Vroeger streed Willem van Toorn er, net als Jacques P. Thijsse, voor dat nieuwe ingrepen iets waardevols zouden toevoegen aan de leefomgeving, dat ze zich bewust en zorgvuldig zouden verhouden tot wat er al was. Hij wenste dat die omgeving bij alle (welkome) verandering een gelaagde en complexe mensenwereld zou blijven, verweven met en dienstbaar aan het leven van de bewoners. En hij liet graag zien dat dat ook heel goed kan, zelfs zonder afbreuk te doen aan brede welvaart, waterstaatkundige veiligheid en andere verworvenheden van het laatmoderne Nederland. En nu? Nu lezen we alleen nog een jammerklacht, een wanhopige schets van een in geestelijk en fysiek opzicht totaal afgetakeld heden, afgezet tegen een veel minder akelig verleden, dat overigens nooit bestaan heeft.

Heeft Van Toorn de moed verloren? Dat zou jammer zijn, want in de strijd tegen de lompheid van veel fysieke ingrepen, tegen de onderwerping (ook met ruimtelijke middelen) van mensen aan de terreur van ongebreidelde consumptie zou ik hem niet graag missen. Maar ook niet in het streven naar een landschap dat zowel expressie is ván als inspiratiebron vóór een levende cultuur. Daarom hieronder, ter bemoediging en opwekking, een wat andere kijk op verleden, heden en mogelijke toekomst.

Maar eerst even dit: Van Toorn maakt intensief gebruik van het woord ‘we’. Dat beneemt, overigens met groot retorisch effect, het zicht op de enorme diversiteit van wat mensen deden en doen, dachten en denken. Bovendien gebruikt hij het woord ‘we’ consequent overwegend positief als het over ‘vroeger’ gaat en overwegend negatief waar hij het heden de maat neemt. Dat verdraagt zich slecht met de notie van een levende cultuur, waarin het ‘we’ niet voorafgaat aan, maar steeds opnieuw en steeds anders aanwezig raakt in het ‘op tegenspraak gerichte debat’, in de woorden van Dorien Pessers, ook geciteerd in Van Toorns eigen verhaal. In de (oeroude) traditie van het pluralisme, waarnaar Pessers verwijst, gaat het niet om een gedeelde, gemeenschappelijke ervaring, maar om een gedeelde interesse in een bepaald onderwerp zoals ons landschap. Dat leidt tot uitwisseling van persoonlijke ervaringen en inzichten. Soms zal daarbij blijken dat een meerderheid in bepaalde opzichten ongeveer hetzelfde ervaart en vindt. Maar gelukkig zijn grote delen van onze leefomgeving nog altijd zo gelaagd, complex en veelduidig (evenals de mensen zelf) dat verschillende mensen dat landschap niet anders dan heel verschillend kunnen ervaren en interpreteren. Prachtig, want daardoor kunnen wij onszelf en elkaar laven aan een enorme rijkdom aan niet-collectieve kennis.

In feite zijn slechts twee dingen gemeenschappelijk.
In de eerste plaats datgene wat in al zijn complexiteit, gelaagdheid, veelduidigheid en zelfs raadselachtigheid om ons heen ligt, en dat wij met alle kracht moeten beschermen tegen kaalslag en vereenduidiging. En in de tweede plaats: het gesprek daarover. Landschap is niet iets waarvan een essentie collectief te benoemen of ervaren valt, landschap ontstaat steeds opnieuw waar mensen het de moeite waard vinden om het bij elkaar te kijken (te denken, te spreken), puttend uit het fysiek aanwezige en uit wat anderen er eerder in hebben gezien.

Dan het beeld van verleden, heden en toekomst. Anders dan Van Toorn veronderstelt, is nut en gewin al sinds de oertijd de belangrijkste en vaak ook enige drijfveer voor ingrepen in de omgeving. Het cultuurlijke aspect van het landschap is altijd in de allereerste plaats het bijproduct geweest van menselijke preoccupaties met nut, noodzaak, gewin en natuurlijk macht. Even makkelijk rekenden mensen ook weer af met wat daaraan niet meer dienstbaar was. Dat er al met al toch nog zo’n enorme hoeveelheid natuurlijke en historische informatie aanwezig is, komt vooral doordat een deel van die oude rommel niet geschikt was voor hergebruik en het onmogelijk, te lastig, te duur of niet nodig was om de rommel op te ruimen. Van aandacht of respect voor de rijkdom van het verleden was nauwelijks sprake, dat konden de mensen zich ook helemaal niet veroorloven. In die zin is een groot deel van wat wij nu eerbiedig ‘ons erfgoed’ noemen eigenlijk de mestvaalt van de geschiedenis, en is wat we nu om ons heen zien gebeuren de voortzetting van een oeroude traditie, zij het met technische kaalslagmogelijkheden waarvan onze voorouders alleen maar konden dromen.

Helaas kwam in onze cultuurgeschiedenis de brede aandacht voor de esthetische en verhalende kanten van het landschap net te laat: een groot deel was weggeruilverkaveld of, iets later, opgeofferd aan rechtlijnige ecologische, cultuurhistorische of esthetische concepten.
Er zijn altijd kleine groepen geweest die het zich konden veroorloven een leven te leiden waarin nut en noodzaak een ondergeschikte rol speelden, waarin geld en tijd konden worden besteed aan andere zaken, zoals (in Van Toorns woorden) ‘kabaal, seks en drank’, aan imponeergedrag en vertoon van slechte smaak. Lees Juvenalis en Tacitus er maar op na. Slechts een kleine minderheid van deze welgestelden had belangstelling voor kunst, reflectie, de beoefening der geschiedenis, de niet direct productieve aspecten van het landschap, het op tegenspraak gerichte debat over de goede samenleving, en (later) de emancipatie en economische en culturele verheffing van de overgrote meerderheid van de bevolking, die tot in de twintigste eeuw nog in de meest kommervolle omstandigheden verkeerde.

In West-Europa is het met die verheffing en emancipatie aardig gelukt. Het overgrote deel van de bevolking kan het zich intussen veroorloven geld, tijd en onderricht te besteden aan andere zaken dan overleven. Het hoeft geen verbazing te wekken dat ook onder deze groepen, net als vroeger onder de adel en de rijken gebruikelijk was, menigeen die extra middelen vooral besteedt aan kabaal, seks, drank, imponeergedrag en vertoon van slechte smaak, en dat (net als toen) listige ondernemers daarvan weten te profiteren via manipulatie van smaak en mode.

Onder die listige ondernemers vinden we ook de ontwikkelaars en ontwerpers op wie Van Toorn zijn pijlen richt: lifestyle-pushers en specialisten in kant-en-klaar aangereikte ervaringen, inclusief historische connotaties en wij-gevoelens.
Maar ook nu is er een minderheid van mensen die hun geld en tijd liever besteden aan zaken waar zijzelf, de democratische samenleving en de beschaving meer aan hebben. Die minderheid is numeriek vele tientallen malen groter dan vroeger. Evenals de in haar verzamelde kennis, ervaring, enthousiasme, scheppingskracht en liefdevolle aandacht voor gelaagdheid, complexiteit, menselijke maat en de betekenis van het niet-ontworpene. Dat geldt zeker ook voor tal van (jonge) onderzoekers, ontwerpers, ontwikkelaars, ondernemers en activisten die zich met het landschap bezighouden. En zelfs voor sommige bestuurders. Van Toorn doet deze grote groep van actieve cultuurdragers onrecht door ontwerpers, ontwikkelaars and the like eenzijdig weg te zetten als frontstrijders van de kaalslag. Toegegeven, er zijn heel wat ontwikkelaars en ontwerpers van het door hem gewraakte type, en hun macht is nog onevenredig groot, maar hij versterkt hun positie alleen nog maar door het enorme potentieel aan gevestigde en aanstormende tegenkrachten zo compleet te negeren.

Trefwoorden