Vorige week waren insecten voor even voorpaginanieuws. Onderzoek uit Duitsland liet zien dat er sprake was van een afname van 75%. Kees Boele roept in zijn column op tot actie: 'Het is vijf voor twaalf.'

Wie weet het nog? Begin jaren zeventig, de autoruiten van een Vauxhall Viva dicht geplamuurd met onderweg aangereden insectenlijfjes. Argusvlinders vlogen nog in het stroomdal van de Drentsche Aa en zeldzame bijensoorten werden op onze Waddeneilanden genoteerd. Tegenwoordig is het zoeken naar een speld in een hooiberg voor een Veenbesblauwtje of een Nachtpauwoog.

En toen kwam 18 oktober 2017. Een dramatisch artikel verschijnt in het wetenschappelijke tijdschrift PloS One. Tussen 1989 en 2016 werden meer dan 75 % minder insecten gevangen in 68 Duitse natuurgebieden dan in de jaren daar voor. Voor even werden insecten voorpagina nieuws. Landelijke dagbladen brachten het met grote koppen, nieuwslezers konden een traan bijna niet bedwingen. Nederland stond even stil, dag bijen, dag bloemen, dag appeltjes.

In ons dagelijks leven zijn insecten voor velen niet meer dan vervelende knagers, nare stekers, kriebelbeestjes of heel soms mooie vlinders. Dat insecten een sleutelrol spelen in elk ecosysteem  wordt verteld in het klaslokaal maar vervolgens direct vergeten. Alleen imkers, landbouwers die afhankelijk zijn van bestuivende insecten en bijna uitgestorven veldbiologen zijn hoeders van bedreigde insecten. Uw columnist behoort tot het laatste ras. In de zeventiger jaren las hij Silent Spring van Rachel Carson die als eerste waarschuwde voor ongebreideld gebruik van landbouwgif. Het was de tijd van stervende roofvogels en dassen. Niet gevallen op het veld van eer maar gewoon tijdens de maaltijd zieltogend ter aarde gestort. In hun snavel de resten van een vergiftigde veldmuis, tussen hun tanden een met gif gezouten meikever. Veertig jaar later was het niet anders. Neonicotenoïden werden op de markt gebracht als het ultieme middel tegen knagers. Eén keer een mooie coating om het zaaigoed en spuiten was nooit meer nodig. Dat het gif ook in stuifmeel en nectar terecht kwam werd “vergeten”. Bijen, zweefvliegen en vlinders konden de rekening betalen.

Maar zoals ook in het artikel vermeld wordt zijn het niet alleen enkele gifspuitende landbouwers waar we weer eens met een beschuldigend vingertje naar kunnen wijzen. Versnippering van natuurgebieden, verdroging, verzuring, vermesting maar ook klimaatverandering zijn minstens zo belangrijk. Buitengewoon lastig is dat we eigenlijk niet eens weten hoeveel insectensoorten in ons land voorkomen. En van wel bekende soorten weten we vaak nauwelijks meer dan een naam en een grove houtskoolschets van hun plaats in de Nederlandse natuur. Nachtvlinders bijvoorbeeld. In 2006 verscheen het allereerste handboek voor de grotere soorten en voor de kleintjes gingen twee websites in de lucht. Tientallen enthousiaste liefhebbers storten zich op deze nieuwe uitdaging. Nieuwe soorten werden ontdekt, honderden locaties werden bezocht en duizenden waarnemingen geanalyseerd. Helaas kwam ook hier een achteruitgang in aantallen en gevonden soorten aan het licht. En dat terwijl de meerderheid alleen in natuurgebieden voorkomt, als rups lekker knaagt van mals groen, dor blad of zompig hout en als vlinder het moet doen met een rugzakje omdat er geen roltong is om nectar te slobberen. Grote veranderingen in het ecosysteem zijn duidelijk de oorzaak maar om precies aan te geven wat er mis is blijft lastig.

Rust in vrede, lieve insecten. Zal dat het laatste zijn wat zij van ons te horen krijgen? Het is vijf voor twaalf, laten we met elkaar ons gaan inzetten voor bijen, vlinders, kevers en al het gewemel waar we nauwelijks weet van hebben. Zonder insecten is er geen gezond leven op deze aarde mogelijk.

Hier vind je het onderzoek PLoS ONE

Zelf iets doen? Dat begint met het gif in je tuin uit te bannen. Natuurmonumenten heeft een petitie opgesteld die je kunt ondertekenen.