Opvallend genoeg begint de documentaire Gerrit Krol, de zoon van de levende stad (2004) met beelden van Venetië. Maar al snel wordt duidelijk dat Krol geworteld is in een ander land en in een andere stad: Groningen. En terwijl we een shot zien van Gerrit Krol op oudere leeftijd, aarzelend met zijn pen boven het papier, brengt een vrouwelijke voice-over ons in de stemming om mee te gaan in de herinnering van de schrijver en nemen archiefbeelden het over; we gaan naar vroeger, naar de stad Groningen van begin jaren vijftig. En terwijl we kijken naar beelden van de trolleybus die door de Oosterstraat rijdt, mijmeren we mee met Krol: ‘Het was in het voorjaar van 1950 toen ik op een dinsdagmiddag op weg naar huis de Oosterstraat uitgekomen, de Grote Markt op liep. Het was marktdag en er was veel volk op de been en misschien zat het in de lucht, maar het lag zeker aan al die mensen die ik voor me zag, aan de Martinitoren, aan het stadhuis en er reed net een trolleybus de hoek om. Aan alles lag het dat ik plotseling dacht: wat typisch dat uitgerekend ik degene ben die deze stad beschrijven zal. In alle gemoede dacht ik dat. En pas veertien, vijftien jaar later schreef ik het boekje De zoon van de levende stad dat me op die dinsdagmiddag voor ogen moet hebben gestaan.’
In een gesprek voegt Krol daar aan toe: ‘Dat is wat het is: ik ben geheel een zoon van Groningen.’ De bekende schrijver wordt in de documentaire dan ook met nadruk neergezet als een stadgroninger. De betekenis van deze plek, zo blijkt, was groot, ook al woonde Krol veel in het buitenland. Hier werd hij geboren als persoon en als schrijver.
Dus zien we hem op zijn degelijke herenfiets langs het Van Starkenborghkanaal gaan, waar hij ooit over schreef. ‘Ik deed veel met dat kanaal, ik fietste er heen, deed alsof ik het voor het eerst zag, legde het uit aan de vreemdeling.’ De film reconstrueert vervolgens zijn leven als schrijver (naast zijn werk voor de NAM) via Amsterdam, Venezuela en Nigeria en terug via Venetië naar Groningen. Zelfgeschoten amateurfilms in kleur maken die uitstapjes extra exotisch wanneer Krol verhaalt hoe hij daar in Zuid-Amerika aan de kop van de Andes zijn boek over zijn jaren in Groningen anno 1950 voltooide.
De Beeldlijn-collectie
De aanpak is typerend voor nogal wat Beeldlijn- films: een noordelijke schilder, dichter of politicus portretteren door een verbinding te maken met de plek waar iemand werkt of vandaan komt en te analyseren hoe iemand is geworden tot wie hij of zij is.
Al zo’n 25 jaar maakt Stichting Beeldlijn zulke documentaires. Dit heeft een collectie opgeleverd van een kleine dertig films, kort en lang, registraties en analyses, waarbij sommige onderwerpen of personen meermalen langskomen. Al met al een reservoir van zo’n 25 jaar beeld en geluid dat onlangs is gedeponeerd bij het Gronings Audiovisueel Archief (GAVA). Het complete film- en videoarchief, inclusief het restmateriaal is inmiddels gedigitaliseerd en beschreven. Via de beschrijvingen, die de online catalogus van het GAVA toegankelijk maakt, zal al het Beeldlijnmateriaal raadpleegbaar worden.
Het is daarom een mooi moment om de waarde te meten van deze collectie. Dat gebeurt in een binnenkort te verschijnen boek.
Daarin staan twee vragen centraal. In hoeverre bieden Beeldlijn-documentaires interessante visies over uiteenlopende onderwerpen uit de beeldende kunst, literatuur, architectuur en de politiek in het Noorden? En in hoeverre kunnen we spreken van een typisch Beeldlijn-oeuvre? Interessant is ook de vraag in hoeverre we te maken hebben met een regionaal oeuvre. Vertellen de documentairemakers uitsluitend regionale verhalen? Deze laatste vraag stellen we hier aan de orde.
Kunstzinnige portretfilm
De algemene deler van de Beeldlijn-documentaires is de kunstzinnige portretfilm.
De films zijn altijd gebaseerd op degelijke research en veelal is er gebruik gemaakt van (eigen) archiefmateriaal, mondelinge overlevering, interviews en opnames van de kunstenaar aan het werk. Het kan hierbij gaan over een beeldend kunstenaar, een kunststroming, een musicus of een schrijver.
Beeldlijn zoekt in de onderwerpkeuze altijd de noordelijke relevantie en probeert ook het scheppingsproces onderdeel te maken van het portret. De laatste jaren heeft het zijn grenzen verlegd door niet alleen over kunst, maar ook over politieke figuren (Fré Meis, Ypke Gietma, Harm Hindrik Meijer), over historische plekken (Martinikerkhof) en over personen danwel onderwerpen in Friesland (A.S. Talma) en Drenthe (M. Vasalis) documentaires te maken.
In al die gevallen is het steeds zoeken naar een balans in het ingewikkelde krachtenveld waarmee elke regionale documentairemaker worstelt. Aan de ene kant wil hij typisch regionale verhalen vertellen die voor een zo breed mogelijk publiek interessant zijn en dat publiek via de regionale én landelijke televisie- uitzendingen bereiken. Aan de andere kant dient hij voor dit landelijke publiek de films zo te maken dat de regionale onderwerpen niet overheersen: hij moet er een meer universele thematiek in verwerken.
Koplands kippenhok
Zoals de Engelse scenarioschrijver Alan Plater al stelde: ‘De verhalen waar je het verst mee komt, zijn het diepst geworteld in hun eigen grond. Je kunt alleen echt universeel zijn als je plaatsgebonden en specifiek bent.’
Dit is het belangrijkste criterium en het is ook wat veel, zo niet alle Beeldlijn-documentaires doen.
Voor documentaires die schilders portretteren is dat niet zo ingewikkeld. Veel schilders zijn zichtbaar beïnvloed door het Groninger landschap, de stad, het licht of de lijnen van het lege land en dat kun je laten zien. De documentaire lijkt dan bij uitstek het middel om dat te laten zien, omdat ze een visueel medium is. In het geval van schrijvers geldt dit ook, al vraagt dit soort portretten meer van de filmmaker: hij moet beelden scheppen die de gedachtewereld van de schrijver voor de kijker in kaart brengen. Zoals bijvoorbeeld in de openingsscène van Rutger Kopland. Taal van het verlangen (2006). Deze documentaire begint met het beeld van Kopland die zijn tuin inloopt, waarna de camera hem volgt naar zijn tuinhuis, een voormalig kippenhok waar hij blijkt te werken als dichter.
Kopland toont zijn uitzicht: een prach tige bosrijke omgeving die ooit, zo vertelt hij, verder reikte toen er nog niet zoveel bomen stonden. Hier, zo licht hij toe, aan zijn bureau en met de blik naar buiten, zijn de meeste van zijn gedichten ontstaan. De dichter gaat zitten en leest een gedicht, geschreven met een vulpen, voor en terwijl de camera langzamerhand naar buiten door het raam een zoom maakt, neemt een vrouwenstem het over en verandert het perspectief van de man als ik, naar dat van de buitenstaander over hem. In het volgende shot zien we een hand die een penseel vasthoudt en die hand, licht trillend van de inspanning, verft langzaam woorden in grijs op een witte gekalkte muur. Later zullen we leren dat hier een gedicht van Kopland wordt aangebracht.
Het is deze opening van de Beeldlijn-documentaire die ons als kijker voorbereidt op wat komen gaat: een portret van een dichter en het zoeken naar een manier om dat scheppingp roces van zoiets abstracts als taal in beeld, in film vorm te geven. De film situeert Kopland – net als Krol eerder – in zijn eigen omgeving en in het buitenland: we staan in het Drentse landschap aan de rand van de stad Groningen, maar ook in Frankrijk en Wenen.
De landschappen dienen zich aan de dichter aan, waarop er een ervaring ontstaat die hij vervolgens in taal probeert te behouden.
Verscholen Vasalis
Ook in de meest recente Beeldlijnfilm, een schrijversportret van de dichteres M. Vasalis, speelt de plaats zo’n belangrijke rol. De film Sporen van Vasalis (2010) gaat over de periode dat ze in Drenthe woonde en werkte.
Ze was in die fase van haar leven nauwelijks nog actief als dichteres, althans ze publiceerde geen gedichten meer en schuwde de publiciteit. De film blijkt vooral een zoektocht naar die onbenaderbare vrouw die eens daar in dat prachtige huis in Roden woonde en waarvan de Rodenaren eigenlijk niet eens doorhadden wie ze was. Dat is ook het mooie van de film: die eindeloze scènes voor dat huis, verscholen in de bossen waar mensen naar wijzen, voor een dichte deur staan of op het bankje zitten te mijmeren over Vasalis en wie ze toch was. Dat huis wordt gaandeweg in de film, door het repeterende karakter steeds meer een metafoor voor het onbenaderbare en het onbereikbare. De gids van het verhaal, Ronald Ohlsen, komt nooit verder dan het stoepje voor de deur.
Existentiële ‘geworpenheid’
Zowel bij Krol, Kopland als Vasalis en andere geporttretteerden zien we het universele thema van het kunstenaarschap dat geworteld is in een specifieke regionaliteit.
Het menselijke wordt zo verbonden met de directe ervaring van de omgeving: vaak zijn dit landschappen, maar de sociale dimensie is van even zo groot belang.
Regionaliteit betekent voor een documentairemaker dan ook niet dat hij de loftrompet steekt over het plaatselijke landschap of de bevolking, maar dat hij probeert de mens in zijn unieke relatie tot zijn omgeving te ontdekken en verbeelden. Een filmmaker kan als geen ander audiovisueel materiaal inzetten om deze, bij Beeldlijn vaak kunstzinnige ervaring, over te brengen. Een filmmaker is, naast een kunstenaar, eveneens schepper wanneer hij in een portret de persoon in kwestie in zijn existentiële ‘geworpenheid’
weet vast te leggen en daarbij de kijker laat ervaren hoe de kunstenaar de wereld beschouwt en vormgeeft.
De wijze waarop de landelijke en regionale televisiestations in hun uitzendingen van elkaar verschillen, heeft te maken met de manier waarop een programma of film zich verhoudt tot zijn publiek. Wanneer de makers bij een regionaal onderwerp te veel de plaatsgebondenheid benadrukken, en de film zich daarmee bindt aan de plaats, is het risico groot dat hij alleen voor een lokaal publiek interessant is. Een universelere en abstractere thematiek, zoals betekenisgeving, menselijke relaties en emoties, zijn dan van ondergeschikt belang. Landelijke onderwerpen lijken omgekeerd minder oog te hebben voor de uniciteit van bevolkingsgroepen of regionale verschillen.
Verschillende lagen
Voor Beeldlijn is het van belang dat de ‘noordelijke’ aspecten weliswaar aan bod komen, maar dat de gehele film daartoe niet te reduceren valt. Dan wordt het provinciaals.
De film moet meer zijn dan de som van zijn (regionale) delen, meer lagen bevatten, het regionale en het universele laten zien, het vertrouwde en het vreemde, het kleine en het grote drama.
Het vergroten van de reikwijdte van een film gebeurt in sommige Beeldlijn-documentaires letterlijk: ze nemen de kijker mee de wijde wereld in. In de film van Krol kon het ook niet anders, want zoals de schrijver zelf stelt in de film: ‘Ik heb zo jong als ik was in Groningen gevoeld: ik moet hier weg. Als ik straks mijn school achter de rug heb, dan moet ik weg, want anders worden mijn vooroordelen gevoed.
Vooroordelen zijn vaste kluiten in je geest en die moeten oplossen en die lossen op als je in een ander deel van de wereld zit.’