Rondbellend in Den Haag hoorden we dat u de ‘winterschilder van het platteland’ wordt genoemd.
Grommende lach. ‘Ha, ik leg het u uit. Dat is omdat ik mijn nieuwe visie op plattelandsontwikkeling met een slogan aan de man probeer te brengen: “Niet rood maar groen en blauw!” Het gaat mij daarbij om de financieringstructuur onder het huidige plattelandsbeleid. Gemeenten die de leefbaarheid van kleine kernen op het platteland proberen te verbeteren, kunnen nu terecht bij het gemeentefonds en in aanmerking komen voor provinciaal geld. Dan heb je het over middelen voor het onderhouden van de bebouwing en infrastructuur. ‘Rood’, in jargon, de kleur van stenen. Verder is er het Europese Structuurfonds voor de Landbouw, dat nu nog bijna in zijn geheel naar verbetering van de marktpositie van boeren gaat – dankzij die geldstroom bestaat het platteland nog. Maar binnenkort stopt dat soort directe productiesubsidie in de melkveehouderij. En bij een ander agrarisch bulkproduct als de suikerbietenteelt is al een stevige sanering bezig. Een deel van het geld dat nu nog bestemd is voor alle boeren, zou ik willen inzetten voor onderhoud van het kleinschalige agrarische landschap: dat bedoel ik met ‘groen’.
U had het net over investeren in de leefbaarheid van kleine kernen. Maar gaat het meeste belastinggeld niet naar versterking van het centrumdorp?
‘Ik kom uit Friesland en ben geboren en getogen in zo’n piepklein dorp. Namelijk in Katlijk, een streekje vlak bij Oranjewoud. De verwachting is dat hoe groot het verzet in Friesland ook wordt, er in de toekomst daar tien grote plattelandsgemeenten ontstaan. Er is zelfs sprake van de fusie van twee heel grote. Dit drukt alleen maar uit dat belangrijke regionale voorzieningen veel beter af zijn door concentratie.’
Tja, en wat gebeurt er dan? Die centra worden steeds ruimer uitwaaierend bebouwde gebieden met steeds meer urbane trekken, bestaande uit bedrijventerreinen en retro-villakavels.
‘Dus roep ik niets voor niets: Niet rood maar groen en blauw. We moeten anders omgaan met het buitengebied, dat nu voor het grootste deel nog steeds boerenland is. Het domein van akkerbouwers en melkveehouders.’
En wat je daar ziet is spiegelbeeldig aan wat in de grote kernen gebeurt. Enorme schaalvergroting en extensief ruimtebeslag . Boeren met 80 koeien vallen op dit moment één voor één om, vijf tot tien per dag.
‘Ik werk op dit moment een twaalfpuntenplan uit, als oplossing voor die groeiende schaalvergroting. De strekking daarvan is: geef dat soort expansie juist de ruimte. Maar niet overal in Nederland. Creëer aparte gebieden waar de schaalvergroting bij het huidige landschap past. Ik denk dan aan Zeeland, Noord-Friesland, Noord-Groningen.’
Daar zullen de bewoners van zo’n Grote Schaal-reservaat blij mee zijn…
Waar ik naartoe wil, is een beslag op de ruimte in twee snelheden. Een deel van Nederland is voor de schaalvergroting. Maar in het nog redelijk grote overblijvende deel maak je ruimte voor boeren die niets in extensivering zien. Die boeren geef je een belangrijke taak bij het verzorgen van agrorecreatie voor burgers uit de steden. Daar onderhoud je het oude cultuurhistorische landschap juist extra intensief. En dat bedoel ik met groen en blauw-financiering. Daaruit betaal je landschapsonderhoud, singels, behoud van karakteristieke watergangen maar ook de kleinschalige structuur van de kleine plattelandsdorpen. Zo blijft de geliefde fijnmazige structuur rond en in plattelandsdorpen toch overeind.’