Voor zijn master Landschapsgeschiedenis onderzocht geboren en getogen Fries Cornelis Hoogterp de slijtage van het cultuurhistorische landschap in Zuidoost-Fryslân in de afgelopen 170 jaar. Het gaat hem aan het hart hoe lichtzinnig er met het landschap wordt omgesprongen. Zonnepark Oosterwolde is hiervan een pijnlijk voorbeeld.

‘Friezen ervaren hun identiteit in het landschap, nog meer dan in hun taal’, las ik onlangs in een ingezonden manifest van werkgroep Wenje yn it lânskip in de Leeuwarder Courant. Daar kan ik mij als geboren Fries volledig in vinden. Ons landschap is bijna één-op-één verbonden met wie wij zijn, waar we vandaan komen en hoe we naar de toekomst kijken.
Op dat landschap willen we zuinig zijn en dat is lastig nu de druk op de ruimte toeneemt. Huisvesting, industrie en landbouw hebben elk een eigen wens voor dezelfde ruimte. De overgang naar duurzame energie, vooral in de vorm van windmolen- of zonneparken, laat ook zijn sporen na in het Friese landschap. Deze overgang raakt daarmee aan de fundamenten van de Friese identiteit, aan mijn identiteit. Is dit grootschalige ruimtegebruik een nieuw onderdeel van onze identiteit of breekt het deze juist op en zorgt het voor meer verdeling? Als u het mij vraagt, stem ik voor het laatste.
Het afgelopen halfjaar deed ik onderzoek naar landschapsslijtage in de Zuidelijke Wouden. Het gebied ligt in het zuidoosten van Fryslân, globaal tussen de rivieren Tjonger en Linde en de provinciegrenzen met Groningen en Drenthe. ‘Landschapsslijtage’ betekent kort gezegd het (ten dele) verdwijnen (‘slijten’) van een historisch cultuurlandschap. Ten zuidoosten van Oosterwolde, het kerndorp van deze regio, trof ik in een voorheen prachtig open weidegebied het Zonnepark Oosterwolde aan. Het zonnepark is met zo’n 132.000 zonnepanelen ruim 45 hectare groot.
Op veel plekken worden deze parken gebouwd en samen met bijvoorbeeld windmolenparken zorgen zij voor een nieuw type landschap: het ‘duurzaamheidslandschap’. Zonneparken zijn vaak een voor het oog oneindig lijkende vlakte glinsterende zonnepanelen, zonder enige andere functie. Het zijn meestal voormalige landbouwgronden met daarop stellages vol panelen. Al sinds het begin van mijn studietijd verbaas ik mij over de landschappelijke integratie van deze parken (lees: het ontbreken daarvan). Zonnepark Oosterwolde is een duidelijk voorbeeld van hoe het niet moet.

Open karakter

Het park bij Oosterwolde bevindt zich op het voormalige brongebied van het Kleindiep. Het Kleindiep is een oude, natuurlijke beek in een flank van het Fries-Drents keileemplateau en loopt vanaf de omgeving van het zonnepark richting het noordwesten om daar in de grotere rivier de Tjonger uit te monden. De gronden dicht bij de beek – madelanden genoemd – werden eeuwenlang vooral als wei- en hooiland gebruikt vanwege hun overwegend natte karakter.

Omgeving van het zonnepark Oosterwolde


De gronden van het Zonnepark Oosterwolde vielen onder de Appelschaster Maden, behorend bij het zuidelijker gelegen dorp Appelscha. Tot in ieder geval 1925 worden de gronden zo vermeld op topografische kaarten. Daarop is eveneens te zien dat afscheiding van gronden grotendeels gebeurde door middel van greppels, heggen of bomen. Daarom kunnen we spreken van een ‘halfopen landschap’. Met de opkomst van kunstmest in de jaren na 1925 worden de gronden steeds intensiever gebruikt. In lijn met deze intensiveringen vinden in de jaren tachtig van de vorige eeuw ruilverkavelingen plaats en krijgt het gebied zijn huidige, grotendeels open karakter. Dit open karakter was tot de aanleg van het zonnepark het belangrijkste kenmerk.

Landschapsplan

Voorafgaand aan de aanleg van het zonnepark is er, in opdracht van de initiatiefnemer, een plan geschreven voor de landschappelijke inpassing ervan. Het doel van dit plan was ‘het benoemen van de kwaliteit van het landschap rond het plangebied en die kwaliteit verwerken of versterken in de inrichtingsplannen voor het zonnepark’. De inrichtingsplannen zijn vervolgens tot stand gekomen in een ‘ontwerpsessie’ waarin naast de initiatiefnemer ambtenaren van de gemeente, provincie en het waterschap aanwezig waren.
Hierin schuilt een belangrijke tekortkoming: niet één groene organisatie (bijvoorbeeld Landschapsbeheer Friesland of de Friese Milieu Federatie) of omwonende is geraadpleegd.
Het landschapsplan van het zonnepark schrijft dat ‘de kenmerken van het beekdallandschap o.a. de ingrediënten voor de landschappelijke inpassing leveren’. Afscheiding van gronden door middel van greppels, heggen of bomen is een belangrijke eigenschap van dit type landschap, maar dat komt in het plan niet naar voren.
Met andere woorden, het ontwerp van het zonnepark zorgt voor meer, fysieke verdeling in een cultuurhistorisch landschap. Verdeling die er voorheen niet was en die in vergaande mate de openheid van het landschap aantast en doet slijten. Daarbij dient te worden aangetekend dat bij wijze van landschappelijke compensatie te midden van de zonnepanelen wel een waterpartij is aangelegd. Dat is noemenswaardig, maar summier in vergelijking met de enorme landschapsimpact van het park.

Verminderde impact

De slijtage die het park aan het landschap toebrengt, had relatief eenvoudig verkleind kunnen worden. Men had bijvoorbeeld een deel van de panelen op de daken van het nabijgelegen bedrijventerrein kunnen leggen. Dan was de impact op het landschap al flink verminderd.

Initiatieven zoals Energietuin Assen-Zuid kunnen tot voorbeeld dienen

Een kort uitstapje laat zien dat het ook anders kan. Hemelsbreed zo’n zeventien kilometer naar het oosten wordt gewerkt aan de Energietuin Assen-Zuid. In een eveneens kleinschalig landschap wordt ook hier een zonnepark gerealiseerd. Echter, hier zijn bestaande landschappelijke structuren de basis van het zonnepark en wil men door middel van ‘kamers’ – kleine, gescheiden deelgebiedjes – voorkomen dat er een oneindig lijkende vlakte aan glinsterende zonnepanelen ontstaat.

Identiteit

De Friese identiteit wortelt in het landschap en Zonnepark Oosterwolde tast de identiteit en de openheid van dat landschap aan. Het park maakt identificatie met het landschap moeizaam. Gezien de energietransitie is de opkomst van een duurzaamheidslandschap onontkoombaar, maar het is van groot belang dat hier beter over nagedacht wordt. Initiatieven zoals Energietuin Assen-Zuid, waarbij het landschap in acht wordt genomen en tijdens de planvorming al meer en breder gezamenlijk wordt opgetrokken, kunnen tot voorbeeld dienen. Wellicht kan zich zo een vernieuwde Friese, duurzame, identiteit vormen.