In het landschap is eeuwenlange cultuurhistorie vindbaar. Op een hoogtekaart ontvouwt zich de geschiedenis voor je ogen.

Halverwege de weg Meppel-Pesse, langs de oostzijde, ligt een heuvel in een stuk heide. De wijde omgeving bestaat uit Staatsbosbeheerbos, in de streek bekend als Boswachterij Ruinen. De heuvel steekt drie à vier meter boven de omgeving uit. Het hoogste punt bevindt zich, op tien centimeter na, tien meter boven NAP. De hoogtekaart geeft een duidelijk beeld van de heuvel. Het reliëf ligt in een relatief vlak gebied. Aan de oostkant van de kaart zijn de slingerende randen (geel) van het Drents plateau zichtbaar.

Bij nader inzien blijkt de heuvel een berg. We hebben het over de Hunnenkloosterberg. Goed waarneembaar vanaf de oostelijke pleisterplaats langs de provinciale weg. De berg wordt geïnterpreteerd als een smeltwaterheuvel. Om dat te begrijpen, moeten we terug naar de voorlaatste ijstijd. De honderden meters dikke ijslaag, die zo’n 150 duizend jaar geleden de noordelijke helft van Nederland bedekte, heeft ook hier zijn sporen nagelaten.

Een smeltwaterheuvel kan ontstaan als landijs afsmelt. Ergens in het ijspakket komt er een opening of spleet waardoor smeltwater gaat stromen. Dat voert zand en grind mee, zodat er als het landijs is weggesmolten een heuvel achterblijft in het landschap. De heuvel bestaat uit grove zanden. Daaronder bevindt zich keileem. Vergelijkbare geïsoleerde hoogten zijn de Fluitenberg bij Hoogeveen, de Falieberg bij Zuidwolde en de Houtesch bij Amen.

De kleine heuvel heeft eeuwenlang een grote aantrekkingskracht gehad op de mens. Dat is al in de oude steentijd begonnen, zoals de talloze aangetroffen archeologische sporen laten zien. Uit zowel het Paleolithicum als het Mesolithicum zijn er vuurstenen artefacten gevonden. Uit het Neolithicum aardewerk en een vuurstenen bijl. Bij de ontginning werden twee vlakgraven met bijgiften aangetroffen uit de Enkelgrafcultuur. De archeoloog Waterbolk vond hier een standvoetbeker. De ‘berg’ is een schatkamer met een tjokvol bodemarchief.
De naam van de berg zal uit een ver verleden komen. Hier zouden reuzen of ‘hunnen’ vergaderd hebben. Een sfeervolle plek om eens te dwalen en te mijmeren over de velen die u hier voorgingen. Zoals het wikwief. Naar men zegt, zou deze oude waarzegster hier spreekuur hebben gehouden.
Eigenlijk is het jammer dat de heuvel door de grootschalige aanleg van de boswachterij, nog maar 65 jaar geleden, van zijn vergezichten is ‘beroofd’.

De kaart laat op de rechter helft nog meer interessant reliëf zien: grillige patronen gevormd door verstuivingen en menselijke ingrepen. De roodbruine slinger is een hoge richel van zogenaamde haarpodzolgronden, de hoogste zandgronden in de vroegere heidevelden. ‘Haar’ is een streeknaam voor ‘hoge scherpe rug’. ‘Podzol’ is het Russische woord voor ‘as’ en slaat op de asgrijze arme bodemlaag in de bovengrond. Als je de podzolslinger tijdens een boswandeling volgt, ontdek je dat de bomen op de slinger slecht groeien en vaak kleiner zijn dan elders op rijkere gronden.
Op een aantal plaatsen heeft de slinger een ven in zijn greep. In kleur precies de contramal van de Hunnenkloosterberg, roodbruin van buiten, grijsblauw van binnen. Het waren oorspronkelijk met veen gevulde stuifkuilen, die de mens later voor turfwinning heeft uitgeveend. Nu zijn het idyllische bosvennen geworden.