Noorderbreedte belicht dit jaar een aantal dichters voor wie het landschap een bron van inspiratie was of is. In deze aflevering een opvallende Drentse dichter en voordrachtskunstenaar: Egbert Hovenkamp.

We hebben een gemeenschappelijke achtergrond. Zaten lang geleden op dezelfde mulo in het Drentse Rolde. Egbert Hovenkamp (1953) woonde in Schoonloo en ik in Grolloo. Samen fietsten we naar school. Bij mij in het dorp woonde Harry Muskee. Tweede helft jaren zestig. Cuby & the Blizzards braken door. Desolation en Groeten uit Grollo natuurlijk. Ik had nog niet zoveel met die muziek. Dat kwam pas later. Voor Egbert lag dat anders. ‘Het was mijn wereld. Dat voelde ik meteen. Maar ik was te jong om er deel van uit te maken. Ik bladerde af en toe door tijdschriften als Muziek Expres, Tuney Tunes, Hitweek en Aloha en daarin zag ik foto’s van mensen die ik ook in Grolloo weleens tegenkwam. Willem de Ridder, John Mayall, Johnny the Selfkicker en Eddy Boyd.’
Het viel Egbert op dat ze zich anders kleedden dan hij gewend was. Een andere haardracht ook. ‘Het waren mensen, net als de muzikanten van Cuby & the Blizzards, die een weg bewandelden die ik ook wenste te gaan, maar ik bevond me nog maar net aan het begin van die weg. Toch was ik er al snel van overtuigd dat het kón wat ik wilde. Vanaf die tijd ben ik mijn eigen pad gegaan. Heb ik mijn eigen keuzes gemaakt.’
Tot op de dag van vandaag heeft hij geen boodschap aan wat anderen van hem vinden. Dat ze hem een overjarige hippie vinden bijvoorbeeld. ‘Veel mensen zijn in de loop der jaren hun idealen kwijtgeraakt. Ik niet. Ik leef mijn idealen. Elke dag opnieuw.’ Het Grolloo uit de hoogtijdagen van Cuby & the Blizzards is tegenwoordig trouwens terug te vinden in het in 2011 geopende C+B Museum in het dorp. Het is gevestigd in het boerderijtje waar Harry Muskee destijds woonde. Wie er binnenstapt komt in een wereld die bepalend is geweest voor wie Hovenkamp nu is. ‘Cuby zung hier zien blues’ schrijft hij in het Drentstalige gedicht ‘De weg’, waarin hij verwoordt hoe ook Drenthe mee is gegaan in de vaart der volkeren. ‘’t Ontgunnen veen wör ontsmet laand.’

De optredens van Egbert zijn een belevenis. Dat komt vooral door zijn prachtige voordracht. En natuurlijk die stem. Zijn opvallende uiterlijk is een extraatje. Steeds vaker treedt hij op. In Drenthe, maar ook ver buiten de provinciegrenzen. Werk van hem – in het Drents en in het Nederlands – is te vinden in verzamelbundels. Deze zomer verschijnt een tweede cd met zijn poëzie onder de titel Aarde. In 2008 publiceerde Egbert Kolde Tocht, een vertaling in het Drents van Die Winterreise van Wilhelm Müller, vooral bekend geworden nadat Frans Schubert de gedichten op muziek had gezet. Hovenkamp was tussen 2008 en 2010 stadsdichter van Assen en in 2011 gemeentedichter van Aa & Hunze. Hij maakt graag gelegenheidsgedichten. Ter Plekke Poëmen noemt hij dat soort werk. Hij doet het ook wekelijks als afsluiting van Podium, een cultuurprogramma op Radio Drenthe en twee of drie maal per maand in Dit is de dag, een actualiteiten-programma op Radio 1. Voor een geintje is hij altijd in. Zo is er een T-shirt op de markt gebracht met de volgende opdruk van zijn hand: ‘As Drent binj altied stoned, umdaj tuschen hunebedden woont.’

‘Ik houd van het Drentse landschap,’ zegt Egbert Hovenkamp desgevraagd. ‘Ik ben een romanticus en kan met verlangen terugdenken aan de Drentse dorpen zoals ik ze heb gekend in de jaren vijftig en zestig. De oude boerderijen. De rommelerven met af en toe een scheefgezakt schuurtje. De verbondenheid van de inwoners. Tegelijkertijd weet ik dat het nu mooier lijkt dan het vroeger was. De sociale controle. Zo’n vriendelijk ogend dorp was ook een gevangenis.’
Egbert groeide op tussen de bossen in de buurt van Eext. Zijn vader was bosarbeider. Later werd hij boswachter. ‘De liefde voor de natuur heb ik van huis uit meegekregen’, zegt Egbert. ’Toen ik vier was verhuisden we en woonde ik echt midden in het bos. Ik ben niet zo iemand die voor alles de namen kent. Ik geniet vooral van de sfeer in het bos, de stilte en de ruimte. En de geur niet te vergeten. Het bos is voor mij een synoniem voor vrijheid en een onuitputtelijke inspiratiebron. Dan zit je in Drenthe op de goede plaats.’

’t Balloërveld. Kampsheide. Het stroomdallandschap van de Drentsche Aa. Het zijn plekken waar Egbert Hovenkamp graag komt. ‘Nog altijd hangt hier de atmosfeer van siep, schaop en scheper. Drenthe is nog zo authentiek doordat het tempo van de veranderingen hier laag ligt. Het is nog niet nodig alles hier te asfalteren. Overal dringt het fraaie landschap zich op. Ik ontkom niet aan het landschap.’ Toch zal deze dichter niet de barricaden op gaan als waardevolle landschapselementen in het voortbestaan bedreigd worden. ‘Ik kijk oordeelloos naar wat er gebeurt. Volg de ontwikkelingen en schrijf erover, maar maak me niet druk over de veranderingen. Als het landschap verandert dan moet dat zo zijn. Dat is door de eeuwen heen altijd zo geweest. De oude Drentse dorpen zijn ook gebouwd op plaatsen waar eerst natuur was. Ik vind wél dat plannenmakers tegenwoordig te rigoureus ingrijpen. Er is geen sprake meer van een organische ontwikkeling.’

Begin oktober 2010 verbleef Egbert Hovenkamp een week in een huisje in Schipborg, in een zogenaamd arthouse, op vijftig meter afstand van de meanderende Drentsche Aa. Het resultaat van zijn verblijf is te horen op de cd Músarrindill.

Het heen

De Woordenvanger van Stamelen
at het landschap tot coupletten
van zijn LevensLied;
hoe natuur
kunst het nakijken geeft
hoe namaak
niet aan de bomen kan tippen
hoe vogelgeluidjes
hoe wind in de, kromgebogen, eik
hoe verte niet in twee ogen past
hoe ruisend gras fluistert
van onvergeetbare verhalen
hoe dit bankje de zandweg meubileert
hoe de kikkers vertellen van levenslust
en boven-al
hoe de zon de aarde kust

(Fragment van de cd Músarrindill van Egbert Hovenkamp met muziek van Leonardo.
Assen/Groningen 2011)

Trefwoorden