De ontdekking van Monnikelangeoog begint met Yvonne Nijlunsing, houtrestaurateur in Den Andel. Na jaren huis en erf alleen bemand te hebben, besloot ze een uitwijkplaats te maken toen Ben in 2000 bij haar introk. Ze timmerde een dakkapel op de zolder boven haar werkplaats. We zitten er aan een tafel bij het raam. Buiten groene akkers zover je kunt kijken; het typische open Groninger landschap met aan de einder de deltahoge Waddendijk. ‘Je kunt hier zo ver kijken. Ik dacht: Wat zouden de mensen hier vroeger gezien hebben? Daar begon de verbazing: niemand kon het haar zeggen. Ze ging op onderzoek uit. ‘In de bibliotheek las ik over het voormalig eilandje Bosch, dat hier precies boven had gelegen.’ Roeli Broekhuis, directeur van het Museumhuis in Groningen, stimuleerde het duo verder te zoeken. Zij zag in een verdronken eiland een mooi thema voor een tentoonstelling in museum Het Hoogeland in Warffum. Zo werd de Stichting Verdronken Geschiedenis geboren.
‘Vanaf dat moment liep het project voor ons uit’, schetst Nijlunsing de dynamiek die loskwam. Allerlei mensen sloten zich aan: getijdenexperts, geologen, wadecologen, biologen, archeologen, historici, wadlopers, bewoners en vissers. Mensen van zeer diverse pluimage die ook zeer verschillend in het leven staan. Soms spreken ze letterlijk een andere taal, maar ze worden allemaal gedreven door dezelfde hartstocht: het wad. In die diversiteit schuilt het geheim van de recente vondsten. ‘Wat ons bindt is passie voor het gebied. Omdat we graag op het wad zijn, houden we het vol met elkaar.’ Zodra Nijlunsing een mailtje stuurt dat er misschien sporen te vinden zijn in een net opengebroken wadgeul, staan de leden paraat, met grondboren, oude kaarten en stroomschema’s in een waterdichte rugzak. Een geoloog laat zich voeden door een wadloper die al vijftig jaar de geuldieptes afmeet aan zijn eigen lichaamslengte. Zo kwamen ze ook het verdwenen eiland van de monniken op het spoor.
‘Albert Oost, onze geomorfoloog, snapte maar niet waarom in de oostelijke Waddenzee kleinere eilanden liggen en niet één lang eiland’, vertelt Nijlunsing.
Twee kloosters
‘We denken in vaste patronen’, zegt historicus Hidde Feenstra, thuis in zijn monumentale huis in Warffum. ‘Dat moet je soms kunnen loslaten.’ Een klein decennium is hij nu bezig met de geschiedenis van het oostelijke waddengebied tussen de Eems en de Lauwers. Tussen het huidige Schiermonnikoog en het Duitse eiland Borkum liggen nu Simonszand, Rottumerplaat en Rottumeroog. Maar er zijn meer tijdlagen en daar is hij nieuwsgierig naar. Met de andere experts van Verdronken Geschiedenis viste hij zeven jaar geleden in datzelfde gebied Bosch op en nu is er dus een nieuwe vondst: het waddeneiland Monnikelangeoog. Het huidige Rotterumeroog kan het staartje van dat lange eiland geweest zijn.
De oudste aanwijzing die Feenstra tot nu toe vond voor het bestaan van Monnikelangeoog dateert uit de dertiende eeuw. Die vertelt dat een eiland eigendom is van de dorpen Uithuizen (voor driekwart) en Eenrum (de rest) in het noorden van Groningen. Waarschijnlijk was het eiland toen zo’n twaalf tot vijftien kilometer lang; de afstand tussen Eenrum en Uithuizen. In de dertiende en veertiende eeuw diende het kweldergebied als weidegrond. De grotere kloosters ontgonnen in die tijd de veengebieden en groeven turf, ze handelden met Hanzesteden aan de Noord- en Oostzee. Voor de monniken – en de inwoners van de stad Groningen – was dat grote eiland voor de kust belangrijk om het zeegat te bewaken. Daarom komt Monnikelangeoog in bezit van twee kloosters. Op een zeekaart uit 1544 is het lange Groningse eiland echter verbrokkeld geraakt in kleinere eilanden. Daartussen is een zeegat ontstaan dat snel groter werd: het Schild.
De oude archieven leveren veel informatie, maar ze wekken ook verwarring. Namen zijn niet eenduidig; zo wordt Schiermonnikoog ook wel Werneroog genoemd. Vanaf zee gezien kregen eilanden en zandplaten soms een andere naam dan vanaf het vasteland en kaartenmakers tekenden een eiland weleens verkeerd in. Verder waren eigendomsrechten niet altijd helder afgebakend. Voor zover er bronnen zijn, gaan die vaak over zulke onduidelijkheden en de twisten die daar het gevolg van zijn. Daarom wil Feenstra binnenkort naar Hamburg. Daar ligt in de archieven een oude zeilaanwijzing die met de kennis van nu wellicht aanknopingspunten biedt voor het bestaan van Monnikelangeoog. Hij wil die met eigen ogen lezen in de oorspronkelijke taal.
Puzzelstukjes
Sinds kort is het bestaan van Monnikelangeoog een stuk waarschijnlijker geworden. Dat heeft niet alleen te maken met het feit dat Feenstra oude handschriften kan lezen, Latijn kent, het gebied en de gebruiken paraat heeft en vasthoudend is in zijn archiefonderzoek. Het heeft vooral te maken met zijn grensoverschrijdende contacten. De geograaf Axel Heinze uit het Duitse Esens vertelde over het Duitse eiland Buise, dat in de veertiende eeuw uiteenviel in Juist en Norderney. Over die eilanddoorbraak zijn in de archieven meer gegevens te vinden dan over de bijna gelijktijdige doorbraak van Monnikelangeoog. De processen vertonen grote gelijkenis. De geomorfoloog koppelde die parallelle historische kennis aan de nieuwste inzichten over hoe tij en wind het water en zand meesleuren en projecteerde die op de kaart van onze oostelijke wadden. Daarover praatten ze urenlang aan boord, want even naar Simonszand varen betekent vanwege het tij ten minste twaalf uur samen op pad. En daarna duiken historici als Feenstra weer in de archieven om bevestiging te zoeken. Nijlunsing: ‘Sommige oude kaarten worden door wetenschappers nooit zo serieus genomen, daar kijken we nu met andere ogen nog eens naar. Het zijn allemaal kleine puzzelstukjes. Het is vaak moeilijk voor wetenschappers om in hun eigen vakgebied verder te komen. Wij proberen samen een breder beeld te maken. Als daar een eiland was, waar leefden de mensen dan van? Waarop stookten ze de kachel?’
Hemelsbreed is het misschien een paar kilometer vanuit haar dakkapel naar Bosch. Soms wandelt ze er op haar eigen manier naartoe. Ze pakt de gitaar en neemt me mee in een zelf gecomponeerd lied. Met zuivere stem bezingt ze het leven op Bosch, een verhaal dat eindigt op de nacht dat de zee tot aan de Hondsrug kwam en het eiland onder de golven verdween.
‘De Stichting Verdronken Geschiedenis heeft mijn leven enorm verrijkt. Het is boeiend hoe je elkaar verder brengt. Sommige leden van de groep zijn een soort huisvriend geworden.’ De aanstichter van deze grote ontdekkingsreis, partner Ben, is gebleven. ‘Moeten de honden nog uit?’ vraagt hij als hij ons boven in de dakkapel aantreft.
Intensieve debatten
Nijlunsing vindt het belangrijk dat het publiek meer te weten komt over de vroegere eilanden.
‘Door beter te begrijpen wat er vroeger gebeurde, kun je nu misschien verstandiger keuzes maken. We worden ontzettend gedreven door het kortetermijndenken. Door de zoutwinning bij Harlingen zakt het land, daarna krijgen we natuurlijk weer wateroverlast en moeten de dijken hoger. Omdat er een economisch belang is gaan we door met ons land op te eten. Dat was vroeger dus ook zo. De monniken haalden destijds turf, zout en klei uit de bodem. Daarna kwam de zee het land verder opeisen. Nu zeggen we: “Knap dat de monniken toen dijken en sluizen bouwden.” Maar ze moesten wel, anders was het land verdwenen. De monniken van toen kun je vergelijken met de NAM van nu. Door beter inzicht in de feiten hoop ik dat we respectvoller met het landschap omgaan.’
De jacht op eilanden levert haar veel plezier op, al laten de feiten zich niet gemakkelijk vangen. Hebben de eilanden in de ondergrond een harde kern waardoor ze misschien tijdelijk verdwijnen maar ook weer zullen aangroeien? Of is het alleen zand dat op willekeurige plaatsen opduikt en aangroeit? Daarover hebben de leden van Verdronken Geschiedenis intensieve debatten. Nijlunsing gelooft in een diepere kleilaag – en daarom verwacht ze dat het grote eiland Monnikelangeoog terug zal komen.
De expert in zee- en zandstromen op het wad, Albert Oost, onderschrijft dat: waar nu Rottumerplaat ligt, bevindt zich de kern van een groter vroeger waddeneiland Rottumeroog. Het huidige Rottumeroog is de opgeschoven staart. Hij ziet het stroomgat tussen Rottumeroog en Rottumerplaat op langere termijn verzanden en houdt er serieus rekening mee dat de oude doorbraakplaats weer dichtgroeit. Als Rottumeroog en Rottumerplaat aan elkaar vastgroeien ziet dat er over honderd tot tweehonderd jaar misschien wel net zo uit als de voorganger van dit eiland in de dertiende eeuw. Wie weet beleven we de wedergeboorte van Monnikelangeoog.