In dat jaar telde Groningen nog twee suikerfabrieken: die langs het Hoendiep aan de rand van de stad en die in Vierverlaten/Hoogkerk, ook langs het Hoendiep maar wat verderop. De eerste fabriek is nu gesloten. Slopers zijn een heel eind gevorderd met de afbraak van deze vestiging. De fabriek in Hoogkerk draait nog volop.
Ons land als geheel telde ooit tientallen suikerverwerkende fabrieken. Anno 2009 resten slechts de industrieën in Hoogkerk en in Dinteloord (West-Brabant). Beide zijn eigendom van de Suikerunie, onderdeel van het Koninklijke Cosun-concern. De fabrieken verwerken elk seizoen samen de ruim 5 miljoen ton suikerbieten die circa 10 duizend Nederlandse telers produceren op een areaal van rond de 72 duizend hectare.
Wie net als Wierenga nasaal ‘herfstgelukkig’ wil worden van de bietencampagne kan in ons land kortom nog slechts terecht op twee ‘pretplekken’. Te oordelen naar Wierenga’s lofzang zou je van deze locaties haast trekpleisters willen maken.
Nu zijn dagbladbijdragen niet maatgevend. In Groningen en elders waren en zijn genoeg mensen te vinden die bietengeur minder waarderen. Sommigen ervaren de lucht zelfs als ronduit hinderlijk. Lees oude Noorderbreedtes er maar op na.
Nogal wat bewoners van de Groninger wijk Vinkenhuizen en de Schildersbuurt bijvoorbeeld klaagden jarenlang over stank. Volgens studentonderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen leidde die tot het nodige ‘chagrijn’. De bewoners ondervonden tijdens de bietencampagne hoofdpijn, slapeloosheid en misselijkheid. Hun klachten waren blijkens voornoemd onderzoek niet alleen te herleiden tot de rokende suikerfabrieken zelf, maar ook tot hun ‘dampende’ zogenoemde vloeivelden in de nabijheid.
De laatste jaren is qua bietenlucht veel verbeterd. De fabrieken hebben vanwege de strenge normering veel maatregelen genomen om (geur-)hinder te beperken. Met succes, lijkt het. De fabriek in Vierverlaten ontvangt volgens ‘plantmanager’ Bram Fetter gemiddeld nog maar één klacht per jaar. ‘Nu de locatie Groningen dicht is, zal de bietenlucht in de stad minder sterk zijn’, schat hij. Toch: ‘Vooral met noordwestenwind kan het niemand ontgaan dat de campagne van september tot januari in volle gang is.’
Fetter zelf omschrijft de ‘unieke’ geur van de campagne als een ‘lekkere, natuurlijke en zoetige lucht’. Het is, mailt hij, ‘het soort lucht dat goed past bij de herfst en de winter’. Fetter bracht zijn jeugd door in Zuid-Holland, ‘twee dorpen verwijderd van een andere, inmiddels gesloten suikerfabriek’. De lucht van die fabriek kan hij zich niet specifiek herinneren – de fabriek stond te ver weg. Wel staan hem de bietenvelden in de Hoeksche polders waarlangs hij dagelijks naar school fietste, nog helder voor de geest.
Bietenvelden noch bieten stinken echter. Suikerbieten geuren pas zodra zij in de fabriek worden verwerkt. Fetter: ‘De geur ontstaat door het drogen van pulp tot veevoer. Hij is het gevolg van de relatief hoge temperaturen waaraan de suiker en het organische materiaal in de pulp worden blootgesteld. De suiker karamelliseert als het ware en dat geeft de aangename touch aan de in basis ietwat muffere geur.’
Muf of niet, voor veel Groningers, zelfs voor de klagers, betekent de suikerbietencampagne een vleugje nostalgie. De herfst begint volgens velen inderdaad pas echt als de suikerfabriek gaat ruiken. ‘De geur hoort bij de stad’, hoor en lees je vaak. En: ‘De geur staat borg voor bedrijvigheid én werkgelegenheid.’ De ‘geur van welvaart’ komt kennelijk in verschillende gedaanten: ook in die van de suikerbieten.
De herfst begint pas echt, als de suikerfabriek gaat ruiken. Hoewel lang niet iedereen blij is met de muf/zoete geur, hoort die er volgers omwonende van de suikerfabrieken toch echt bij. Toch verdwijnt hij langzaam: sinds dit jaar zijn er in Nederland nog maar twee fabrieken die de geur van de herfst verspreiden.