In een korte keten zijn er weinig schakels van producent naar klant. Idealiter maakt een product zo min mogelijk kilometers en gaat er zoveel mogelijk geld direct van klant naar producent. Maar hoe handig is het om voor ieder product naar een aparte boer te reizen en hoe handig is het voor de boer als hij steeds klaar moet staan voor een eventuele klant? Korte ketens vragen nieuwe logistieke oplossingen.

Je mag het natuurlijk niet zeggen als voorstander van de korte keten, maar op vakantie in Frankrijk is een bezoek aan de hypermarché een van mijn favoriete uitjes. Met je grote lege kar loop je door de brede gangen. Eerst bezoek je de boekhandel terwijl de rest van je gezin al door loopt, gevolgd door de schappen met jammaakspullen, wijnbottelapparaten en Duralex-glazen en dan begint het.

De geweldige meterslange uitstallingen van broden, kazen, twintig soorten boter (waarvan veel uit de regio), linzen, olijven, roze knoflook, courgettebloemen, kastanjepuree, Bretonse koekjes, roggecrêpes, artisjokken en aansluitend nog de wijn-, wijn-, wijnafdeling. Met een volle kar rijd je richting kassa met een kleine omweg terug naar de zuivelafdeling voor toch nog een klein extra stukje kaas.

Echt normaal is zo’n overweldigende hoeveelheid voedsel binnen handbereik natuurlijk niet helemaal. Eeuwenlang was de go-to logistieke oplossing de gewone markt. Boeren en hun waar en natuurlijk waren er kruideniers, slagers, bakkers en groenteboeren en niet te vergeten de venters, die langs de deuren gingen. Maar nooit eerder was het zo dat je alles tegelijk voor het kiezen had. Het gevoel dat je in de hypermarché met je kar door een luilekkerland loopt waar alles voor het grijpen ligt is onmiskenbaar betoverend.

In 1930 opende in de Verenigde Staten de eerste supermarkt met als unieke kenmerken zelfbediening, verschillende afdelingen, veel korting, grote voorraden en strakke, aantrekkelijke marketing. Na de Tweede Wereldoorlog verschenen deze nieuwe zelfbedieningswinkels in Europa.

Zeventig jaar later komen de schaduwzijdes van deze indrukwekkende logistieke ondernemingen steeds meer aan de oppervlakte. De efficiënte logistiek stelt eisen aan de producten die houdbaar, uniform en altijd leverbaar moeten zijn: oerwouden worden gekapt voor soja en palmolie en de spullen komen van ver, zijn veelal niet gezond en het geld gaat voor een groot deel naar de supermarkt en niet naar de producenten. De betovering heeft een nare bijsmaak gekregen.

De zoektocht naar nieuwe manieren van verbinden van producent en klant is volop gaande. Boeren beginnen boerderijwinkels, burgers beginnen inkoopcollectieven, boeren en burgers beginnen samen CSA’s (Community Supported Agriculture) en online kan veel besteld worden. Ook in mijn dorp zijn we aan het experimenteren met nieuwe voedselketens, variërend van zelf voedsel verbouwen tot samen inkopen bij lokale producenten.

Toch is het niet altijd makkelijk om het supermarkt-systeem te omzeilen. Tussen boer en bord staan wetten in de weg en praktische bezwaren. De regels van de Voedsel- en Warenautoriteit maken het vaak ingewikkeld voor kleine producenten om hun producten rechtstreeks te verkopen en bovendien zijn we allemaal gewend geraakt aan gemak en beschikbaarheid.

Gelukkig is er ook nog steeds de markt en daar ga ik heen. Ik wil bonen kopen. Niet die zoete overgaar gekookte van ver in een blikje met gesuikerd kooknat, maar gewoon gedroogde Fryske wâldbeantsjes van een boer uit de regio. Op de vrijdagmarkt op het Wilhelminaplein in Leeuwarden, worden tussen de rechtbank en het Fries Museum onder andere kaas, vis, groente en brood verkocht. In de kraam van Wâldfarming koop ik een kilo groene wâldbeantsjes.

Even verderop tref ik de Lijnzaadfabriek, die Nederlands lijnzaad verkoopt, bakker Bolhuis die biologisch brood bakt van noordelijk graan en groenteboer Bioweb met groente van noordelijke boeren. Ik verlaat de markt met volle tassen en een rijk gevoel.

Thuisgekomen van de markt leg ik wat bosjes wijnrabarber op een tafeltje in de berm met een blikje erbij voor het geld. In onze moestuin is tijdelijk een overschot van deze oude rabarbersoort, overgeërfd uit de moestuin van opa. Niet de meest efficiënte verkoopmethode wellicht, maar het is een fijn gevoel als je aan het eind van de dag een lege tafel ziet en een paar euro’s in het blikje.

Voor een voedselwalhalla zijn geen grote karren en brede paden nodig.

Je kunt het eigenlijk overal vinden, als je maar oplet. Zo is er bijvoorbeeld heel goede wijnrabarber voor weinig te koop, ergens bij Heeg.

Lees hier alle blogs van Dorine van den Beukel over korte ketens.