Dieren en planten in de beekdalen van de Drentsche Aa hebben ’s zomers last van droogte. Door beekbodems op te hogen hoopt Waterschap Hunze en Aa’s de oeverlanden natter te houden en de natuur te versterken.

Verscholen in het bos van de Drentsche Aa meanderen sprookjesachtige beekjes. Zacht zonlicht kruipt door het bladerdak en vindt zijn weg naar het kabbelende water, waar het een schittering achterlaat. Vliegjes dansen boven de stroming. Het is moeilijk voor te stellen dat hier een paar maanden geleden nog trekkers en graafmachines reden.

Beek als drainage

Op de bodem van drie beken ligt een nieuwe laag zand. Waterschap Hunze en Aa’s heeft de afgelopen periode samen met Provincie Drenthe en Staatsbosbeheer delen van het Anloërdiepje, het Zeegserloopje en het Taarlosche Diep in het nationaal park verhoogd. De beekbodemverhoging is onderdeel van een pilot om verdroging tegen te gaan en hiermee de natuurkwaliteit te versterken. Het waterschap hoopt het gebied te beschermen tegen toenemende droogte door klimaatverandering. 

‘Een beek die te diep is uitgesneden werkt als drainage, terwijl je juist wil dat de bodem in het beekdal nat blijft’, vertelt aquatisch ecoloog Peter Paul Schollema. Hij is vanaf het begin bij dit project betrokken en zag het gebied veranderen. Aan de rand van zijn bruine wandelschoenen stroomt nu water, maar in droge zomers zijn de waterstanden in de Drentsche Aa regelmatig laag en vallen delen van beken soms droog. Erg vervelend voor dieren en planten die leven in, rondom en van de beken. Daarom is op drie plekken zand in het water gespoten, waardoor de bodem omhoogkomt en ook het water hoger staat. Zo onttrekt de beek minder grondwater uit de nabije bodem en blijft het omliggende gebied natter.

In de beken van de Drentsche Aa is in het verleden intensief onderhoud uitgevoerd om de waterafvoer te verbeteren. Nu de beken in het gebied weer meer ruimte krijgen voor natuurlijke processen veranderen deze. Hoewel de beek nu in feite natuurlijker is, is het zand langs de oever voor veel mensen een vreemd gezicht. ‘We zijn niet meer gewend aan natuurlijke beken, maar een beetje zand op de kant is heel normaal. Een levende en vrij slingerende beek slijt de buitenbochten langzaam uit en zet dit zand weer af in de binnenbochten of op de kant’, vertelt Schollema.

Natuurlijk

Voor de beekverhoging is door het bedrijf Knoop Baggerwerken een speciaal systeem ontwikkeld, dat voor het eerst in Nederland gebruikt werd met dit project. ‘Het is tuinieren op hoog kwaliteitsniveau’, zegt Schollema lachend. Een mengsel van zand en water werd door een lange buis in de beek gespoten. Door de buis langzaam achteruit te trekken, kon het zand zich over de bodem verspreiden. Een team van tien tot vijftien mensen was op deze manier per beek zo’n twee weken bezig. 

Tijdens de werkzaamheden hield Schollema samen met een andere ecoloog de natuur nauw in de gaten. ‘Ik vond het best spannend om in zo’n kwetsbaar gebied te werken. Je wil de natuur versterken, maar moet tegelijkertijd voorzichtig zijn dat je het niet aantast. Dat was ook de grootste uitdaging. We zijn heel voorzichtig te werk gegaan.’ Zo zijn er door het hele gebied rijplaten aangelegd, zodat zware graafmachines en vrachtwagens met zand geen diepe bandensporen zouden achterlaten. Dat was een enorme klus, maar met resultaat: rondom de beken is geen bandenspoor te bekennen.

Om het zand op zijn plaats te houden is hout gebruikt. ‘Dat hout is ook goed voor de “knippers”, dat is een groep kleine insectensoorten die aan het begin van de voedselketen staat. Zij komen op dit soort plekjes af’, vertelt Schollema wijzend naar een hoopje dunne takken dat net boven het kabbelende water uitsteekt. Ook de aangebrachte variatie tussen diepe en ondiepe stukken, is goed voor de biodiversiteit. ‘Er is nu meer ruimte voor het water én voor de dieren. Dit is hoe een beek van nature bedoeld is.’

Het effect?

In een open veld rondom het Anloërdiepje herinneren alleen een aantal zwarte paaltjes die boven het hoge gras uitsteken nog aan de werkzaamheden. Deze monitoren het effect van de beekbodemverhoging op de waterstanden in het beekdal. Direct naast de beek staat een paaltje, de volgende meetpunten staan telkens een paar meter verderop. Eén van de vragen waar de pilot van waterschap Hunze en Aa’s antwoord op moet geven is hoe ver het effect van bodemverhoging reikt. Komt het alleen de oeverlanden direct naast de beek ten goede, of blijft het land tot ver achter de beek natter nu de bodem hoger ligt?

De komende vijf jaar houdt het waterschap de natuur rondom de drie beken nauwkeurig in de gaten. De waterstanden, maar ook de planten en dieren worden gemonitord. Als na vijf jaar blijkt dat de natuur in en rondom de verhoogde beken is versterkt, wordt het project doorgezet en worden meer beken verhoogd. Zo hoopt Waterschap Hunze en Aa’s dat ook in de zomer het geluid van kabbelend water te horen is in de Drentsche Aa.