Uit de aantekeningen van fictieve geo-etnograaf Otto van den Akker, die in 2033 de opdracht krijgt om verslag te doen van hoe bewoners van het Groninger landschap naar de toekomst kijken.

Marina Sulima is een kunstenaar uit Moldavië, wonend en werkend in Groningen. In Complicerende gronden introduceert Sulima een fictieve geo-etnograaf die op poëtische wijze schrijft over de toekomst van het noordelijke landschap. Poëtisch, maar niet neutraal tegenover wat er aan het gebeuren is. Zijn aantekeningen leggen de stemmen vast van fictieve inwoners uit de provincie Groningen. In plaats van praktische oplossingen of een utopisch toekomstbeeld voor te stellen, interpreteren deze notities op een vrije manier de huidige en mogelijk toekomstige problemen van het noordelijke landschap en zijn ruggengraat, de bodem.

30 september 2033

TERWIJL IK MET DE TREIN DE PROVINCIE DOORKRUIS, KAN IK NIET ANDERS DAN VASTSTELLEN DAT NAAST REGENWATER, WIND EN GEOLOGISCHE TIJD, DE KRACHT VAN ONZE SOORT EEN BEPALENDE ROL SPEELT BIJ HET BEGRAZEN VAN HET LANDSCHAP. Schuurtjes, uniforme graslanden doorboord door windturbines, en roze fietspaden scheren schor over de verder onbelemmerde horizon. Ik ben opgeleid om het verleden te bestuderen, niet om vooruit te kijken, maar de versnelling van de tijd brengt de voorstelling van een verwoestende toekomst dichterbij. Vandaag begin ik aan een drie jaar durende reis om de toekomst van Groningen te onderzoeken, uitgerust met notitieboek en geluidsrecorder.

Schematische schets van bodemhorizonten in Groningen, gevonden in geo-archeologische rapporten van Otto van den Akker

2 maart 2034

ERICA WIJST NAAR IETS WAT LIJKT OP EEN BUITENAARDS LEDEMAAT. IK LEER DAT DE PLANT ER ZO MONSTERLIJK UITZIET DOORDAT DE WORTELS EVENWIJDIG AAN DE GROND GROEIEN. Het verbaast me dat het laboratorium van een botanicus lijkt op een rariteitenkabinet. ‘We leven in een merkwaardige tijd’, zegt Erica. ‘Planten lukt het niet meer om door te dringen in de rotsachtige grond die we hebben gecreëerd. In een gezonde bodem leven en reizen minuscule organismen die daarmee eindeloze tunnels vormen: buizen voor zuurstof. Andere organismen en wortels kunnen niet zonder die zuurstof. Maar de chemicaliën in onze meststoffen doden deze organismen. Vijf gram kalium is genoeg om duizend mijten te doden. (…) De grond verliest zijn porositeit en wordt hard en ondoordringbaar. Water en lucht komen er simpelweg niet meer doorheen, en doordat alle tunneltjes verdwijnen, lukt het ook de wortels niet om zich er een weg in te wroeten. Waarom zou je daar nog heen willen, als het daar toch dood is?’




Microscopisch grondmonster voor het speculatieve archeologische verslag van Otto van den Akker: bodemdeeltjes, nematoden, golven van bacteriën, schimmeldraden gerangschikt in vlechten

21 oktober 2034

ALICE WACHT OP DE MEDEWERKER VAN HET KADASTER DIE HAAR ZAL HELPEN EEN GAT TE GRAVEN. ZE WIL EEN BOSBESSENSTRUIK PLANTEN. ‘De Nederlandse bodem ligt vol met kabels en deze kunt u beschadigen door graafwerkzaamheden’, lees ik in de reactie op het verzoek dat ze heeft ingediend bij het Kadaster. Alice spreekt over het land als een lichaam en als voedsel tegelijk. ‘De bodem heeft slagaders, stenen hebben aders. We hebben veel rotsen en bodems leren kennen door ze het laboratorium in te brengen. Om onze wereld bekend en kenbaar te houden, hebben we hem moeten ontrafelen. Nu ligt de bodem als delen van een blauwdruk, gemeten en ontbonden, aan onze voeten. Maar hij zal binnenkort geen wonderen meer bevatten, alleen nog buizen en afval.’ Dan, uit het niets, draagt ze een gedeelte uit een gedicht voor:

it’s much worse than we think,
and sooner; to whom I said
no duh child in my dreams, what do you think
this singing and shuddering is,
what this screaming and reaching and dancing
and crying is, other than loving
what every second goes away?

(fragment uit: Ross Gay, ‘Catalog of Unabashed Gratitude’ uit Catalog of Unabashed Gratitude, 2015, University of Pittsburgh Press)

Schematische weergave van de wortel en stam in relatie tot het bovenste deel van de plant poorsoja, van de soortenfamilie Viscosi Ingrata

29 juli 2035

ALLES WORDT MET CIJFERS GEMETEN: DE INTENSITEIT VAN DE AARDBEVINGEN VEROORZAAKT DOOR GASBORINGEN, DE DICHTHEID VAN DE KLEI WAARDOOR EEN AARDBEVING STERKER KAN VOELEN. (…) Vanmorgen heb ik een ander soort nummer gemarkeerd: de driehonderdste scheur in de muren van mijn huis. Het voelt als boekhouden, en tegelijkertijd alsof mijn huis mij iets probeert te vertellen. Ik zeg je, geen cijfers of wetenschappelijke rapporten kunnen het aantal gesprekken tellen dat ik ’s nachts met mijn huis heb. *CRCK FSS PRRR DUM BAM!*. Zo klinkt mijn toekomstige Groningse landschap.  

12 mei 2036

IK PROBEER ZO OP MIJN FIETS TE LEUNEN DAT IK TEGELIJKERTIJD LAND EN ZEE KAN ZIEN. Ik ben bij de dijk bij Marrum, waar een tempel met een grasdak de voltooiing van de dijken in 1992 herdenkt. Later, in het laboratorium van Marrum, laat Femkje me verschillende bodemmonsters zien, allemaal in reageerbuizen naast elkaar, als een vreemd glazen leger. Ze zegt: ‘Hier zijn water en land weer samengepakt. (…) Water, zand, slib en dan klei, de mix die we hebben geërfd en waarop we onze wereld blijven bouwen.’ ‘Wiens wereld en voor hoe lang?’ Ik denk hardop, de woorden komen er luider uit dan ik had verwacht. Het is stil in het lab.