Natuurlijk, de meeste gebouwen zijn van steen, of baksteen, of glas en staal. Maar gebouwen kunnen ook van paraplu’s zijn, of van met zand gevulde Turkentassen, of zelfs van het meest vergankelijke van alle materialen: zeepbellen. Ze bestaan – het Amsterdamse bureau DUS Architects heeft ze niet alleen bedacht, maar ook uitgevoerd. Of beter gezegd, ze hebben bestaan, want ze waren tijdelijk.
Tijdelijkheid: het is de nieuwe mantra van de architectuur en de stadsontwikkeling. Noodgedwongen, want de economische crisis heeft tal van bouwplannen stilgelegd. Kavels blijven voor onbekende tijd onbebouwd, ruim zeven miljard vierkante meter aan kantoren staat leeg. Volgens het Innovatienetwerk ligt ruim 35.000 hectare grond er ongebruikt bij, die overheden of projectontwikkelaars hadden aangekocht voor woningbouw, infrastructuur, bedrijventerreinen of ontgrondingen. Met een voor Nederland verrassende snelheid en wendbaarheid blijken daar allerlei andere dingen mogelijk: een ligweide, een buurt(moes)-tuin, een concertpodium, een klimmuur, studentenwoningen in containers, alles kan. Zelfs de natuur blijk je tijdelijk te kunnen inzetten, of toelaten, om die daarna net zo snel weer op te doeken als een echt, officieel gebruik zich aandient.
Met zijn lichtvoetige ontwerpen laat DUS zien welk een fantasierijke bouwsels mogelijk zijn als je niet van steen en staal uitgaat. De constructie van rode paraplu’s was een feesttent die het bureau voor één avond op straat in Rotterdam opbouwde rond een lantaarnpaal. De naam: Bucky Bar, naar Buckminster Fuller, de Amerikaanse visionaire architect die met koepels bouwde. Met die Turkentassen bouwde DUS een mobiel hotel, één kamertje groot, met de naam Gecekondu. Dat betekent in het Turks ‘in één nacht opgetrokken’, en verwijst naar de wet die bepaalt dat wie een huis in één nacht kan bouwen, er mag blijven. Volgens DUS bestaat inmiddels zeventig procent van megastad Istanbul uit dergelijke illegale bouwsels. En voor de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam bedacht het bureau dit jaar een gebouw van zeepbellen. Lichter en tijdelijker kan niet.
Kansen voor burgers
De opvlammende liefde voor het tijdelijke heeft twee oorzaken. De belangrijkste is de huidige ongenadige economische realiteit. Overal zijn plannen voor nieuwe gebouwen en de ontwikkeling van nieuwe wijken stilgevallen omdat er geen geld is. Dus proberen de eigenaren van leegstaande kantoren en gribuskavels met nare hekken en zwerfafval zolang iets anders te verzinnen, iets wat misschien geen geld oplevert maar op z’n minst de verloedering tegenhoudt. En wat jouw bezit op de mental map van de stedeling zet als een plek waar iets interessants gebeurt.
En wat blijkt dan? Als de planning ineens geen zaak meer is van alleen planners, als de hekken opengaan en zomaar iedereen een idee kan opwerpen en het misschien ook nog kan uitvoeren – dan blijken er enorm veel ideeën en wensen te leven bij (potentiële) gebruikers. Bottom-up initiatieven, heten ze, en ze zijn mede mogelijk dankzij de snelle communicatie via internet en sociale media, die zorgen voor nieuwe netwerken en samenwerkingsverbanden.
Dat is de tweede reden waarom iedereen ineens gecharmeerd is van het tijdelijke: niet alleen lost het zolang een probleem op, het biedt ook de mondige burger de kans zich een stukje van zijn omgeving toe te eigenen. Dat is iets nieuws in het Nederlandse systeem van ruimtelijke ordening, dat van oudsher top-down is en weinig ruimte biedt voor inbreng van losse individuen. Er zit zelfs een element van een volkse opstand in: de hoge heren krijgen het niet meer voor elkaar, nu is de burger aan zet.
Helemaal nieuw is tijdelijk gebruik uiteraard niet. Alle gebouwen voor Wereldtentoonstellingen zijn sinds de eerste in 1851 in Londen – zelfs het Crystal Palace! – tijdelijk geweest, of al zodanig bedoeld. Tegenwoordig kennen we het vooral uit de wereld van de evenementen en de vrije tijd: een beachvolleybaltoernooi op de Dam, een surfersdorp van containers bij Scheveningen, strandtent Blijburg die op het zand van IJburg mag staan zolang de volgende bouwfase van de nieuwe wijk op zich laat wachten. De kraakwacht kun je ook zien als een vorm van tijdelijke bewoning.
Maar tijdelijkheid als een strategie voor de stedenbouw is wel nieuw. Tom Bergevoet en Maarten van Tuijl van architectenbureau temp., dat zoals de naam al zegt zich hierin heeft gespecialiseerd, spreken het liefst van ‘improvisatie’. De bouwregelgeving blijkt het begrip ‘tijdelijke bouwvergunning’ te kennen, dat het mogelijk maakt voor een beperkte periode af te wijken van het geldende bestemmingsplan. Daarbij hoort ook een kortere exploitatieperiode en dus een snellere terug-verdientijd. ‘Het ligt voor de hand daarom te zoeken naar goedkopere oplossingen dan we gewend zijn’, aldus temp. ‘Wat vooral nodig is, is een mentaliteitsomslag en de bereidheid om bij braakliggende locaties naar minder voor de hand liggende middelen te grijpen
dan men tot voor kort gewend was bij gebieds-ontwikkeling.’
Coproductie
Gaandeweg hebben gemeenten de tijdelijk-heid omarmd. Iets wat als een noodoplossing begint, kan de weg wijzen naar een ‘echte’ oplossing. Zo zat de gemeente Groningen met een leeg gebied in het Ebbingekwartier, aan de rand van de binnenstad, vertelt Hiltje van der Wal van Economische Zaken. ‘Een aantal ondernemers uit de Ebbingestraat kwam met het plan voor een outlet center daar. Al pratend, en onder begeleiding van Jeroen Saris van BV De Stad, is het idee ontstaan om het tijdelijk in te richten als creatieve zone, het Open Lab.’ De gemeente probeerde het medisch centrum van de universiteit erbij te betrekken. Dat lukte pas toen besloten werd tijdelijke gebouwen met wisselend gebruik toe te staan – toen was de universiteit er als eerste bij om extra collegelokalen te bouwen.
Nu staat er een aantal tijdelijke gebouwen met daarin kinderopvang, enkele woningen, studentenhuisvesting, een infocentrum en een kunstenaarscollectief met expositieruimte en ateliers. ‘Dit is mede een succes geworden dankzij het nieuwe fietspad’, vertelt Van der Wal. ‘Dit Ciboga-terrein was altijd een barrière tussen de Oosterparkwijk en de binnenstad. Je moest er omheen fietsen en mensen kenden het niet. Nu ze er dwars doorheen fietsen zien ze hoe dicht bij de stad het ligt.’
Ook Amsterdam zoekt het tijdelijke gebruik actief op. ‘Door de economische crisis liggen er meer dan 150 bouwprojecten stil, zowel nieuwbouw als stadsvernieuwing’, zegt Jurgen Hoogendoorn van het ontwikkelingsbedrijf. ‘Er staat een heel maatschappelijk netwerk klaar om dit op te pakken.’ Samen met bureau temp. stelde de gemeente een leegstandskaart op en riep bewoners op om ideeën in te sturen. Er zijn negentig ideeën binnengekomen, voor moestuinen, speelplekken, een reizende camping en een evenemententerrein aan de Zuidas – een plan van de gemeente zelf. Er zijn al tuinen aangelegd in Nieuw-West, in Zuidoost komt er een speeltuin met bamboebos. Hoogendoorn: ‘Den Haag en Leidsche Rijn zijn dit ook gaan doen en we hebben met Rotterdam erover gesproken. Het is een interactief proces waarin de samenleving en de overheid coproducenten zijn.’
Tijdelijke natuur
De meest uiteenlopende plekken blijken zich voor tijdelijk gebruik te lenen. In Maastricht is er sinds dit voorjaar een tijdelijk park, het Sphinxpark. Tot 1 juli volgend jaar ‘ontwikkelen’ REcentre, platform voor duurzaam design in de Euregio Maas-Rijn, NAiM/Bureau Europa en Marres Projects dit park op een ommuurd en verwilderd terrein naast het Eiffelgebouw van de voormalige Sphinxfabriek. Een van de deelnemers aan het project is Bee Collective, een initiatief dat bijenhouden in een stedelijke omgeving wil stimuleren.
Op de Zuidas, de chique kantoorlocatie van Nederland bij uitstek, komen ook niet alle kavels vol. Een is al meermalen op verschillende manieren tijdelijk ingevuld, onder andere met een maïsveld en een tennisbaan. De maïs is op dierendag geoogst door varkens van een boerderij uit de omgeving, waarna de kavel een kruidentuin werd voor een nabijgelegen restaurant.
Zelfs de natuur, die voor velen toch een zekere eeuwigheidswaarde vertegenwoordigt, kan een tijdelijke functie worden, bleek bij de presentatie vorig jaar van het innovatieprogramma Tijdelijk Anders Bestemmen. ‘Vaak gaat het om voormalige landbouwgronden of opgespoten terreinen waarvan de natuurwaarden bij aankoop of aanleg gering zijn’, zegt Nico Beun van het Innovatienetwerk. ‘Daar kun je voor een beperkt aantal jaren natuur ontwikkelen. Maar de huidige wet- en regelgeving houdt dat tegen. Daarmee doen we onszelf in ecologisch en recreatief opzicht tekort.’ Om te voorkomen dat een grondeigenaar alsnog zijn plan ziet stranden op een rugstreeppad of een koren-wolf moet hij ontheffing van de Flora- en Faunawet aanvragen. Dat is gebeurd bij de haven van Delfzijl, waar Groningen Seaports op tweehonderd hectare tijdelijke natuur wil toestaan
Vrolijke deugd
Zo sympathiek als tijdelijk gebruik is, een panacee is het niet. Zo is het geen structurele oplossing voor leegstand, bijvoorbeeld van de inmiddels ruim zeven miljard vierkante meter leegstaande kantoren. De Amsterdamse Academie van Bouwkunst wilde afgelopen december haar winterworkshop houden in het ooit riante pand van verzeke-raar Winterthur langs de ringweg. Een paar weken lang zou dat een bruisend middelpunt vormen voor ideeën over wat je allemaal met zo’n gebouw kunt doen. Maar gelijk de eerste avond kwam er een reality check van de eigenaar. ‘Iedereen, ook de creatieve sector, vraagt tegenwoordig om een gebouw dat energiezuinig is, snel internet heeft en duurzaam is’, zei Mark Brentjes van project-ontwikkelaar Breevast. ‘Om dat te kunnen bieden in een gebouw uit de jaren zestig moet je heel veel investeren. En er stáát al zo veel leeg.’
Eigenaren schromen soms om tijdelijk gebruik toe te staan, uit angst dat ze de gebruikers niet meer weg krijgen als zich straks een vaste, hopelijk lucratiever afnemer aandient. Groningen heeft dan ook heldere afspraken gemaakt. De grond blijft van de gemeente en de gebruiker krijgt die voor vijf jaar in bruikleen, met als voorwaarde dat die hem weer schoon oplevert. Van der Wal van Economische Zaken: ‘Als er leuke dingen uit voortkomen die iedereen wil voortzetten dan zijn er braakliggende terreinen genoeg, zoals het Suikerunieterrein’ (zie kader pagina 6).
Er zullen vast over een paar jaar rechtszaken komen waarbij de ene partij zich beroept op de afspraken over tijdelijkheid en de andere op bewezen succes en verworven rechten. Maar voor het moment heerst er een soort euforie rond die tijdelijkheid en de ruimte voor nieuwe initiatieven van onderop die ze biedt. Het valt te hopen dat de lessen die we hieruit trekken, juist níet tijdelijk zijn. Dat als de economie weer aantrekt, de eigenaren, projectontwikkelaars en gemeenten niet net zo snel weer vergeten dat ‘de mensen’ ook ideeën hebben en zelf bij hun omgeving betrokken willen zijn. De tijdelijke stad: zelden is er in de architectuur en stedenbouw van de nood zo’n vrolijke deugd gemaakt.
1 Floriade
Groningen is één van de vier kandidaten die een bidbook mogen maken voor de Floriade 2022. Uiterlijk 1 juli moet de stad haar offerte voor het zes maanden durende evenement hebben ingeleverd. Op 1 oktober, bij de sluiting van de nu lopende Floriade in Venlo, wordt bekend of Groningen de concurrenten Amsterdam, Almere en Boskoop heeft verslagen. De locatie die Groningen voor de tienjaarlijkse mondiale tuinbouwtentoonstelling in gedachten heeft, is het liefst 125 hectare grote, voormalige terrein van de Suikerunie. De gemeente kocht het sinds 2011 zo goed als braakliggende en afgesloten gebied met het oog op de verre toekomst. Want mede door de economische crisis en de malaise in de woningmarkt ziet de stad nu geen mogelijkheden om het terrein de komende vijftien jaar een definitieve bestemming te geven. Groningen schreef daarom vorig jaar een prijsvraag uit voor de tijdelijke invulling van de betonnen vlakte met enkele resterende fabrieksgebouwen en uitgestrekte vloeivelden langs de westelijke ringweg. De jury besloot vijftien ideeën te laten uitwerken. Tot de voorstellen behoren volkstuinen, restaurants, een hondenpark, camperplek, huttendorp, evenementenlocatie en een vanuit de ruimte zichtbare opstelling van zonnepanelen in de vorm van de Martinitoren. Daar is dus nu de Floriade-optie van de gemeente zelf bijgekomen. Groningen denkt hoge ogen te gooien omdat de stad zich het evenement breder voorstelt dan als alleen maar tuinbouw. Het gemeentebestuur wil heel eigentijds ook aandacht besteden aan thema’s als gezond ouder worden, energie en waterbeheer. Nu maar hopen dat de crisis na afloop van de Floriade voorbij is en het terrein van de Suikerunie permanent floreert als bruisend stadsdeel.
2 Havennatuur
Welke bijzondere dier- en plantensoorten zijn te verwachten? Natuur- en milieu-adviseur Monique van den Dungen noemt spontaan de vestiging van de grauwe kiekendief en de komst van bijzondere orchideeën. Plus: verschillende soorten vleermuizen uit de omgeving die vrijelijk over het nog braak liggende deel van industrieterrein Oosterhorn bij Delfzijl blijven vliegen. Eigenaar van deze bijna tweehonderd hectare aaneengesloten gronden is Groningen Seaports, Van den Dungens werkgever. Het havenbedrijf vroeg begin dit jaar aan het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie om het gebied te mogen bestempelen als (grote) locatie met tijdelijke natuur. Het voordeel van deze nieuwe ontheffingsregeling is tweeërlei. Bijzondere planten en dieren op braakliggende industrieterreinen worden niet langer bestreden. Ertegenover staat dat eigenaren hun gronden niet gehinderd door natuurwetgeving kunnen exploiteren zodra zich er bedrijven willen vestigen. Bij het ter perse gaan van deze Noorderbreedte was nog niet duidelijk of Groningen Seaports de ontheffing tijdelijke natuur voor Oosterhorn in de wacht had gesleept. Van den Dungen voorzag evenwel geen problemen. De bedoeling was en is, meldde zij, om de tweehonderd hectare nog dit jaar gereed te maken voor tijdelijke dan wel bijzondere natuur. Het terrein wordt daartoe zo veel mogelijk ongemoeid en dus ‘ruig’ gelaten. Met een uitzondering dan. Groningen Seaports wil het gebied ‘wel een beetje boomvrij houden’. Want in extra ‘bosbouwkosten’ heeft het bedrijf geen zin. Nu niet. Tussentijds niet. En ook niet wanneer de status van tijdelijke natuur volgens de ontheffing in principe na tien jaren eindigt. Hoewel? In bepaalde gevallen mag daar nog eens tien jaar aan worden toegevoegd. Zo ver zal Groningen Seaports het echter niet willen laten komen.
3 Bruisende gevangenis
Eeuwenlang een van Nederlands bekendste gevangenissen, nu een bruisend, deels museaal cultuurcentrum met – in 130 cellen – muzikanten, kunstenaars en andere mensen met een creatief beroep. Het karakteristieke Blokhuispoortcomplex in de binnenstad van Leeuwarden is een ware ‘bruidsschat’ voor de stad. Zo noemt althans wethouder Henk Deinum het 16 duizend vierkante meter grote rijksmonument. Wat zou het mooi zijn, zegt hij, als de Rijksgebouwendienst, de verkopende eigenaar van het complex, niet uit is op de hoofdprijs. Want noch Leeuwarden zelf, noch de provincie Friesland zit goed bij kas. Beide overheden moeten de komende jaren vele miljoenen euro’s bezuinigen. De voormalige gevangenis doet als gezegd nu dienst als cultureel centrum. Maar alle gebruikers en bezoekers weten: deze bestemming sinds april 2008 is tijdelijk. Rendabel is de huidige opzet namelijk niet. Het rijk legt naar verluidt enkele tonnen per jaar toe op de exploitatie van het complex en wil ervanaf. Verkopen dus. Maar aan wie, hoe en met welke definitieve bestemming? Vorig jaar vond daarom een ‘marktconsultatie’ plaats. Hoofdconclusie van de vele professionele respondenten: verkoop de Blokhuispoort niet duur (‘lage financiële instapdrempel’) in één keer aan één marktpartij, en realiseer er gefaseerd een mix van maatschappelijke functies. Zo staan de zaken er thans voor. De gemeente en de Rijksgebouwendienst zijn aan zet om een financieel haalbare herbestemming van de historische locatie verder vorm te geven. Daar gaat ongetwijfeld de nodige tijd overheen. De huidige ‘bewoners’ van het complex hoeven kortom nog niet uit te zien naar andere huisvesting. En wie weet kunnen ze na de verkoop de voormalige gevangenis blijven bevolken. In vergelijkbare gevallen elders in het land is dat eerder vertoond.
Jelle Leenes
Tracy Metz is journaliste bij NRC Handelsblad en auteur van het boek Zoet&Zout. Water en de Nederlanders (Nai Uitgevers 2012)