Het past bij de Drentse mores om compromissen te sluiten: een beetje minder landschap in ruil voor een warme kachel. Maar er zijn grenzen, vindt gedeputeerde Tjisse Stelpstra. ‘Want Drenthe zit vol.’

Op de eerste plaats staat zijn zorg voor de schepping. Het landschap is voor hem een schaars goed waaraan je geen onherstelbare schade mag toebrengen. Maar alles bij het oude laten, dat gaat de Drentse bestuurder Tjisse Stelpstra (ChristenUnie) te ver. ‘Dan zijn we nog aan het turfsteken. Dat is niet meer de realiteit.’

Het algemene beeld van Drenthe blijft vaak steken bij ‘heide en schapen’. Stelpstra gooit het over een andere boeg. Wat er zo bijzonder is aan zijn provincie? ‘Dat we chemische industrie in Emmen hebben.’ Hij noemt bewust een andere kernkwaliteit van Drenthe. ‘Ik wijs er steeds op dat Drenthe meer is dan schaapjes en de hei. Het gaat niet alleen over hoe we meer natuur kunnen aanleggen. Heb het ook over de landbouw en andere kwaliteiten. We hebben zoveel goud in onze provincie.’

Het landschap is leefruimte. Daarin moet de mens kunnen bewegen, vindt Stelpstra. Het provinciebestuur geeft ruimte. ‘Het vraagt om zorgvuldige inpassing van nieuwe zaken. Bij alles wat je doet moet je zeer de toegevoegde waarde voor ogen houden. Dat is de kunst. Soms moet je schuiven om tot een compromis te komen. Dat betekent dat ik misschien iets moet inleveren waar het gaat om de schoonheid van het landschap.’

De dilemma’s kunnen levensgroot zijn. Ook Drenthe moet een bijdrage leveren aan de oplossing van klimaat- en energievraagstukken. Dat betekent onder andere de komst van windmolenparken en zonneakkers. ‘Burgers willen een warme kachel, zo plat is het.  Dus voor die parken moet ik ruimte vinden.’ Stelpstra is nauw betrokken geweest bij verschillende overlegtafels voor het Klimaatakkoord. Hij noemt de klimaattafels gekscherend de ‘meubelboulevard’. ‘Daar kom ik tegen waar men hier in het Noorden voor vreest. Dat we straks het wingewest of afvalputje van het land worden.’

Met een begerig oog kijkt Den Haag naar de ruimte in het Noorden. Stelpstra maakt zich druk over het verdeelvraagstuk. ‘We zitten hier vol, echt knettervol’, beklemtoont hij. Met verve herhaalt hij zijn betoog tot de randstedelijke bestuurders: ‘We zitten vol met jullie natuur, met jullie koeien, met jullie bossen die CO₂ afvangen en vol met landschap. Het idee dat als er geen stenen gestapeld zijn, dat je dan niet vol zou zijn, vind ik een krankzinnige gedachte.’ Ook stelt hij dat in de Randstad nog veel daken vol zonnepanelen kunnen.

Dat er in zo’n snel tempo in Drenthe zo veel plannen voor zonneakkers op tafel zijn gekomen, heeft de gedeputeerde verrast. ‘Uiteindelijk bepaalt de ruimtelijke kwaliteit waar het kan. Ik ben daar expliciet in. We zullen altijd kijken naar onze kernkwaliteiten. Als overheid heb je als taak om die in samenspraak met de samenleving handen en voeten te geven. Het is echt mijn filosofie om veel meer aan gemeenten over te laten. De gemeenten staan dichter bij de mensen dan de provincie.’

Besturen wordt steeds ingewikkelder, vindt Stelpstra. ‘Als overheid heb je niet meer het absolute primaat in je beslissingen. De hele samenleving vernetwerkt. Daar heb je mee te dealen.’ Wel is er volgens hem in Drenthe sprake van een andere gemeenschapszin dan in bijvoorbeeld Noord-Holland. Er is meer dorpsoverleg.
De politicus van de ChristenUnie wil verder werken aan zijn ideaal van een duurzame samenleving ‘waarin mensen tot hun recht komen’. Zijn persoonlijke kompas zegt hem dat de tijd dringt. ‘Het roer moet om in dit land. Het wordt tijd dat we afstappen van heilige huisjes. Je kunt niet meer alleen op je eigen belang blijven zitten. Soms moet je dat opzij zetten voor een hoger belang. Je zult mijn overtuiging niet snel afnemen, maar je mag mij triggeren op dogma’s.’

In zijn rol als bestuurder volgt Stelpstra de Drentse lijn om ruimte te bieden aan ontwikkelingen. Dan zoekt hij naar het compromis en koerst de gedeputeerde op oplossingen met groot draagvlak. Minder aan de voorkant plannen, meer aan de achterkant bewaken. ‘Je hebt altijd idealen, maar meestal gaat het mis als eentje de overhand krijgt. Als je alleen maar in geld denkt, kan het ten koste gaan van schoonheid. Economie draait niet alleen om geld.’