koe antibiotica en vergeet je dat op te schrijven, dan krijg je een boete. Komt de poes in het lokaal waar de melktank staat, idem dito. Kijk, en om dat gedoe vol te kunnen houden, speel ik nu toneel. Het is allemaal op de School met de Bijbel in Onderdendam begonnen. Als de meester of de juf jarig was, kwamen de meiden uit de hoogste klas om jongere kinderen te zoeken voor een sketch of om te playbacken. Ik viel kennelijk in de smaak, en toen ik een jaar of zestien was speelden we op de Christelijke Plattelandsjongerenafdeling Middelstum ons eerste avondvullende blijspel. Daar gingen we zelfs mee de provincie in. Praktisch vanaf het begin heb ik daarna ook voor de Zijlvesters gespeeld. Ik schat dat ik nu twintig jaar meespeel. Op vier jaar na. Toen zat ik in de kerkenraad. Titels of inhoud van stukken onthoud ik bijna nooit. De inhoud is meestal flut. De stukken worden gedragen door de domme lol die erin zit. Het leren van de tekst gaat me ook gemakkelijk af. Tien minuutjes per dag. Het gaat om het logische verband wat erin zit. Je moet op de antwoorden letten en de lijn in de gaten houden. En bepaalde terugkerende zaken goed vasthouden. Dit jaar speelde ik een stoethaspel die iedere stukje tekst begon met dezelfde regel: “K wait nait heur, eben an mien moeke vraogen”. Je moet details in je spel het hele stuk volhouden, zoals een stom lachje. Maar ik speel niet altijd hetzelfde type hoor. Ik kan ook een heel autoritaire man spelen, zoals de corrupte wethouder uit het stuk van vorig jaar.
De grootste kick? Voor eigen publiek in het dorp spelen. Vanwege de reacties. Je drijft op de verwachtingen in zo’n zaal. Je doet wat onnozels en het publiek reageert daar heel voorspelbaar op. En dan zeg je ineens iets onverwachts. “Mien moeke kent wetn want die heb ’n achterlichtje aon fiets”. Dan klappen je medespelers ineens dicht. En denken: Shit, hoe moet ik nou weer reageren? Zoiets onthoudt iedereen. Daar word je later op aangesproken en daar teer je op. Zo´n stuk doet meer met je dan alleen de avond van de voorstelling. Onder het melken van de koeien, dat is nu eenmaal een heel rustgevend gebeuren, krijg ik allerlei ideeën hoe ik iets zal aanpakken. Maar je moet je bij mijn voorbereiding niet voorstellen dat ik met mijn tekstboekje in de melkkuil sta. Ik ken trouwens wel zo iemand hier. Die had de stront achteraf aan het boekje zitten.’