Het is misschien wat vreemd om een allereerste voorwoord te beginnen met een waarschuwing, maar het is voor uw eigen bestwil: doe het niet! Zoek de plekken uit uw jeugd niet op! Zelf zocht ik naar ons ‘landje’. Heeft niet ieder kind een landje? Een veldje? Een bosje dan? Een kleine vrijstaat, achter de laatste straat van de nieuwbouwwijk. Alleen de echte geluksvogels wonen op een boerderij.

Ons landje was een driekantig grasveld tussen een nieuwe bejaardenflat en een oude boerderij. Zo’n op de tekentafel overgeschoten stukje grond. Te klein voor nog een straat, te groot voor een plantsoen. In mijn herinnering was het een paradijs. En natuurlijk was het ook altijd zomer op het landje, zo gaat dat met herinneringen. Alle kinderen uit de buurt speelden er. We deden wat iedereen op landjes doet: hutten timmeren en vlotten bouwen en ruziemaken met de kinderen uit een andere straat. Of, vredelievender, bloemen plukken voor onze moeder. Die ze dan enigszins besmuikt op een kast wegzette, onzichtbaar vanaf de straat. Wisten wij veel dat zwanenbloemen beschermd waren.

Eigenlijk deden we alles wat nu ‘in’ is in ruimtelijke-ordeningsland: wij gebruikten het landje tijdelijk. En we deden er alles wat maar mogelijk was. In dit zomernummer van Noorderbreedte breekt Tracy Metz een lans voor het fenomeen ‘tijdelijkheid’: tijdelijke invulling van leegstaande gebouwen en braakliggende terreinen, als oplossing voor de economische crisis. Ze spreekt de hoop uit dat we de lessen van de tijdelijkheid niet vergeten als het weer wat beter gaat met onze economie omdat ze zoveel creativiteit losmaakt en ruimte geeft voor initiatieven van ‘onderop’.
Denkt u nog eens aan uw landje (of veldje of bosje) als u vanavond met uw hond langs dat saaie stukje gemeentelijk schaamgroen loopt. Ziet u al die mogelijkheden? Maakt het niet het kind in u wakker?
Tijdelijkheid is van alle tijden. Zo heeft mijn landje het niet gered. De boerderij is gesloopt en er is een saaie straat aangelegd. Ik was zo dom om het op te zoeken.

Trefwoorden