Sinds 1 januari 2024 is de nieuwe Omgevingswet van kracht. Deze wet maakt het mogelijk om een ruimtelijk project in één keer aan alle regels te toetsen. Een van de hoofddoelen van de wet is ‘een goede omgevingskwaliteit’. Sandra Grabs en Tim Willems-Kruize staan stil bij dit begrip en de kansen die de Omgevingswet aan gemeenten biedt.

De Omgevingswet brengt 26 bestaande wetten voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water samen in één wet. Hiermee wil de overheid het eenvoudiger maken om ruimtelijke projecten te starten. Iedereen die iets wil veranderen in de ‘fysieke leefomgeving’ krijgt met deze nieuwe wet te maken, of dat nu een gemeente is die een woonwijk wil ontwikkelen of een persoon die zijn eigen huis wil verbouwen.  
Voortaan wordt de vergunningaanvraag via één digitaal loket gere­geld. Het is een goede ontwikkeling dat ‘de omgeving’ met deze wet centraal komt te staan en dat de wet het eenvoudiger maakt voor burgers met goede ideeën voor de omgeving.
Een van de hoofddoelen van de wet is een goede omgevingskwaliteit. Vanuit het Steunpunt Ruimtelijke Kwaliteit – dat stich­ting Libau namens de Provincie Groningen en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed organiseert – verkennen wij dit onderwerp al enige tijd. We vroegen daarvoor allerlei mensen naar hun associaties bij het begrip. De woordwolk die hieruit ontstond ging alle kanten op: van schoonheid tot water, groen en levendigheid. Omgevingskwaliteit is overduidelijk een zeer breed begrip. Dit blijkt ook uit de definitie van de wetgever: ‘Cultureel erfgoed, de archi­tectonische kwaliteit van bouwwerken, de stedenbouwkundige kwaliteit, de kwaliteit van het landschap en de kwaliteit van de natuur. Het gaat zowel om de menselijke beleving van de fysieke leefomgeving als om de intrinsieke waarden die de maatschappij toekent aan de identiteit van gebieden en aan dier- en planten­soorten.’
Omgevingskwaliteit gaat kortom over de kwaliteit van de gehele leefomgeving en is contextafhankelijk. Dit betekent dat er geen sluitende definitie te geven is, maar dat je telkens met elkaar het gesprek moet voeren over wat je eronder verstaat. Dat het belang­rijk is te streven naar een goede omgevingskwaliteit, staat echter buiten kijf. Ga je er niet serieus mee om, dan doe je het prachtige Noorden, de rest van de planeet maar vooral ook jezelf, je naasten en toekomstige generaties te kort. Een goede omgevings­kwaliteit is geen extraatje maar zou volstrekt vanzelf­sprekend moeten zijn.

Kwaliteitscultuur

Onder de nieuwe Omgevingswet moeten gemeenten de nieuwe regelgeving toepassen. Maar het toepassen van nieuwe regels is niet genoeg. Het is de bedoeling dat gemeenten bezig gaan met vernieuwing en verbreding van de manier waarop zij de omgevingskwaliteit bevor­deren. Want ook hier geldt dat als je doet wat je deed, je krijgt wat je kreeg.  
Om de kwaliteitscultuur te bevorderen is het belang­rijk dat bewoners en andere partijen die initiatieven willen ontwikkelen, daartoe handvatten krijgen. Dit kan met beschrijvingen van een gebied en het anderszins bundelen van relevante informatie of onderzoek. Hierbij hoort ook voorlichting aan burgers over wat omgevings­plannen en -visies betekenen, want door de bomen zien veel mensen het bos niet meer.
Daarnaast is het voor gemeenten essentieel om te beseffen dat kwaliteit niet ontstaat door regels af te vinken. Het is cruciaal om het gesprek aan te gaan. Neem initiatiefnemers aan de hand, daag ze uit, kauw met elkaar op de opgave en schakel op het juiste moment de juiste ontwerpdeskundigheid in. Het gaat om het vinden van de goede balans tussen ‘gesprek’ en ‘beleid en regels’.  

Stevige rol lokale overheden

Net zo belangrijk is dat gemeenten hun beleid op orde krijgen. We staan voor grote maatschappelijke opgaven als de energietransitie, de verduurzaming van de landbouw en de klimaatverandering. Om die verduurzamingsslag te laten slagen zal de overheid de regie weer moeten pakken. Weer, want Nederland had een geweldige traditie op het vlak van ruimtelijke plan­ning en ruimtelijk ontwerp. Een integrale visie is bij veel gemeenten helemaal in het slop geraakt.  
Naast het ontbreken van visie is het ruimtegerelateerde beleid verouderd. Relevante ontwikkelingen zoals biobased bouwen (bouwen met ecologisch verant­woorde, herbruikbare organische bouwmaterialen) spelen tot op heden nauwelijks een rol. Er gebeuren zeker goede dingen in het Noorden, maar dat lijkt toch meer op ad hoc ‘pleisters plakken’. Juist met de nieuwe Omgevingswet ligt er een kans voor gemeenten om weer de regie te pakken met de omgevingskwaliteit als rode draad.  

Slimmer en meer samenwerken

Hoe gemeenten de tijd vinden om deze taken op te pakken, is een vraag die ons continu bezighoudt. Gelet op de beperkte capaciteit bij overheden zullen we anders moeten gaan werken. Slimmer, maar vooral ook gericht op meer samenwerken.  
Een voorbeeld is de samenwerking tussen de gemeenten Opsterland, Ooststellingwerf en Weststellingwerf. Voor hen heeft Libau samen met DAAD Architecten een manier ontwikkeld waarmee aanvragen voor vaak voorkomende kleine bouwactiviteiten snel getoetst worden. Door hiermee te werken, kunnen medewerkers van de drie gemeenten straks tijd vrij­maken om bij grotere ruimtelijke opgaven uitgebreid in gesprek te gaan met de initiatiefnemers.  
Ook kennis delen, zoals in de provincie Groningen al gebeurt via het eerdergenoemde Steunpunt Ruimtelijke Kwaliteit, helpt efficiënter te werken. Tijdens de door het Steunpunt georganiseerde bijeenkomsten leren partijen van elkaar en hoeft niet ieder voor zich het wiel uit te vinden. Dat is goud waard.

De tijdsbesparing die samenwerking oplevert, kan gemeenten de ruimte geven weer de regie te pakken en een visie te ontwikkelen in de geest van de nieuwe Omgevingswet. Geen regeltjes afvinken, maar actief werken aan een goede omgevingskwaliteit.

Architect Sandra Grabs en stedenbouwkundige Tim Willems-Kruize werken voor stichting Libau. Libau is een kennisorganisatie voor omgevingskwaliteit en cultureel erfgoed in de provincies Groningen en Drenthe.