Interview met Eric van der Bilt over natuurbeheer door Het Drentse Landschap.

Het is even kringelen naast de Drentse Hoofdvaart om bij de toegang van het Smilder Oosterveld te komen. Eric van der Bilt wil tonen wat een prachtige natuur er kan ontstaan zonder vooropgezet plan. De tv-toren is al dichtbij als we een weggetje inslaan dat sinds 1970 doodloopt tegen de snelweg Drachten/Emmen. Het natuurgebied ligt ingeklemd tussen de Drentse Hoofdvaart, de Beilervaart en het Oranjekanaal. Het wordt doorsneden door de A31 en is gehavend door een 23 meter diep zandgat.
Van der Bilt parkeert zijn oude Volkswagen in de berm met de vanzelfsprekendheid van een eigenaar. In 1972 kocht Het Drentse Landschap zijn eerste percelen hier; een heideveld dat gespaard bleef na het politieke besluit uit 1961 om met ontginnen te stoppen.
Een paadje tussen de aardappelvelden brengt ons naar het toegangshek. We doorkruisen een ruig perceel met pollen gras, bramen en brandnetels. Dan behoorlijk veel pitrus. ‘Boeren zeiden vroeger als iemand pitrus had: die zorgt niet goed voor het land. Dan was je te arm om mest te kopen. Maar als ik mijn kinderen vraag wat ze vinden van deze akker, zeggen ze: Mooie natuur. Waarom vind jij een akker met veel pitrus lelijk? Omdat er geen variatie in zit? Ik vraag dan: Moet het morgen perfect zijn of mag het ook over dertig jaar? Zolang in dit monotone pitruslandje elk jaar sprinkhaanrietzangers broeden, heb ik er vrede mee.’
We lopen door en de variatie wordt groter. ‘In 2000 bestond dit nog voor 90 procent uit pitrus. Nu zie je al veel meer heide en borstelgras. Ook de bloemenrijkdom neemt toe.’ Een strook bomen scheidt dit grasland van het volgende perceel. Misschien een schaambosje, getekend door de ontwerpers van de snelweg.
In de schaduw van de bomen beweegt iets. ‘Kijk daar, zie je ze?’ Hij vraagt het gretig. Met luide stem roept hij: ‘Kom maar jongens. Kom dan. Kóóóm maar.’ En de jongens komen: roodharige Schotse hooglanders die scholen voor de zon. Glanzende haren voor hun ogen. ‘Ik heb altijd affiniteit met landbouwhuisdieren gehad.’ Hij pakt de indrukwekkende horens goedmoedig beet ter begroeting.
‘Schande, een koe op de hei, zeiden de mensen in het begin. Iedereen denkt dat op de hei schapen horen. Maar dat is helemaal niet zo, in de Middeleeuwen vond je hier vooral runderen. Ik ben destijds gaan zoeken naar een runderras dat zich zelfstandig kan redden. Schotse hooglanders kunnen enorm aan lichaamsgewicht verliezen in de winter; in de zomer worden ze moddervet. Maar je moet ze niet helemaal aan hun lot overlaten want het zijn wel gedomesticeerde dieren. Daarom roep ik ze ook aan. Een boer uit de buurt gaat elke dag even kijken. Hij ziet of er een ziek is. In ruil mogen zijn pinken op ons land lopen.’

In zijn beginjaren bij Het Drentse Landschap had Van der Bilt, meer dan nu, de neiging in te grijpen. Het zuidelijke deel van het Smilder Oosterveld, waar meer hei staat, draagt daar de sporen van. ‘Toen hebben we niet alleen veel bomen omgezaagd, maar zelfs de wortels uit de grond gefreesd.’ Hij moet er nu om grinniken. ‘Dat noem je schilderen met de bijl.’
Een meertje, een restant uit de ijstijd, dat dreigde te verdrogen, werd in 1988 afgedamd. Later bleek dat iets te veel van het goede: het regenwater kon ook niet meer weg. Eenarig wollegras wuift er nu majesteitelijk ten teken dat de pingo inmiddels lekker in het landschap is ingebed. Een Noordse witsnuitlibel onderstreept dat.
‘Dit hele gebied is het gevolg van menselijke ingrepen. Toch is dit natuurgebied niet gepland zoals de Bijlmermeer ooit is bedacht. Het verhaal van het Smilder Oosterveld is eigenlijk dat er geen verhaal is. De ontginningen, de vaar- en snelweg, het zandgat en de bomen op de hei; dit landschap is toevallig ontstaan. Gemaakt door tientallen mensen die allemaal dachten het goede te doen. Zo ging het vaak. Als landgoedeigenaren een zoon hadden die van water hield, werden er vijvers gegraven. De volgende generatie wilde misschien bomen en plantte een bos.’
We struinen rond en stoppen geregeld om te kijken. ‘Ik vind dat dit grote schoonheid heeft. De hei met hier en daar zo’n solitaire eik, van onderen kaalgevreten door de schapen. Als ik hier loop, word ik geraakt. Dit geeft een kick.’
Het Drentse Landschap heeft zich onder Van der Bilts leiding ontwikkeld tot een afwachtende natuurbeheerder. ‘Je hebt oude cultuurlandschappen, zoals in het Reestdal. Als je daar het oude beekdal van rond 1890 terug wilt, moet je het beheer koppelen aan gebruik door de mens. Zo moet je elk jaar opnieuw maaien. Dat noem je patroonbeheer. In het Hunzedal doen we procesbeheer. We hermeanderen de beek, laten erosie haar werk doen. Vervolgens kijken we wat er ontstaat. Dan laat je Gods water over Gods akker lopen. Maar je moet er wel eerlijk over zijn. Niemand kan in Nederland, dat zo dichtbevolkt is, echte natuur ontwikkelen. Dat is een illusie. We kunnen die processen echter wel nabootsen en dat is verrekte leuk om te doen.’
In principe geeft Het Drentse Landschap de voorkeur aan procesbeheer. ‘Maar zodra het een geloofsartikel wordt, gaat het mis. Daarom zijn we gewoon praktisch. Als blijkt dat ergens een hoekje arnica staat, en dat de koeien de bloemen opvreten, zetten we daar een rastertje omheen. Het probleem tegenwoordig is dat mensen alles willen maken. Waarschijnlijk komt dat doordat we cultuurlandschap gewend zijn. Oogsten, maaien, schapen scheren, die eindeloze herhaling van activiteiten geldt inmiddels als de norm. Dat verhindert soms om te kijken wat er is en wat er ontstaat. In het beheer zijn wij tegenwoordig zo lui mogelijk. Het is toch zalig dat er natuur is waarin je niets hoeft? De afgelopen dertig jaar is mijn achting gestegen voor mensen die hun handen zo veel mogelijk thuis kunnen houden.’

Niets doen mag dan voor bosbeheer een loffelijk streven zijn, een heideveld groeit dicht. ‘Laten we eerlijk zijn; we leven in dit land zo’n beetje in een openbare mestvaalt. We produceren zo veel stikstof en fosfaat waardoor zich zo veel biomassa vormt dat de meest veeleisende planten moeilijk kunnen overleven. Het is een hele kunst in dit milieu voedselarme hei overeind te houden. De echte grote beheerkosten maken we in grote schrale heivelden zoals het Doldersumse Veld en Hijkerveld. We kiezen ervoor die te behouden. Maar je kunt niet overal die dure beheersvorm kiezen. Dan blijf je kosten maken zonder veel kans op goed resultaat.’
Bij natuurontwikkeling gaat het om gradiënten. ‘Je wilt verschillen: hoog/laag, droog/nat, licht/donker, veen/zand. Daarvan krijg je variatie in begroeiing.’ Daarom graven en slepen natuurbeheerders op vele plaatsen in het land met bergen grond. Op het Smilder Oosterveld koos Van der Bilt voor de natuurlijke weg. ‘Weet je wat dit is?’ Hij stampt op een bergje. Een gele weidemier kruipt omhoog. ‘Elk jaar wordt de bult hoger doordat de mieren steeds grond mee naar boven nemen. Af en toe stapt er een koe op, dat is alles. En kijk eens hoe mooi.’ Hij plukt een blad van een harig rozetje. ‘Muizenoor, leuk hè. Je weet niet echt wat er gebeurt als je een stuk land met rust laat. Je parkeert het als het ware naast de tijd. Dat is een proces van lange adem. Het aardige van het Smilder Oosterveld is dat er zoveel geschiedenis in zit. Omdat er om de paar jaar weer een paar perceeltjes bij zijn gekomen, zie je er vele stadia van natuurontwikkeling dicht bij elkaar.’
Veel ingrijpende landschapsverbouwingen van dit moment hangen samen met de noodzaak om meer ruimte voor wateropvang te realiseren. ‘Je kunt waterberging als een trend zien. Maar ik ben er blij mee. Het vergroot het draagvlak voor natuur.’ Bij natuurherstel heeft Van der Bilt één hoofdregel: burgers moeten snappen wat er gebeurt. ‘Ik ben nu vooral bezig met verankering van ons werk in de samenleving. Ik zie het als onze grootste opdracht geestdrift voor de natuur over te brengen. Want als je al dit moois wilt behouden, moeten mensen er eerst waarde aan toekennen. Daarom vind ik de landschapsveiling zo spannend. Het zou toch prachtig zijn als iemand in het dorp zegt: die vijf bomen zijn van mij, daar betaal ik voor. Het experiment is altijd geslaagd. Komt er geld, dan nemen mensen verantwoordelijkheid voor de natuur. Als niemand betaalt, weet je dat de overheid natuurbehoud moet regelen.
‘In mijn beginperiode bij Het Drentse Landschap lag het accent op grond verwerven. Natuurorganisaties stonden in de periferie van de samenleving. Sinds het Natuurbeleidsplan van 1990 waarin de Ecologische Hoofdstructuur is vastgelegd, hebben we meer een rol in het centrum. Maar we zijn de laatste tien jaar aan het afglijden.
Nederland is nu de hekkesluiter van Europa waar het gaat om zorg voor de natuur. De politiek zet voedselproductie tegenover natuur. Ik stoor me eraan dat die debatten met zo weinig kwaliteit gevoerd worden. Dat moeten wij als natuurorganisaties ons ook aantrekken. Daarover moeten we beter nadenken.’

In het Smilder Oosterveld komen we geen mens tegen. ‘Vroeger kwamen de bezoekers dit gebied in via de parkeerplaats op de N31. Maar mensen gingen de snelweg oversteken en dat was gevaarlijk. Toen bleek dat wij daarvoor verantwoordelijk waren, hebben we die parkeerplaats moeten sluiten. Maar er komt een wandeling door dit gebied. Het dorp heeft gevraagd of we hier een dorps-ommetje doorheen kunnen leggen. Dat gaan we doen. We proberen zo veel mogelijk onze terreinen open te stellen. Toch hebben we grenzen. We houden de mensen graag weg van kwetsbare stukken. Honden moeten aan de lijn en we willen geen fiets- en motorcrossers in onze gebieden. Als je dat uitlegt, begrijpen mensen dat.’

Naast natuurgebieden heeft Het Drentse Landschap aardig wat gebouwen in bezit. Soms komen ze ‘per ongeluk’ mee met de overdracht van grond. Maar Van der Bilt maakte er een speerpunt van. ‘Niet iedereen heeft oog voor de liggende vleugeltjesbloem, maar iedereen geniet van een oude boerderij die je met respect voor de agrarische tradities opknapt. Je bereikt er andere harten mee, en dus meer harten. Daarom zien wij een taak voor ons weggelegd in het koesteren van sporen van de mens. Hunebedden zijn natuurlijk belangrijke elementen in ons landschap. Wij zijn een erfgoedbewaarder en moeten dus Drentser zijn dan Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer. Waarom denk je dat mensen naar Toscane gaan? Daar is schoonheid, harmonie en authenticiteit. Dat heeft Drenthe ook. Zandboeren zijn wat afwachtend. Je kunt daar op neerkijken, maar vermoedelijk is die houding er mede oorzaak van dat het hier zo mooi is gebleven. Er wonen hier niet te veel mensen. Drenten hebben een rustige manier van omgaan met leven en dood.’
Als West-Brabander – met een flinke hap Zeeuws bloed – is Van der Bilt verknocht geraakt aan Drenthe. ‘Natuurlijk heb je hier geen zee, en de IJssel stroomt er ook niet. Maar Drenthe is een prachtige provincie. Ik ben in mijn leven diverse keren gevraagd voor een andere baan. Maar ik heb nooit zo heel lang na hoeven denken. Soms worden geluk en ambitie met elkaar verwisseld. Als jong mens ontdek je welke talenten je hebt. Later kom je in een andere fase. Je weet inmiddels dat het paradijs niet bestaat en dat schoonheid zit in kleine dingen. Regen die tweehonderd jaar geleden op de Hondsrug viel en speciale mineralen meeneemt op zijn weg naar boven als kwelwater. Waarop dan weer een piepklein uniek plantje groeit.’
Het Smilder Oosterveld is aangegroeid tot 145 hectare. Tussen de Drentse hoofdvaart en het natuurgebied ligt een landbouwbedrijf. Wil Van der Bilt die grond ook verwerven? ‘Nee, ik zou het een ramp vinden als dat bedrijf hier weg moest; ondernemerschap is een zege voor de mensheid. Landbouw is een volstrekt noodzakelijke activiteit. Wat mij betreft dan wel duurzame landbouw. Elk land moet zijn eigen voedsel produceren, dat is mijn overtuiging. Ik snap best dat landbouwers andere keuzes maken. Maar ik zie ook de andere betekenis van natuur, meer de spirituele. En daar zorgen wij voor.
‘De laatste jaren krijgen we veel steun uit de samenleving. Laatst kwam hier een ouder echtpaar dat in de jaren zestig in Drenthe een huisje had gekocht waar het gelukkig is geweest. Die man en vrouw vroegen of wij ervoor kunnen zorgen dat die plaats blijft, ook als zij er niet meer zijn. Vind je het niet fantastisch, het vertrouwen dat die mensen ons geven? Dat raakt me.
‘Als ik ’s nachts buiten sta en naar de sterren kijk, realiseer ik me dat er veel is wat ik niet begrijp. Maar ook wat een enorme schoonheid er te beleven valt. Verwondering, dat is waar het om gaat. En de natuur biedt die.’

Voor de landschapsveiling waar Eric van der Bilt over spreekt, zie www.groenegoededoelen.nl.