De documentaire ‘Jong in Groningen’, de expositie en Henk van Os’ persoonlijke kroniek belichten alle drie de kwaliteit en diversiteit van de kunst van zijn generatiegenoten in de jaren 1945 – 1975. Kunstenaars zoals Han Jansen zijn onterecht onderbelicht gebleven. Tijd om uit de schaduw te komen.

Door de enorme belangstelling voor de Groningse schilders van De Ploeg, is de kunst van de generatie kunstenaars die jong waren na de Tweede Wereldoorlog onderbelicht gebleven. Zo kennen velen de druksels van Hendrik Nicolaas Werkman maar niet het fascinerende werk van zijn dochter Fie. Het monument bij het Sterrebos in de stad van Edu Waskowsky is bekend, maar wat voor kunstenaar was hij eigenlijk? En wie weet nog dat in een vitrine van het paviljoentje aan de rand van datzelfde Sterrebos Siep van den Berg abstracte schilderijen presenteerde die alom beroering veroorzaakten? In dezelfde periode vestigde Albert Waalkens een kunstenaarskolonie in Finsterwolde, waar heel Nederland over sprak. En in 1965 vond een opzienbarende tentoonstelling plaats van werk van Henri de Wolf, Martin Tissing, Jo van Dijk en Edu Waskowsky in het Groninger Museum. De kunstenaars arriveerden in een zilveren, opengelaste Citroën, waaruit een geabstraheerde gasbel opsteeg. Er heerste een sfeer van avant-garde. Tezelfdertijd gaf Matthijs Röling een nieuwe impuls aan de figuratieve traditie en verbasterde Han Jansen de gebruikelijke beeldtaal van de landschapschilder.
Henk van Os schreef een persoonlijke kroniek over de kwaliteit en diversiteit van de kunst van zijn generatiegenoten in Groningen in de jaren 1945-1975. Hij stelde ook een tentoonstelling samen die te zien is in het Groninger Museum. En hij is de verteller in een net verschenen documentaire (zie pagina 64). Dit alles onder de noemer Jong in Groningen. In deze Noorderbreedte de beschouwing van Henk van Os over Han Jansen.