Liever meer banen dan meer bomen’. Voorafgaand aan de Statenverkiezingen las ik in Drenthe her en der deze slogan. Hoe kortzichtig kun je zijn? In welke sector verdienen in Drenthe veel mensen hun brood? Precies. Recreatie en toerisme. En waarom komen al die recreanten en toeristen hiernaartoe? Vanwege de natuur. Even niet aan gedacht blijkbaar in het campagneteam van de VVD. Of gaan de liberalen blind voor groei? Waar dan ook en hoe dan ook?

In het gebied Roden-Leek zijn de plannen om duizenden woningen te bouwen nog niet van de baan. In de TT-Hall in Assen was kort geleden een beurs waarop bijna alle Drentse gemeenten zich presenteerden met de nieuwste uitbreidingsplannen. Gemeentelijke vertegenwoordigers deden alle mogelijke moeite potentiële huizenbouwers te bewegen toch maar vooral in hún gemeente te bouwen. Potloden, blocnotes, ballonnen en andere prullaria bedrukt met het gemeentelijke logo om de aandacht te trekken. Niks samenwerking. Niks afstemming tussen verschillende gemeenten. Elke gemeente werft nog altijd inwoners en bedrijvigheid voor binnen de eigen gemeentegrenzen.
Groei zit zozeer ingebakken in het dagelijks handelen van bestuurders dat het bij velen niet opkomt dit streven eens tegen het licht te houden. Ongeremde groei als leidend principe. Wie niet groeit, redt het niet. Als een bedrijf niet groeit, gaat het kapot. Altijd dus meer. Dan is het goed. Meer productie, meer asfalt, meer auto’s, meer huizen, meer van zo ongeveer alles. Het betekent ook meer olie, meer gas, meer van al die andere bodemschatten die gedurende miljoenen jaren zijn ontstaan en die we nu in hoog tempo opgebruiken om in onze behoefte te kunnen voorzien.
En nou is er ineens paniek. Nou gaat het over krimp. Dat zijn we niet gewend. Noord-Nederland loopt leeg. Hoe gaan we daar mee om? Perspectieven van met spaanplaat dichtgespijkerde woningen, leegstaande schoolgebouwen en winkels, in financiële nood verkerende dorpshuizen, een kwijnend verenigingsleven en een sterk vergrijzende bevolking dienen zich aan. Verpaupering alom. Waarom kijken bestuurders zo ongenuanceerd naar die krimp? Voorafgaand aan de Statenverkiezingen sloofden vertegenwoordigers van politieke partijen zich uit de veronderstelde ongerustheid weg te nemen. Een klushulpdienst, een wekelijkse servicebus, een krimpfonds, oproepbaar openbaar vervoer, breedbandinternet, experimenteerateliers en vele andere ideeën kwamen voorbij. En bijna niemand die hardop durft te zeggen dat er niet zoveel aan de hand is. Politici hebben het moeilijker met krimp dan de dorpelingen. Dankzij de mobiliteit redden die zich wel. Inwoners van dorpen waar voorzieningen verdwijnen, verpieteren niet. De afwezigheid van voorzieningen doet er niet altijd toe. Voor het koor en de voetbalclub was toch al minder belangstelling. Dat heeft minder met krimp dan met veranderde belangstelling te maken. Kleine dorpen verdwijnen niet, maar zijn juist aantrekkelijk. En ze blijven dat ook. Er is ook een andere kant van krimp. Ruimte voor natuur en landbouw, rust en veiligheid. Dat zijn zaken die een grote aantrekkingskracht hebben. Daarom blijven mensen in die kleine dorpen wonen. Daarom komen er nieuwe bewoners. We maken ons veel te druk over die krimp.

Trefwoorden