Is de waterstofeconomie in Groningen toekomstmuziek? Of ontwikkelt de fossiele industrie een nieuw verdienmodel waarin het Noorden opnieuw fungeert als wingewest?

Het industriecluster in de Eemshaven draait op volle toeren, maar zonder vervuilende uitstoot. Auto’s en vrachtwagens zoeven nagenoeg geruisloos door de provincie, uit de uitlaten komt niets. Behalve als een auto hard optrekt, dan spetteren een paar druppeltjes water op het asfalt. En iedereen zit er warmpjes bij, dankzij elektrische warmtepompen. Zelfs de gasrotonde heeft een nieuwe bestemming gekregen en zorgt voor werk en bedrijvigheid in het Noorden.
En dat allemaal dankzij het meest voorkomende element in het heelal: H, oftewel waterstof. Dit kleur-, reuk- en smaakloze gas kan elektriciteit opslaan, maar ook vervoer en industrie van energie voorzien. Maar vooral: het gaat de toekomst van het Noorden voorgoed veranderen. Tenminste, als we de pleitbezorgers van de waterstofeconomie mogen geloven. Ze beloven een ‘volledig functionerende groene-waterstofketen in Noord-Nederland’, en dat al in 2025. Welcome to Hydrogen Valley.
Toekomstmuziek of onhaalbare utopie? Al meer dan een jaar probeer ik erachter te komen. Maar hoe dieper ik erin duik, hoe meer experts ik spreek, hoe verder ik verdwaal in een droomlandschap van aannames, fictieve berekeningen, plannen en Wunschdenken. Niemand heeft het antwoord. Of het nou de zware industrie is die moet verduurzamen, de gassector die zichzelf moet heruitvinden of de overheid die naarstig op zoek is naar werkgelegenheid in het Noorden, allemaal zetten ze in op deze energiedrager als oplossing.
Als noordeling zou ik niets liever willen dan dat het waar was: eindelijk goed nieuws voor mijn geliefde streek. Maar de hoeveelheid mooiweerverhalen heeft me vanaf het begin argwanend gemaakt. Het zou niet de eerste keer zijn dat het Noorden niet krijgt waar het op hoopt.

Gidsprovincie Groningen

Ook de Nederlandse overheid heeft – mede ingegeven door de energiecrisis en de oorlog in Oekraïne – waterstof inmiddels helemaal omarmd. Dat het zover is gekomen, is mede te danken aan de inzet van Noord-Nederland. Al in 2017 trekt een groep noordelijke bestuur­ders onder aanvoering van de Noordelijke Innovation Board naar Den Haag om daar een nieuw concept voor de regio te presenteren. Het langverwachte einde van de gaswinning zadelt de provincies Groningen en Drenthe namelijk op met een nieuwe probleem: met de gaswinning verdwijnen ook broodnodige werkgelegenheid en economische bedrijvigheid uit de regio. Nu al scoort met name Oost-Groningen in alle werkloosheids- en armoedestatistieken treurigmakend hoog.
De bestuurders komen met een revolutionair plan: maak Noord-Nederland dé waterstof­regio van Nederland. Het heeft alles wat daarvoor nodig is: een actief chemiecluster in de Eemshaven, nabijheid van de zee met ruimte voor windparken die de stroom voor de productie kunnen opwekken en lege zout­koepels in Zuidwending voor de opslag van de geproduceerde waterstof. En niet te vergeten de fijnmazige gasinfrastructuur die – mede met behulp van de kennis en kunde uit de gaswinning – kan worden aangepast aan een nieuw gas.
Het klinkt bijna te mooi om waar te zijn. Het plan voorziet niet alleen in nieuwe werkgelegenheid en een alternatief voor de gaswinning, maar maakt het Noorden ook nog eens koploper in verduurzaming.

Grootschalige productie van groene waterstof zorgt nu juist voor meer CO₂

Want die waterstof wordt groen, dus niet geproduceerd uit aardgas, zoals tot nu toe gebruikelijk, maar uit groene stroom van windmolens en zonneparken. En ook niet onbelangrijk: de waterstofrevolutie moet een imagoverandering teweegbrengen – van een achtergesteld gebied met alleen maar problemen naar gidsprovincie. Net als veel noordelingen snak ook ik daarnaar, eindelijk een einde aan de negatieve spiraal. Maar als journalist zoek ik het addertje onder het gras.

Oude bekende

Maar eerst terug naar de plannen. In 2019 presenteert de provincie Groningen de investeringsagenda waterstof Noord-Nederland, waarin een kleine twintig bedrijven hun waterstofplannen voor de regio introduceren. Opvallend: ook de fossiele industrie ziet er brood in. Energiebedrijven als RWE, Equinox en Engie zijn van de partij.
Net als een oude bekende van het Noorden: Shell. De aandeelhouder van de NAM presen­teert meteen Nederlands grootste waterstofproject, NortH2. In samenwerking met onder andere RWE, Equinor en Gasunie, wil Shell een gigantisch windpark op de Noordzee bouwen dat al in 2030 vier gigawatt groene stroom levert voor de bijbehorende nog te bouwen waterstoffabriek in de Eemshaven.
Mijn aanvankelijke scepsis slaat om in argwaan. Ik doe al langer onderzoek naar Shell. Nog steeds weet het bedrijf me te verrassen met hoe geraffineerd en soms meedogenloos het zijn gas- en olieverkopen wereldwijd in stand houdt. Op onbaatzuchtige groene ambities heb ik het daaren­tegen nog nooit weten te betrappen.
Dat Shell nu wel voor duurzaamheid in het Noorden kiest, is begrijpelijk. Het bedrijf is naarstig op zoek naar een verdienmodel in de energietransitie en denkt dat in water­stof te hebben gevonden. Alleen, om weer in de regio aan de slag te kunnen, heeft Shell draagvlak nodig. Dat is na decennialange gasellende ver te zoeken.
Shell-bestuurders zetten een charme-offensief in. Bijvoorbeeld tijdens de verhoren voor de parlementaire enquête aardgaswinning Groningen, waar achtereenvolgens (oud-)Shell-bestuurders Marjan van Loon, Dick Benschop en Ben van Beurden betogen dat het bedrijf zonder maatschappelijk draagvlak nergens is. ‘Als mensen dan zeggen dat we dingen doen die niet door de beugel kunnen, dan is dat het grootste probleem geworden’, aldus Van Beurden.
Ook achter de schermen probeert Shell de geesten in het Noorden rijp te maken voor een nieuw gezamenlijk avontuur. Zo laat het bedrijf in 2019 zogenaamde scenario­sessies organiseren, waarin bestuurders, ondernemers en betrokkenen toekomstscenario’s voor hun regio bedenken. Die doen dit ogenschijnlijk uit eigen motivatie, want dat is de opzet, maar toch is de uitkomst gunstig voor Shell. De deelnemers komen tot de conclusie dat ze alleen samen de toekomst kunnen vormgeven. Dat ‘samen’, daar hoort ook Shell bij.
Het heeft effect. Bestuurlijk Noord-Nederland zet de deuren weer open voor de gasreus. En dat terwijl het bedrijf nog steeds snoeihard onderhandelt over de kosten die stoppen van de gaswinning en de versterking met zich meebrengen.
Je hoeft er geen onderzoeksjournalist voor te zijn om te weten dat niet alles wat ‘de olies’ beweren zomaar voor waar aangenomen kan worden. Wie ik ook spreek in de provincie, de toon is duidelijk: het wantrouwen is groot. Dat de provincie Groningen zo weinig argwaan toont wanneer juist Shell op de waterstoftrein springt en zelfs de provincie aanspoort zich ervoor in te zetten, blijft me verbazen. Is ze te naïef?

Eenzijdige afhankelijkheid

De redenering van de provincie is simpel: we hebben Shell nodig. Zoals commissaris van de Koning René Paas tijdens de aftrap van NortH2 zei: ‘Er zijn niet zoveel bedrijven in Nederland in staat om de windparken te bouwen van een omvang die Nederland nodig heeft. Om dat te kunnen doen heb je grote bedrijven zoals Shell nodig.’
Het lijkt een symbiotische relatie. De provincie heeft de fossiele-energiereuzen nodig voor de waterstofrevolutie en Shell heeft het Noorden nodig om een nieuw verdienmodel te ontwik­kelen. Maar deze relatie is niet gelijkwaardig. De regio heeft weinig alternatieven als het gaat om werkgelegenheid. Dat is ook te zien in Drenthe, waar de provincie tevergeefs probeert de NAM te paaien, uit angst dat het hoofdkantoor verdwijnt uit Assen en er niets voor terugkomt. Paas en collega-commissaris van de Koning Jetta Klijnsma (Drenthe) drinken niet voor niets regelmatig koffie met Shell-bestuurder Marjan van Loon. Juist die afhankelijkheid maakt het Noorden voor Shell aantrekkelijk. Zoals Ben van Beurden zei tijdens zijn verhoor: ‘[Het waterstofproject] NortH2 bestond al als idee. Wij vinden het prima, investeren in de regio, maar mijn pleidooi was: help ons daarmee, het is wel jouw regio.’ Met andere woorden: de provincie moet bijdragen aan Shells plannen.
Wat we hierbij niet moeten vergeten: de afhankelijkheid is niet wederzijds. Shell doet net zo lief elders zaken als de gelegenheid gunstig is. Dat blijkt uit de Europese subsidie die het in de wacht heeft gesleept om twee elektrolyzers te bouwen. Met die fabrieken gaat Shell zijn raffinaderijen vergroenen, die nu al op gasgemaakte waterstof draaien. In Rotterdam, niet in de Eemshaven.

Onrendabel

Hoe meer plannen, hoe meer kritiek er ook is op wondermiddel waterstof. Niet alleen is er helemaal nog geen markt, de productie is ook heel inefficiënt. Bij het omzetten van elektriciteit naar waterstof en andersom gaat twintig tot veertig procent energie verloren. Dat zou misschien niet uitmaken als er voldoende groene stroom was, maar die is er nog niet en de elektriciteitsvraag gaat de komende jaren alleen maar toenemen.
Critici waarschuwen daarom dat grootscha­lige productie van groene waterstof nu juist voor meer CO₂-uitstoot zorgt. Aardgas moet het gebrek aan groene stroom dan namelijk opvangen. Wat wederom goed zou zijn voor gasverkoper Shell, al vermoed ik dat het bedrijf altijd zal ontkennen dat dit meespeelt.
Ook is groene waterstof maken zo duur dat het alleen met overheidssubsidie rendabel is. Shell heeft de provincie Groningen niet voor niets aangezet om te lobbyen voor overheidssteun. De olies willen best wel vergroenen, maar liever niet ten koste van de portemonnee.
En subsidiepotjes zijn er genoeg. Naast bestaande Europese Fondsen waarvan bijvoorbeeld Hydrogen Valley heeft geprofiteerd, maar ook Shells raffinaderij in Pernis, bestaan er Nederlandse subsidieregelingen voor waterstofprojecten. Aanlokkelijk voor het Noorden, maar ook voor het fossiele grootbedrijf.

Realistische verwachtingen

Met niet al te veel fantasie kan ik een ander toekomstscenario schetsen. Dat is het verhaal van de fossiele industrie die op een slimme manier een nieuw verdienmodel ontwikkelt waarin het Noorden opnieuw fungeert als wingewest.
De Ommelanden en de zee vlak boven de provincie tot aan de horizon volgestopt met windmolens, weilanden die veranderen in zeeën van zwart glanzende zonnepanelen, reusachtige fabrieken die de elektriciteit moeten omvormen in waterstof en nieuwe activiteit onder de grond in de vorm van opslag van waterstof in verlaten zoutmijnen. Dat klinkt meteen minder aantrekkelijk, dus de vraag is: wat levert deze transformatie van de provincie de Groningers op?
Dat is allesbehalve duidelijk. Of waterstof daadwerkelijk de banenmotor wordt, moet blijken. Wel is al bekend dat er nooit genoeg groene waterstof zal worden geproduceerd om én alle huishoudens én de industrie én het vervoer erop te laten draaien. Experts zeggen daarom dat er duidelijk keuzes moeten worden gemaakt, maar die ontbreken tot nu toe.

Misschien is het mijn Groningse cynisme of beroepsdeformatie, maar gezien alle onze­kerheden en het recente verleden van de provincie heb ik mijn twijfels of Groningen het ‘eerste holistische waterstof-ecosysteem als blauwdruk voor de rest van Europa’ gaat worden. Er spelen immers meer sociaal-maat­schappelijke problemen in de provincie die een nieuwe energiedrager niet zomaar kan oplossen.

Groningers hebben genoeg van niet ingeloste beloftes

Wat waterstof wel kan doen, is jonge ondernemers perspectief bieden. Vrachtwagenbouwer Holthausen uit Hoogezand en snijmachineproducent Resato in Assen zijn veelbelovend en ook gevestigde namen als zoutwinner Nedmag, Cosun Beet Company en Gasunie ontwikkelen waterstof­oplossingen. Als daarmee de negatieve beeld­vormingsspiraal doorbroken kan worden, is dat al winst. De vuilniswagens en treinen die in de regio op waterstof rijden en een iets schonere zware industrie in de Eemshaven zijn dan mooi meegenomen.
Optimisten zeggen dat je moet durven dromen, want alleen dan weet je dingen te bereiken die voorheen onhaalbaar leken. Aan de andere kant, als Groningers ergens genoeg van hebben gehad de afgelopen jaren, dan is dat van teleurgestelde verwachtingen en niet ingeloste beloftes. Dus misschien is het tijd om een realistisch verhaal te vertellen: waterstof is geen wondermiddel, maar kan een steentje bijdragen, ook in het Noorden. En dan alleen maar hopen dat de olies of de Randstad er niet weer met de buit vandoor gaan…

Birte Schohaus is onderzoeksjournalist bij Follow the Money. Met collega’s van onder andere Platform Authentieke Journalistiek kijkt ze kritisch naar de geplande waterstofeconomie en de banden tussen Shell en Nederland.