Begin jaren zeventig omringt een Jan Wolkers in onderbroek zich met een handvol journalisten en hun camera’s. De geur van zijn zweterige, zilte lijf wellicht net overtoept door de stank van het Wad. Hij staat op een garnalenkotter, met een schepnet in zijn rechterhand en een protestbord in de linker.

‘Deze kotter is te koop’
Samen met de garnalenvissers is Wolkers in verzet tegen de afvalwaterpersleiding die van Hoogkerk naar het Wad boven Warffum loopt. Voor 1969 meurde het in Groningen, erna op zee. Bevuild fabriekswater van onder andere de suikerindustrie wordt er met de leiding in gedumpt. ‘Het stinkt hier verschrikkelijk naar die smeerpijp’, zegt Jan Wolkers als hij in 1971 als een ‘halve wilde’ aan wal stapt na de beroemde week op Rottumerplaat.
‘Is de Waddenzee niet überhaupt beter af zonder haar vissers?’, vraagt iemand mij na het vorige artikel. Want de zee staat van alle kanten onder druk en de visserij laat zich moeilijk reguleren. Er is een gebrek aan informatie over de gebruikte vaarroutes en vissers houden zich niet altijd aan de regels. Karin Troost van Wageningen Marine Research vertelt dat een enkele ‘cowboy’ soms door de onderzoekslocaties vaart en zo de resultaten vergooit. Andere mensen hebben geen verdere redenen nodig: het bevissen van een natuurgebied is categorisch fout.
Maar het is onwaarachtig iedereen op één hoop te gooien, en het weren van visserij op het Wad is niet enkel het weren van de netten en hengels, maar ook de cultuur en identiteit die erachter schuil gaat, aldus de kleinschalige kustvissers uit het vorige artikel in Noorderbreedte. Zij missen de vissersdorpen, de leefbaarheid van de kuststreek. De kleine vissers zien zich langzaamaan verdrukt worden tussen de groeiende regeldruk en een gebrek aan inspraak bij grote beleidsprocedures, en voelen zich op één hoop gegooid met de rest van de visserij. Dat terwijl zij juist een diverse groep zijn. Beroepsvissers, maar ook kust- of eilandbewoners die slechts in het weekend het wad op zijn. Ze gebruiken niet het jaar door dezelfde vistuigen op een enkele vissoort, maar variëren, een veelzijdigheid die ze flexibel maakt wanneer de visbestanden schommelen.
Wat zou er nog meer verloren gaan als de visserij van het wad verdwijnt?
Wolkers zou het weten: haar politieke weerbaarheid, en de rol die de mensen van de Waddenzee daarin spelen. De vissers stonden vaak, in coalitie met natuurorganisaties en types als Wolkers, op de barricades tegen bedreigingen van het wad: het lozen van chemisch afval, een nieuwe kolencentrale, gaswinning. Altijd in broze coalitie, dat laat de smeerpijp goed zien. Aanvankelijk was er namelijk onzekerheid over wat het eiwitrijke water zou doen met de Waddenzee, later bleek dat al die extra voeding voor de portemonnee niet verkeerd uitpakte. De vissers lieten hun bezwaren liggen en trokken eropuit om de nu grotere bestanden te bevissen.
De laatste jaren is die coalitie verder verbrokkeld, de belangen van de natuurorganisaties en de visserij drijven uit elkaar. Over de huidige gaswinning zijn er weinig vragen vanuit de visserij, want het boren gebeurt daar waar bodemdaling geen direct probleem vormt. Vissers willen daarnaast de vrijheid om overal te kunnen vissen en het vertrouwen krijgen dat ze dat voorzichtig doen, ze voelen zich bedreigd iedere keer dat er visgrond gesloten wordt. Natuurorganisaties willen juist ongerepte natuur en zien dat er misbruik wordt gemaakt van de vrijheid, zij sturen op gebiedssluiting omdat het handhaving beter mogelijk maakt.
Kan de politieke weerbaarheid gecompenseerd worden? Zijn er naast de visserij genoeg andere tegenkrachten die de zwaargewichten op zee op hun lacunes bevechten? Stel, de overheid weert de visserij van het wad, dan vertrouwen we er als maatschappij op dat de monitoring door wetenschappers, van de visstanden, mosselbanken en migratiepatronen, voldoende is, dat er snel genoeg aan de bel wordt getrokken als plannen voor nieuwe gaswinning of elektriciteitsleidingen te veel onzekerheden met zich meedragen, en bovenal dat de rest van de wadgebruikers vervolgens genoeg van de Waddenzee houdt om te protesteren.
Je zou kunnen zeggen dat dat al gebeurt, want er zijn veel belangenbehartigers rond het wad en de betrokkenheid is groot. Maar een groep als de vissers, die voor hun brood afhankelijk zijn van de stand van de zee, is er dan niet meer om problemen te signaleren en stennis te schoppen. Hoe erg is dat?
Rights of Nature
‘Als kind liep ik eens met mijn oma naar de rivier. Aangekomen bij de oever vroeg ze, al op de hoogte van het antwoord, of ik een offer mee had gebracht. Ik zei dat ik terug kon gaan om het te halen, maar volgens haar was het al te laat. Je neemt niet van de rivier zonder dat je je eerst afvraagt wat je eraan geeft.’
Na 150 jaar worstelingen met The Crown, de Nieuwe-Zeelandse overheid, vierde de Maori-bevolking rond de Whanganui-rivier in 2017 een kleine overwinning. Het ecosysteem werd erkend als een eigen rechtspersoon, net als mensen en bedrijven, een compromis tussen het westerse recht en de eeuwenoude omgangsvorm tussen de Maori en de rivier.
Vorig jaar sprak ik Gerrard Albert, vertegenwoordiger van de inheemse bevolking in de kwestie. Hij pas wakker, ik de tanden nog net niet gepoetst. Te Awa Tupua, zoals de regeling heet, betekent dat de rivier als een geheel beschouwd wordt. De rivierbedding, de oevers, de oorsprong in de bergen en de monding in zee. Ook de mensen en dieren die er gebruik van maken zijn daarmee onafscheidelijk gemaakt, legt Albert uit. ‘Ik ben de rivier, de rivier is mij,’ zoals een Maori-gezegde het opsomt. Schade aan de rivier staat nu gelijk aan schade aan de mensen die ervan leven, en mag voortaan aangevochten worden namens de rivier. Van een eerste rechtszaak moet het nog komen.
Het nieuws van de Whanganui vloeit de afgelopen jaren samen met een grotere stroom internationale berichten over rivieren, bergen en bossen die rechten ontvangen. Het is de Rights of Nature-beweging gaan heten. Volgens de aan de VN gelieerde organisatie Harmony with Nature zijn in 23 landen in uiteenlopende mate stappen gezet naar zulke rechtspersoonlijkheid. Ecuador nam de rechten van de natuur op in de grondwet, India verleende rechten aan de Ganges, Colombia aan de Amazone.
Dit met wisselend succes. In Ecuador zijn er nog weinig rechters op de hoogte van de wetswijziging en is de rechterlijke macht nog onvoldoende autonoom om die vervolgens in te zetten, aldus plaatselijke jurist Francisco Bustamante. In Amerika werd de juridisch status van Lake Erie teruggeroepen in hoger beroep, nadat de agrarische sector van zich liet horen.
In Europa groeit sindsdien de belangstelling. Zo bespreekt het parlement van de Spaanse regio Murcia een vergelijkbare constructie voor Mar Menor, een lagune bij de zuidwestelijke kust die al jaren flink achteruitgaat.
Hier deed gemeente Noardeast-Fryslân een poging. In 2019 steunde de raad een motie waarin ze vroeg om een eigen juridische plek en identiteit voor de Waddenzee. ‘Net als een gemeente, waterschap of bedrijf.’ De ramp van de MSC ZOË stond nog vers in het geheugen gegrift en er waren zorgen over de gaswinning op het wad. ‘Kijk naar wat er in Groningen gebeurt, daar zijn wij bang voor,’ aldus mede-indiener Sjoerd Keizer van raadspartij S!N.
Op het voorstel van de gemeente is de Nederlandse regering echter niet ingegaan. ‘De bescherming van de Waddenzee wordt feitelijk ook goed behartigd, zonder dat de Waddenzee rechtspersoonlijkheid heeft’, aldus de ministers van I&W en LNV in een brief aan de kamer.
Niet iedereen denkt daar hetzelfde over. Mede daarom blijft er in Nederland momentum voor zo’n juridisch status van natuurlijke entiteiten, zoals ook in de Volkskrant vorige week weer werd benadrukt.
De Waddenzee van zichzelf
‘De natuur is in de eerste plaats van zichzelf.’ De Whanganui-rivier is hét voorbeeld geworden van een geslaagde poging om die status juridisch te verankeren.
‘Maar vergis je niet,’ drukt Albert ons op het hart, ‘Te Awa Tupua is ten eerste een Maori-recht, niet een ecologisch recht, en dus niet in de eerste plaats een overwinning van natuurbeschermers.’ Als ik hem goed begrijp, ligt de rechtspersoonlijkheid van de rivier niet bij de rivier zelf, maar bij de rivier én haar relaties met de Maori en dieren die ervan leven. Wat er in de westerse media wordt overgenomen van de rechten voor de Whanganui, is dat de ‘rivier’ rechten heeft gekregen, want rechten verleen je aan individuen.
Maar het is een bepaalde omgangsvorm met de rivier, die van de Maori die al eeuwen voor haar zorgen, die erkenning kreeg. De rivier is in die zin dus geen rechtspersoon, maar een rechtsgemeenschap, van water, dieren, planten én mensen. Als het voorbeeld dus iets laat zien, is het wel dat de rivier in de regeling níet van zichzelf is. Of dat het niet lang van zichzelf zal kunnen blijven. Want alleen kan het amper weerstand bieden tegen wat haar en haar bewoners bedreigt, zoals de grote hydro-energiecentrales die de stromingen verstoren.
Terwijl de voorvechters van rechten voor de natuur de ene erfenis van de verlichting af proberen te schudden, het centraal stellen van de mens, dreigen ze zo een ander gedachteloos over te nemen, het individualiseren van wat niet op zichzelf te zien is, het essentialiseren.
Ook de geschiedenis van de Waddenzee is, hoe graag we het willen, niet meer los te denken van de invloed van de mens. Het afsluiten van de Zuiderzee en het Lauwersmeer, de zeespiegelstijging en de verzuring van de oceanen, de zandsuppleties, de mijnbouw en ook de visserij. Wie het over de natuur van de Waddenzee heeft, heeft het ook over de al dan niet onomkeerbare invloed die deze activiteiten nog steeds hebben op de zee. Een invloed die we moeten traceren, uitsnijden en op moeten reageren, een invloed waar we onze handen niet zomaar vanaf kunnen trekken.
Als we het voorbeeld van de Whanganui-rivier serieus willen nemen in Nederland, zullen we ons de vraag moeten stellen wie de gemeenschap van de Waddenzee is, welke omgangsvormen we willen verankeren. De scheidslijn tussen wat hoort bij de ‘zee van zichzelf’ en wat daarbuiten valt, is nog niet beantwoord door haar ‘eigen’ rechten te geven—want wat is eigen—maar is juist het onderwerp van de politiek van de wadden. De zee los van de mensen denken, laat onverlet dat het mensen zijn die de politieke representatie van het wad op zich zullen moeten nemen. Wie dat zijn, is nog de vraag.
De gemeenschap van de Waddenzee
‘Er zal op een andere manier gevist moeten worden,’ vertelt garnalenvisser Henk Buitjes thuis in Warffum. ‘Misschien niet meer van zondagnacht tot vrijdag, maar tot donderdag. Ook dan is er nog een goede boterham te verdienen.’ In zijn tuin staan luide dieren, kalkoenen en parelhoenders, maar je hoort enkel de katten. Op puntje van het dak een windvaan van een schip.
Buitjes baalt dat de vissers vaak de schuld krijgen van achteruitgang op de Waddenzee. ‘We zijn er al eeuwen, steeds in andere vorm, zoals de tijdsgeest van ons vraagt. Ook nu wil de maatschappij verandering, maar dat betekent nog niet dat we weg moeten,’ zegt hij. Soms voelt de visserij voor hem als het enige stuur waaraan te draaien is vanuit het beleid. Maar volgens hem komen de negatieve veranderingen in de eerste plaats door overheidsinitiatieven: de Zuiderzee, zandsuppleties, fabrieken en kolencentrales.
Ook de intensivering in de visserij is volgens Buitjes op aansturen van de overheid gegaan. ‘Wij dachten nooit in groei, want we zijn afhankelijk van de zee. Maar het moest ieder jaar meer, moderner. Ik kan me nog herinneren dat de burgemeester van Zoutkamp ooit hoofdknikkend naar de moderne schepen uit Urk keek die door de haven voeren, niemand van ons had daar toen een boodschap aan.’
Wie hoort er bij de gemeenschap van de Waddenzee? Wie definieert haar omtrek? Niet: wie komt er wel eens in de zomer, wie leest erover in de weekendbijlage, maar; wie is er bereid te vechten voor haar behoud?
In Nieuw Zeeland is het Gerrard Albert, namens de Maori langs de rivier, de vissersvolken welteverstaan, die samen met de overheid plaatsneemt in het orgaan dat toezicht houdt op de regeling. Het is de Maori-bevolking die ziet waar de overheid verslapt in haar beleid en waar economische belangen de rivier verdrukken, en die als eerste in beweging komt om daarop te wijzen. Zonder zo’n gemeenschap komt er weinig van een juridische status, want er is niemand die het tot middel maakt.
Misschien is dit het einde van een tijd dat de vissers automatisch onder de gemeenschap van de Waddenzee geschaard worden. Een ongerepte Waddenzee is voor velen immers een wens. In dat geval verbreekt er ook een relatie tussen een groep en de zee, en daarmee een manier waarop de zee weerstand kan bieden aan wat haar buiten de visserij bedreigt.
Wat als we niet vragen of de Waddenzee beter af is zonder haar vissers, maar hoe we de belangen van de vissers weer in een lijn krijgen met de rest van de zee? Misschien vergt het meer redenen om te willen conserveren wat er is. Traditionele vissers droegen generaties lang het stokje over van ouder op kind, wilden de zee goed achterlaten voor de volgende generatie, maar kunnen tegenwoordig moeilijk nog hun kinderen enthousiast krijgen voor het werk. ‘Zonen en dochters hebben er door het eeuwige gezeur aan de keukentafel en op familiefeestjes er niet de smaak gekregen,’ aldus visser Jaap Vegter. Kan het weer aantrekkelijk worden een familiebedrijf te houden?
Maar er zal ook een andere vispraktijk voor nodig zijn, en een betere relatie met de ecologen en natuurorganisaties op het wad. Of iedereen daar in mee te krijgen is, is maar zeer de vraag. Wat Buitjes betreft is er in ieder geval geen kwestie of de garnalenvisserij hier thuishoort. Hij hoopt dat zijn oudste zoon, die hem opvolgt, nog lang kan vissen. Aanpassing zijn nodig, maar verdwijnen is volgens hem geen optie.
Meer lezen over de Waddenzee? Tjesse Riemersma is dit jaar waddencorrespondent van Noorderbreedte, in samenwerking met de Waddenacademie. Lees hier al zijn stukken.