Lokale afzet versus massale productie? De Johannes Kerkhovenpolder BV laat zien dat de kloof soms minder groot is dan we denken.

Ooit wilde hij wel emigreren, naar een land met meer ruimte. Hij houdt van wide open spaces. Maar toen kon Ludolf Fledderman (48) hier aan de slag, aan het begin van de wereld, zoals hij het cliché liever omdraait.

De Johannes Kerkhovenpolder BV – een monumentale boerderij naast een haakse bocht in de weg – oogt als een dorpje. Autonoom, onaantastbaar. Maar in de zeven­tien jaar dat Fledderman hier nu zit, is het af en toe worstelen met de publieke opinie.
Neem de burgers die voorbijfietsen of logeren in de bed and breakfast op het erf: geïnteres­seerd maar idealistisch, doorgaans zonder benul van het platteland. In een hoek van de schuur staan gewasbeschermingsmiddelen, daar loopt hij graag met hen naartoe. ‘De burger leest vooral over gif. Dan zeg ik: dit zijn de medicijnen voor de planten.’ En dan ziet hij ze toch wel met dubbele gedachten vertrek­ken, de biologische en vegetarische eters, over alle te voeden monden waar productie­velden voor nodig zijn.

Alternatief voor soja

Met 550 hectare behoort deze BV, geworteld in de aloude Graanrepubliek, tot de grotere agrarische bedrijven van Nederland. Bouw­plan: wintertarwe, suikerbieten, luzerne en aardappelen, en sinds kort ook uien en veld­bonen. Die laatste als gedroomd alternatief. ‘Soja importeren uit Argentinië, daar moeten ze volgende week nog mee stoppen’, zegt Fledderman. ‘Kennelijk heeft die lobby het goed voor elkaar. Maar zoiets kunnen wij toch ook wel verbouwen.’
De gewassen uit de Johannes Kerkhovenpolder worden lokaal verwerkt. De wintertarwe gaat naar de veevoercoöperatie en naar de meelfabriek in Uithuizermeeden. De suikerbieten naar Hoogkerk, de luzerne naar groenvoederdrogerij Oldambt. De aardappelen liggen nu nog opgeslagen in drie huizenhoge vakken van elk duizend ton, onder het loeien van de condensverdamper en de eeuwige wind om de schuur. Maar ze zijn bestemd voor de snijerij, voor verpleeg- en ziekenhuizen, en vooral voor McCain, die er in Flevoland en Zeeland friet van maakt voor festivals en McDonald’s.

Tot zover het zicht op de keten. Wat er daarna gebeurt, is mistiger. Zo verdwijnt de suiker mogelijk over de grens in de Coca Cola. Ook wie precies een frietje van deze zilte poldergronden eet, valt niet meer te herlei­den. Bulkproductie, heet dat neerbuigend. Fledderman vindt het een verkeerde term: ‘Het gaat om hoogwaardige grondstoffen voor de voedingsindustrie.’
Hoe belangrijk is het om precies te weten op welk bord je product uiteindelijk belandt? Fledderman zegt eerlijk: bij tonnen tarwe en suikerbieten vindt hij dat niet zo belangrijk, en die grote partijen blijven de kern van zijn bedrijf. ‘Maar aardappels leveren aan het lokale visrestaurant, rechtstreeks, dat geeft wel veel vreugde en plezier in het leven.’

Plusje op prijs

De beleving van grootschalige productie blijkt soms inderdaad een kwestie van perspectief. Een visrestaurant in de buurt zet sinds vorig jaar verse friet uit de Johannes Kerkhoven­polder op de kaart. Lekker lokaal, en dat vindt gretig aftrek – dezelfde aardappelen die anders in de verguisde massa zouden verdwijnen. En zo worden de grootste Agria’s – je wijst ze in het vak zó aan – gesorteerd voor de chique patatbakkers in Parijs. ‘Met een mooi plusje op de prijs.’
Het is maar wat de consument wil betalen. Fledderman zet de redenering door: ‘Als niemand meer plofkip eet, gaan die stallen wel dicht. Dat hoop ik uiteindelijk. Want als de mens meer welvaart krijgt, moeten dieren daarvan meeprofiteren.’
Een opmerkelijk standpunt voor een grote boer? De wereld is niet zwart-wit, bedoelt hij eveneens te zeggen: de gangbare en biologische landbouw liggen soms dichter bij elkaar dan gedacht. Kijk maar naar het omstreden gebruik van koper, dat geldt als het glyfosaat van de biologische sector. Hier in zijn schuur staan dan weer biologische schimmelbestrijders en natuurlijke zeewier-en bacteriepreparaten. ‘We zeggen weleens: wij zijn flexi-biologisch. Landbouwadviseurs zijn daar natuurlijk ook mee bezig, net als de jongere generatie onder onze 260 aandeel­houders. Zij hebben vragen over duurzaam­heid. En die verantwoordelijkheid voor de omgeving voelen wij zelf ook.’

Regelgeving en precisielandbouw hebben de chemie en kunstmest al een stuk verminderd, constateert Fledderman. ‘Vroeger bespoot je een heel veld, nu zien we op satellietbeelden en biomassakaarten welke rij, welk plantje iets extra’s nodig heeft.’
De technologie verklaart mede waarom de BV amper iemand in dienst heeft. Naast de directeur-bedrijfsleider – een wat klinische titel boven Fleddermans stevige stappers en spijkerbroek – zijn er Maarten Schuttenbeld (26), een boerenzoon uit Westeremden die een eigen plekje zocht en hier veel leert, en nog een vaste medewerker. In de ‘piekjes’ in voorjaar en herfst breiden ze uit met zzp’ers. Daarbuiten is het zelf zaaien, poten, bemesten en verzorgen. En ganzen verjagen met een laser-zaklamp, want ja, die vreten de wintertarwe op en voor een halve oogst ben je niet het hele jaar hard aan het werk.
Andere vogels probeert Fledderman juist aan te trekken, op stroken luzerne afgewisseld met bloemen en in de akkerrandjes langs alle sloten. De BV krijgt er subsidie voor, ‘bloemetjesgeld’, en hij vindt het mooi. Maar zo’n teeltvrije zone komt ook wel goed uit nu het oppervlaktewater schoner moet via strengere regels voor de sproeimachine. Hij hekelt meer regelgeving, vooral uit Brussel: traag en zonder maatwerk, en de controle duwt je telkens in de verdediging, naar de ene kant van die kloof. ‘Daartussen proberen wij boer te zijn. Op een goede manier.’

Logeren in de bed and breakfast:
johanneskerkhovenpolder.com/polderstee