Sociaal-ruimtelijk adviseur en hogeschooldocent Mark Sekuur stoort zich aan de ruimte die auto's en parkeerplekken innemen op de plekken waar we wonen. Neem een voorbeeld aan autoluwe hofjes, vindt hij. Ruimtes die rustig, gezellig én divers in gebruiksmogelijkheden zijn.

Ze vielen me niet op. Al die stilstaande auto’s. Niet in de files, maar in de straten waar we wonen. Voor bijna elke woning één. We zetten ‘m het liefst vlak voor de deur. En ’s avonds strijden we allemaal voor het dichtstbijzijnde plekje. Verdorie! Weer twintig meter verder lopen omdat de buur iets eerder thuis was. 

Die auto bepaalt sinds de jaren zestig het beeld van onze openbare ruimte. Een fantastische bereikbaarheid is het uitgangspunt en ‘gemak dient de mens’ staat centraal. En eerlijk is eerlijk, ik ben ook blij dat ik bij mijn eigen huis kan parkeren. Maar toch, het wringt. 

De impact van al die hopen metaal in de straten waar wij wonen is enorm. Wat blijkt: de auto staat 95 procent van de tijd stil en het ruimtebeslag van één geparkeerde auto is 20 m2 (bron: kimnet.nl). De openbare ruimte die dat inneemt kan al die tijd niet voor andere en leukere dingen gebruikt worden. Nadat ik de cijfers leerde kennen, ging ik autoluwe plekken steeds meer waarderen. 

Om te smullen vind ik ze, de eeuwenoude binnenhofjes in Groningen. De fijnste plekjes in de stad. Rustig, sfeervol, divers in gebruiksmogelijkheden én autoluw. Er zijn er honderden van in heel Nederland. Bijna allemaal eeuwenoud en uit de tijd van dat er nog geen Woningwet was die voorschreef wat de minimale kwaliteit van de bebouwde omgeving moest zijn. De auto bestond nog niet en er was gelukkig geen Nota Parkeernorm (Google maar eens) die aangaf hoeveel parkeerplaatsen er bij elke woning moesten zijn. 

De hofjes zijn een hedendaagse bron van inspiratie voor architecten en stedenbouwkundigen. Zo doet het eeuwenoude hofje regelmatig zijn herintrede in nieuwbouwwijken. Onder andere in de zogenaamde ‘bloemkoolwijken’ uit de jaren tachtig, zoals in Emmerhout in Emmen en de Groningse wijk Lewenborg. Ontworpen met interessante groene woonerven, die helaas snel door de steeds populairder wordende auto werden gekoloniseerd. 

Pasgeleden kwam ik in de gloednieuwe stadswijk Meerstad (Groningen) ook een hofje tegen. Aan de randen stonden prachtige rijtjeswoningen. Opgetrokken in mooie rode baksteen. De voorkant direct grenzend aan de weg met uitzicht op het meer en achter een intiem postzegeltuintje. Afgebakend met een schuurtje en de fameuze Gammaschutting. Met vervolgens een tussenruimte van zo’n twintig meter tot aan de volgende schutting. Twintig strekkende meters gemeenschappelijk en openbaar hofje. Maar helaas zonder speelruimte en zonder verblijfskwaliteit. Maar wél ruimte om de auto én de afvalcontainer het hof te maken. Waarom is het zo moeilijk om échte ruimtelijke kwaliteit te ontwerpen op de plekken waar we wonen? Ruimtes die rustig, gezellig én divers in gebruiksmogelijkheden zijn? Zelfs in het heden wordt er nog te vaak voor gekozen om een in potentie prachtige openbare ruimte op te offeren voor platvloerse parkeeroplossingen. 

Het ontwerpen van (semi-)openbare en gemeenschappelijke buitenruimte is een serieus vak. Wereldwijd zijn er prachtige voorbeelden te vinden waar er vooruitstrevend ontworpen wordt aan het verbeteren van binnensteden en oude stadswijken. Het plan Superilles creix a l’Eixample in Barcelona, de opnieuw uitgegraven Catharijnesingel in Utrecht en de herinrichting van binnenstad Groningen zijn inspirerende voorbeelden. Maar die ontwerpkracht wordt gemist op de plekken waar we een groot deel van de tijd thuis zijn, juist daar ligt een belangrijke ontwerpopgave. Ik parkeer graag een stukje verderop als ik er een flink stuk ruimtelijke kwaliteit voor terugkrijg. Lopen jullie mee?

In deze wekelijkse wisselcolumn schrijven Nb-redactieleden ombeurten over wat hen bezighoudt in en om het Noorden.

Trefwoorden