Ik ben begin twintig en voor mijn studie journalistiek ga ik op zoek naar een stage. De vraag die op tafel ligt: wil ik naar de randstad (naar de heilige graal in de vorm van de NOS of een kwaliteitskrant) of ga ik voor een regionale optie. Op dat moment weet ik nog niet goed wat ik wil, behalve dat het Westen mij niet per se trekt. Ik zit hier prima in het Noorden.
Dan kom ik toevalligerwijs Noorderbreedte tegen en beter kan het niet in mijn ogen: regionaal maar ook diepgang. Ik besluit meteen een brief te schrijven met de vraag of ze toevallig op zoek zijn naar stagiaires. De week daarna fiets ik naar het kantoor van Noorderbreedte aan de Westerkade. Via een smal trappetje loop ik naar de deur om aan te bellen bij dit souterrain.
Hoofdredacteur Annelies van der Goot doet open: ‘Leuk dat je er bent’, zegt ze vriendelijk. Ze wijst me naar een kamertje vol boeken, stapels papier, kunstdrukken en dozen vol tijdschriften. Het ruikt heerlijk (later leer ik dat dit de geur van de verse Noorderbreedte is). Aan tafel zit ook financieel directeur Chris Elsinga al klaar: ‘Zo, jij bent dus Merel’, zegt hij.
We hebben een gesprek over het Noorden (uiteraard) en waar ik over zou willen schrijven. Annelies is nieuwsgierig naar hoe ik over de dingen denk. Aan het einde vraagt ze: ‘Zijn er verder nog dingen die we moeten weten?’ ‘Het klinkt misschien een beetje gek’, antwoord ik ‘maar ondanks dat ik veel van schrijven hou, ben ik niet zo goed in spelling.’ Annelies geeft aan dat het voor haar geen probleem is. Ik adem nog een keer die heerlijke geur in en denk: misschien kan dit weleens iets worden.
Zes jaar gaan voorbij waarbij ik altijd, in verschillende vormen, betrokken ben bij het tijdschrift. In 2021 stop ik vanwege fysieke ongemakken als mede-hoofdredacteur van Noorderbreedte. Het was niet makkelijk om los te laten, even kon ik het tijdschrift niet lezen. Het was een tastbaar bewijs van het feit dat ik het niet meer kon. Maar ook als ik er niet was, was er Noorderbreedte. Minstens net zo goed en zelfs nog beter.
Twee jaar later zit ik weer op het kantoor van Noorderbreedte. Nu gelegen bij het Noorderplantsoen, aan de Akkerstraat. Er zijn nieuwe stagiaires en de interim hoofdredacteur is Tjesse Riemersma. Ik ben er omdat ik weer redactielid word en we praten over het Noorden (uiteraard) en waar ik over wil schrijven.
Met lichte tred loop ik nog een rondje door het Noorderplantsoen. Ik verwonder me erover dat alle rollen veranderd zijn, maar dat er iets aan Noorderbreedte is wat altijd overeind blijft staan, los nog van alle inhoud en het tijdschrift dat op de mat valt. De spellingsfoutjes kan je er in de eindredactie wel uithalen, maar de liefde stop je er niet zomaar in. Het is iets wat je niet altijd voelt, tot het er niet meer is, en ik kan het weten.