De geur van (weide)gras? Eiko Jan Duursema aarzelt niet. Gras ruikt over het algemeen zoet. Aangenaam zoet zelfs. Maar je hebt gras en gras. De geur verschilt per soort en hangt af van de plaats en de tijd van de waarneming. Bodemgesteldheid en weeromstandigheden spelen eveneens een rol. Nat gras ruikt anders dan droog gras. Pas gemaaid of gedroogd gras (hooi) prikkelt de neus wéér anders. Idem: het aroma van industrieel, snel gedroogd gras. De geur daarvan wijkt weer af van gras dat enkele dagen op het land te drogen heeft gelegen.

Duursema is directeur van Groenvoederdrogerij BV Oldambt in Oostwold. Luzerne en gras zijn er de belangrijkste grondstoffen. Niet te missen is de onderneming. Van ver zijn de pluimen waterdamp uit strakke schoorstenen te zien die dit type plattelandsbedrijven karakteriseren. In de productiehal van Oldambt draaien twee droogtrommels met temperaturen tot 700 graden. Deze reusachtige ‘beschuitbussen’ vormen het begin van een industrieel proces dat snel gedroogde, voedzame diervoeders oplevert. Producten die volgens Duursema overal ter wereld in de vorm van pellets (buisjes van zes millimeter doorsnee), brokjes of balen worden voorgeschoteld aan koeien, paarden en huisdieren. Nederland telde in de twintigste eeuw vele tientallen grasdrogerijen, coöperaties van lokale boeren vooral. Door sterk gewijzigde economische en agrarische omstandigheden, strenge(re) milieueisen en fusies zijn er maar zes over. Noord-Nederland herbergt nog vier van deze bedrijven, twee in Friesland (Oosterwolde, Opeinde), een in Drenthe (Ruinerwold) en die van Duursema in Groningen. Duursema leidt de belangenvereniging van de bedrijfstak. Hij is tevens voorzitter van de ruim tweehonderd nog in heel Europa werkende drogerijen. Logisch dat we hem raadplegen over de geur van (weide)gras. Uit onderzoeken blijkt dat gras bij veel mensen hoog scoort als favoriete geur. Bovendien: als je nog érgens goed gras wilt of kunt ruiken dan is het wel in het weilandrijke Noord-Nederland. Met als voor de hand liggende locatie een grasdrogerij. Toch? Duursema leidt zijn bezoek zelf rond. Shovels schuiven partijen nat dampend gras de productiehal in. Het ruikt muf en kruidig rond de machines. De geur buiten is anders dan binnen. In de productiehal overheerst een droge, zoete lucht. In de opslagloodsen even verder op het fabrieksterrein hangen weer andere aroma’s. Er is daar sprake van een onverklaarbare paradox. Van dichtbij geuren de pellets, brokken, balen of bulkbergen groenvoer amper. In de hallen ruik je juist van alles. De boventoon voeren de geuren van gras (zoet) en luzerne (bitterzoet). De directeur zelf is liefhebber van de ‘pittiger’ geur van de eko-producten van zijn bedrijf. Biologisch droogvoer ruikt ‘superlekker’ dankzij meegeoogste kruiden en bloemen. Duursema: ‘Tien procent van onze productie is biologisch – een grasdrogerij kan alleen nog overleven als zij met haar tijd meegaat.’ Productdiversificatie is nodig. Oldambt introduceerde vanuit die gedachte tientallen jaren geleden al luzerne als milieuvriendelijke grondstof. Het diepwortelende luzerne hoeft niet te worden bespoten. Het gewas groeit ook prima zonder kunstmest; de plant maakt zelf stikstof aan. Tweederde deel van de Oldambt-productie is inmiddels afkomstig van luzerne. Met ruim honderd boeren op de zeeklei in het Noorden van Friesland, Groningen en net over de grens in Duitsland zijn daartoe contracten afgesloten. De drogerij beschikt aldus over een luzerneareaal van 1.500 hectare. Wie gras wil ruiken bij de drogerij in Oostwold krijgt er tegenwoordig de geur van luzerne ‘gratis’ bij. Is de toekomst van de (gras)drogerijen verzekerd? Duursema betwijfelt of alle tweehonderd bedrijven in Europa zullen overleven. Meer innovatie is nodig, meent hij. Te denken valt aan de productie van brandstofkorrels op basis van snoeihout uit natuurgebieden. Geef hem eens ongelijk. Eén verzoek echter: laat bij drogerijen de heerlijke lucht van gras ook in de toekomst behouden blijven.

Trefwoorden