Dat de wereld niet bij Kantens ophoudt, bewijst de plaquette van ‘European Dairy Farmers’ aan de zijgevel. Een vanzelfsprekendheid voor de twee eigenaars, Annette van Velde-Oudijk (43) en Ad van Velde (51).

Alles rond het bedrijf aan de Oosterweg, net buiten de dorpskom van Kantens (Gr.) ademt zakelijkheid en efficiëntie: het grote betegelde voorplein, het bord met ‘Bedrijfskleding verplicht’, de open ligboxstal waar koeien die het hele jaar op stal blijven, luid en duidelijk te horen zijn. Dat de wereld niet bij Kantens ophoudt, bewijst de plaquette van ‘European Dairy Farmers’ aan de zijgevel. Een vanzelfsprekendheid voor de twee eigenaars, Annette van Velde-Oudijk (43) en Ad van Velde (51). Van Velde is sinds april voorzitter van de nieuwe coöperatie ‘Noorderlandmelk’, waarbij 150 melkveehouders zijn aangesloten. Kees Willemen sprak met hem over zijn bedrijf, de zuivelwereld en de keuze voor een zelfstandig noordelijk samenwerkingsverband.

Ad van Velde: ‘Toen ik achttien was, had ik heel wat van Europa gezien. En dat gold ook al voor mijn ouders. Mijn vader hield naast zijn bedrijf Belgische paarden, uit liefhebberij. Hij reisde regelmatig naar Frankrijk. Onze familie kent vele generaties boeren. Wij komen uit Zuid-Holland. Annette uit Moordrecht, ik uit Moerkapelle. Mijn ouders hebben mij altijd gestimuleerd om me breed te oriënteren. Na de Hogere Landbouwschool in Dronten, heb ik twee jaar in de Verenigde Staten gestudeerd. Ook heb ik onderzoek gedaan op een staatsproefboerderij in Beltsville vlakbij de stad Washington. Ik bekeek het puntensysteem dat normaliter door keurmeesters aan koeien wordt gegeven en dat veel zegt over de rendementsbelofte die een melkkoe wordt toegedicht. Er bleek niets van enige relatie.
Misschien had ik wel veel talent voor onderzoek maar ik wou de buitenlucht in. In 1988 ben ik samen met mijn ouders hier naar Kantens gekomen. We hebben 150 stuks melkvee, 120 stuks jongvee en 85 hectare grond waarvan 25 snijmaïs voor bijvoer. Het meeste grasland ligt aan weerskanten van de Oosterweg. Goede kwaliteit, ik haal vier tot vijf maaibeurten per jaar. Vanaf het begin leverden we aan Hoogwegt Milk. Hoogwegt is een familiebedrijf. Ooit hadden ze een eigen zuivelfabriek in Meppel, De Kieviet. Maar eind jaren negentig werd die fabriek verkocht aan Friesland Foods en de familie ging in Arnhem als een soort tussenhandelaar in melk en melkproducten wereldwijd verder. Voor ons geen probleem. Ze betaalden een goede melkprijs. Dat vond ik niet alleen, in het Noorden waren 250 boeren die aan Hoogwegt leverden. Tot oktober vorig jaar. Toen kregen we te horen dat er met ingang van 1 mei 2007 gestopt werd met afnemen. Ondershands had Hoogwegt al een afspraak gemaakt met D.O.C.-kaas, de Drents Overijsselse Coöperatie. Die wilde wel 150 miljoen liter melk overnemen. Wij hadden wel een soort leveranciersvereniging met een bestuur waarvan ik voorzitter was, maar dat stelde indertijd weinig voor. Hoewel we dus zo konden overstappen, hebben we toch iedereen bij elkaar geroepen, met de vraag: is het handig om naar alternatieven te zoeken?’

Hypermoderne fabriek

‘Kijk, D.O.C.-kaas is een coöperatief bedrijf dat enorm groeit maar ook een beetje tot aan het gaatje gaat. Het is allemaal net aan. Ze hebben op het zuivelpark in Hoogeveen een hypermoderne fabriek gebouwd. Boeren betalen om coöperatielid te worden. Een halve cent per geleverde liter melk aan investering. Je kunt dus zeggen dat ze daar dus wel degelijk hun best doen de kosten voor hun leden laag te houden.
Dat gevoel hebben boeren die met multinationals als Campina en Friesland Dairy Foods zaken doen, niet zo. Op de allereerste plaats moet je je voor tonnen inkopen. Vervolgens krijg je op de helft van iedere maand een voorschot op de geleverde melk en pas na anderhalf jaar een eindafrekening waar ook de winstuitkering in verwerkt zit. Maar het grootste nadeel is dat bij Friesland het in te houden bedrag per liter melk behoorlijk hoog is. Het varieert per keer zo rond de 3,5 cent per liter. Uit dat geld worden de overheadkosten van zo’n multinational betaald. Dat gaat naar management, onderzoek, fabrieksgebouwen, handelsactiviteiten tot in het Verre Oosten. Ik wil daar niks aan afdoen, maar voor boeren, hoe modern denkend ook, zijn die lijnen te lang en de verbanden niet meer te overzien. Niemand kan nagaan wat er precies gebeurt.’

Niks voorschotgedoe

‘Het was dus helemaal niet zo gek om over te stappen naar een coöperatie als D.O.C.
Toch zijn we daar niet van uitgegaan. Als je belooft alternatieven te zoeken, wil je dat ook waarmaken. Als potentiële marktpartij moet je wel een soort ondergrens voor jezelf vaststellen. Hoeveel liter moet je minimaal op zak hebben om serieus te worden genomen? Dat moment kwam toen we gezamenlijk zestig miljoen liter konden aanbieden.
We hebben het besluitvormingsproces heel zorgvuldig opgebouwd ondanks de tijdsdruk. In de derde week van februari hebben we iedereen een zogenoemde intentieverklaring voorgelegd. Degene die dat formulier tekende, garandeerde een bepaalde hoeveelheid melk en betaalde eenmalig 250 euro. Na zes dagen zaten we al op 85 miljoen liter.
Voor ons als initiatiefnemers kwam het omslagpunt pas toen er ook beweging ontstond aan afnemerszijde. Die interesse heeft zich nu, medio september, vertaald in een met contracten afgedekte hoeveelheid van 100 miljoen liter. Daar staan inmiddels vijf fabrikanten borg voor: de yoghurt- en vlafabrikant Katshaar uit Coevorden, melkpoederproducenten Leympf uit Kampen, Hypocra Dairy uit Ommen, (weide)kaasmakerij Henri Willig uit Heerenveen en recent is daar de Zuivelhoeve in Hengelo nog bijgekomen. Op vrijdag 13 april in Marum belegden we de oprichtingsvergadering van onze nieuwe coöperatie NoorderlandMelk.
Waarin maakt onze leverancierscoöperatie nu het verschil? We hebben heel weinig overheadkosten: geen fabriek te onderhouden waarin moet worden geïnvesteerd, een bestuur van zes vrijwilligers, een accountantsbureau dat de administratie doet en dat de verzekering tegen betalingsrisico’s verzorgt. Dat betekent dat de inhoudkosten per liter melk laag zijn. Het streven is om en nabij de twee cent per liter. Er zitten in die overheadkosten weinig onzekere factoren. Dat is anders bij Friesland Dairy Foods. Het kostenpatroon van zo’n multinational heeft een veel grilliger verloop. De boer weet nooit waar hij precies aan toe is.
Maar waar ik vooral trots op ben is dat we erin geslaagd zijn om in heel korte tijd met onze leden netto af te rekenen. Op 1 mei zijn we gestart met 150 leden. De geleverde melk over de maand mei konden we 14 juni volledig uitbetalen. Niks voorschotgedoe!’

Trefwoorden