Elke donderdag vind je op onze de website een nieuw perspectief op het landschap. Deze week vertelt Joost de Ruiter over zijn wederwaardigheden als pakketbezorger in Noord-Nederland

Tussen 2013 en 2017 volgde ik de opleiding journalistiek in Zwolle, mijn studiebeurs vulde ik in die periode aan als pakketbezorger in Noord-Nederland. Mooi werk, je ziet nog eens wat. Ik heb van mijn studentenbaantje tot op de dag van vandaag geen afscheid kunnen nemen. Op zaterdag, zondag en dinsdag voltrekt het noordelijke landschap zich nog altijd door de vooruit van mijn Volkswagen Transporter. Een korte verhandeling:

In de omgeving van Haren: Op mijn rittenlijst heeft de klant een code laten schrijven, de cijfercombinatie opent de poort naar zijn oprijlaan. Ik rij naar binnen en parkeer. Mijn afgetrapte bestelbus was vroeger wit, nu lijkt-ie eerder grijs. Hij staat hoe dan ook in schril contrast met de zes matzwarte personenwagens om me heen. “Dikke BMW’s,” noemen ze die in Oranje. De deurbel doet dingdong, maar de deur blijft dicht. Waarschijnlijk is het gezin met hun zevende auto naar een fundraiser. Dan begint de bel te praten. “We zijn er even niet, zet de doos maar voor de deur.” In Noord-Nederland word ik weliswaar soms nors begroet – stereotypen ontstaan niet voor niets – maar van zelfs de stugste boer krijg ik een persoonlijk knikje. Ik wil nooit meer in gesprek met een deurbel.

Friesland: “Hallo, ik heb een pakket voor je maar kan je adres niet vinden,” klaag ik in mijn telefoon. “Dat gebeurt vaker,” verzucht de andere kant van de lijn. “Waar ben je nu?” Ik kijk naar de straatnaam, de ene lettergreep is nog lastiger uit te spreken dan de ander. “Bij de Shell, links van de rotonde,” zeg ik, bang om de trotse Fries met wie ik het genoegen heb met mijn onhandige Hollandse accent te beledigen. De klant weet genoeg. “Je gaat rechtdoor op de rotonde, volgt de straat die begint met een F, gaat rechts op de straat die begint met een T en dan is mijn huis aan het eind van de weg die begint met een L.” Fiif minuten later kom ik aan.

De steden: Voor de pakketbezorger heeft Noord-Nederland twee steden: Groningen en Leeuwarden. Emmen is een uit de hand gelopen industrieterrein annex Vinex-wijk. Je hebt er een appartementencomplex waar je zo lastig inkomt dat de Noord-Koreaanse overheid eens op werkbezoek zou moeten: in iedere lobby vind je een verslagen pizzakoerier. Verder kent Emm’n geen uitdaging’n. Hoe anders is dat in Leeuwarden, waar sommige straatjes zo nauw zijn dat je er inrijdt zonder te weten of je er ooit nog uitkomt. De eenrichtingswegen in Ljouwert sturen me in zoveel rondjes dat ik er duizelig van word. In Groningen geldt dat minder, de lokale handhaving heeft er daarnaast vrede gemaakt met bestelautootjes die parkeren op plekken waar dat eigenlijk verboden is. Als pakketbezorger met een dak boven mijn hoofd kijk ik meewarig naar werknemers van Thuisbezorgd en Uber Eats. Ze wachten geduldig bij de Burger King in de wetenschap dat ze dadelijk een Whopper-menu naar Paddepoel moeten fietsen. Ik zet mijn kachel een graadje hoger en druk het gaspedaal in.

Noord-Groningen: Voor ritjes door de Ommelanden hoef ik eigenlijk geen geld. Dorpen en buurtschappen die ik aandoe liggen zo ver uit elkaar dat ik soms nog geen twintig dozen meekrijg. De wegen van betonplaten, niet veel breder dan een fietspad, kronkelen door weilanden en koolzaadvelden, de horizon is eindeloos. Op zomeravonden neem ik rond zonsondergang pauze, ik pak een blikje cola uit de koeling van mijn bus en wacht tot het donker wordt. Vlak voor het licht helemaal uitgaat zie ik de duistere silhouetten van kop-hals-rompboerderijen, ze zijn ogenschijnlijk willekeurig over het land uitgestrooid. Het is nu pikzwart, ik ben heerlijk verdwaald in de provincie. Mijn laatste adressen vind ik door blind mijn navigatie achterna te rijden, ik heb geen notie van waar ik ben.