Eind maart een voettocht maken langs de IJsselmeerkust richting de Wadden betekent veel trekvogels zien onderweg. Afgelopen week wandelde ik van Warns via Stavoren en Hindeloopen naar Workum en Makkum, om te eindigen in Harlingen. Niet toevallig belandde ik de eerste dag in een boerderij in Workum, waar jonge onderzoekers van de Rijksuniversiteit tellingen deden naar trekvogels. Overal lagen hoge laarzen, mensen liepen in en uit, er werd stevig gewerkt op laptops.
Ik ontmoette er Theunis Piersma, trekvogelecoloog, die hier op 12.000 hectare de trek van de grutto’s volgt. We spraken over de landbouw in Zuidwest-Friesland en over biodiversiteit. Op kaarten zag ik het broedgedrag van de vogels door de jaren heen, hun leefgebied in Nederland en elders wordt elk jaar kleiner; zelfs binnen de 12.000 hectare tussen Makkum en Laaxum zijn alleen nog kleine eilandjes over, meer dan tachtig procent van het land blijft vogel-loos.
Volgens Piersma bevat de bodem daar geen rode wormen meer, wat deels veroorzaakt wordt door de vele drijfmest die door boeren wordt geïnjecteerd. Rode wormen, zegt men, is de boer zijn beste knecht. Verdwijnen de wormen, dan wordt het moeilijk de bodemvruchtbaarheid op peil te houden. Slechts ‘postzegels’ vruchtbaar land blijven over.
Het verdwijnen van de grutto staat dus niet op zichzelf, het wijst op stervend bodemleven. Grutto’s, las ik, zijn de kanaries in de kolenmijn.
Op het pad naar Workum hoorde ik van mijn andere wandelgast boeiende verhalen over hoe Leeuwarden Culturele Hoofdstad door een groeiende groep enthousiaste Friezen was bedacht en ontwikkeld. Zo’n regionaal netwerk werd in aanleg al vanaf 2012 gevormd. Ook Piersma vertelde me dat in Friesland de afgelopen jaren krachtige netwerken van zich doen spreken die tot grote dingen in staat zijn. Van hem kreeg ik boeken mee, waaronder het verslag van de internationale conferentie over trekvogels die tijdens Culturele Hoofdstad in Workum was gehouden.
Er wordt een toekomstvisie ontvouwd waarin weidevogels zullen terugkeren. Vier eenvoudige maatregelen zouden daarvoor moeten worden genomen. Ik zou ze uit mijn hoofd moeten leren.
Maar Piersma wilde niet met me meelopen. Hij voelde, zei hij, daarvoor te veel ‘landschapspijn’. Dus wandelde ik de volgende dag alleen verder. En toen gebeurde het. Even boven Workum, in een weiland, liep ik ’s ochtends vroeg in de richting van een groep witte zwanen. Het waren er ruim tien. Fel staken ze af tegen het groene gras, het was op dat moment even zonnig. Toen ik de eerste zwanen naderde vlogen de grootste rakelings voor me langs. Hard was het geluid dat ze op hun lage vlucht maakten, het gras sloeg zelfs plat, de traagheid van hun vleugelslag maakte dat ik even stilhield. Het was misschien wel de mooiste ervaring die ik deze eerste voettocht had.
In Makkum bekeek ik op mijn telefoon de toespraak van minister Hugo de Jonge. Terwijl ik door de weilanden liep nam de minister van Ruimtelijke Ordening in Den Haag de vier ruimtelijke scenario’s voor de toekomst van Nederland in ontvangst. Hij sprak over alle transities die meer vierkante meters zullen vragen en gaf aan daarvoor heel Nederland te willen benutten. ‘In het Noorden is nog veel ruimte,’ zei hij, waarbij hij wijd met zijn armen zwaaide. De volle zaal ambtenaren knikte instemmend. De volgende twee dagen vergaderde het kabinet in het Catshuis over de politieke crisis die was ontstaan na de provinciale verkiezingen.
De toekomst van het platteland staat op het spel.
Op de dijk bij Zurich ontmoette ik een man met zijn hond. Hij was geboren en getogen in het dorp onder aan de dijk en vertelde me over de leegloop van Zurich in de afgelopen jaren. Eerst was de basisschool gesloten, toen volgden de winkels; nog één toeristenwinkel was er over. In de meeste huizen woonde slechts één persoon. Het verenigingsleven was doodgebloed. Een oplossing, zei hij, zou hij niet snel weten. Meewarig keek hij naar het landje onder aan de dijk waar een enkele trekvogel foerageerde. Door zonnepanelen aangedreven pompen leken hier de waterstand kunstmatig te verhogen. Het was een van die ‘postzegels’ waarover Piersma eerder sprak.
Minder vogels en minder wormen, minder boeren, minder dorpsbewoners, minder scholen, minder winkels, het platteland wordt leeg en stil. Welke ruimteclaims zou de minister voor Noord-Nederland in petto hebben? Woningcontingenten voor Randstedelingen? Velden zonnepanelen? Gloednieuwe datacenters? Waterstoffabrieken? Weet het Noorden eigenlijk wel wat het zèlf wil?