Mark Sekuur pleit voor meer gekke plekken, rommeligheid en rafelrandjes. Niet meer scheiden en zoneren, een goede stad bestaat uit variatie.

Een vale plek, rafelrandje of scheurtje in je broek? Alleen mijn schoonmoeder kijkt daar nog van op en staat gelijk klaar om het kledingstuk op te lappen. Maar juist die gebruikssporen geven de broek karakter. Ze laten zien dat je leeft. Én dat er geleefd mag worden! Laten we deze insteek ook doorvoeren in de ruimtelijke ordening van onze dorpen en steden. Met de drang naar aangeharkte, gelikte en netjes in hokjes geplaatste bebouwde omgeving halen we steeds meer het karakter en levendigheid uit onze buurten. Dat rafelrandje om de hoek is betekenisvoller dan je denkt.  

Pasgeleden bezocht ik met studenten een klein bedrijventerrein in het oosten van de stad Groningen. Zo’n buurtje waar het kringloopwinkeltje tegenover de ambachtelijke meubelmaker zit, particulieren in romneyloodsen knutselen aan hun oldtimers en waar sleetse bedrijfspanden voordelige huurruimte bieden aan startende ondernemers. Het zijn plekken waar de architectuur weinig spectaculair is en de buitenruimte een matige kwaliteit heeft. 

Mijn oude werkplek was ook zo. Destijds tijdelijk gehuisvest in het inmiddels gesloopte postkantoor achter het Groninger Hoofdstation. Van buiten was het een norse, met grindplaten beklede betonkolos; van binnen een fascinerende plek waar zzp’ers, startups en enthousiastelingen alle ruimte kregen om een inspirerend klimaat te bouwen. Ik leerde er ondernemen, tafeltennissen en hoe je een oude distributiehal met weinig middelen kon omtoveren tot een verrassende evenementenlocatie. Het was een plek die, evenals dat bedrijventerrein, mooi was in rommeligheid en rafeligheid. Daarbij vormde die een contrast met de keurig ingerichte rest van Nederland. Waar alle functies duidelijk gescheiden zijn, opgeruimdheid hoog in het vaandel staat en waar tot op de vierkante centimeter ordenen tot kunst verheven is. 

Het uit elkaar trekken van functies zoals wonen, werken en recreatie is in Nederland al enige tijd het credo. Zonering wordt dit in vaktaal genoemd. Vanuit dat concept zijn er de afgelopen vijftig jaar bij elk zichzelf respecterend dorp en bij elke stad grote bedrijventerreinen ontstaan. Je ziet het in Groningen Zuidoost, langs de doorgaande weg bij Ten Boer en in ontwikkeling in Westpoort Groningen en Assen-Noord. Zielloze versteende bedrijventerreinen die het zicht op stadsentrees en ooit prachtige wierdedorpjes ontnemen. ’s Avonds uitgestorven maar wel fel verlicht. De terreinen zijn slecht bereikbaar omdat er een matige OV-verbinding is en doordat iedereen daarom maar met de auto komt is het ook nog eens (te) gevaarlijk om er te fietsen. Op de plekken waar kleine bedrijventerreintjes zaten vind je nu monotone woonbuurten. Alle functies uit elkaar getrokken. Eenheidsworst ten top. 

Voor gekke plekken, gevarieerde buurtjes, vale plekken en rafelrandjes is inmiddels bijna geen ruimte meer. Met de grote verbouwingsopgaaf die er voor ons ligt is de hoogste tijd om die afwijkende plekken te leren waarderen en een onderdeel te laten zijn van de ruimtelijke ontwikkeling. Dus niet meer scheiden en zoneren. Tenzij het écht niet anders kan! Zorg juist voor een goede mix aan gebruiksfuncties. Koester daarbij ook de kleine bedrijventerreintjes. Ze voorzien in een behoefte (nabijheid, vaak goedkope ruimte) en geven de stad smoel. Een goede stad bestaat uit variatie, voor allerhande groepen mensen en gebruiken. Dat moet soms een beetje rommelig zijn. 

In deze wekelijkse wisselcolumn schrijven Nb-redactieleden ombeurten over wat hen bezighoudt in en om het Noorden.

Trefwoorden