Bij elke stap met de laarzen welt vanuit de bodem een zwarte vlek op, als een inktwolk. Een teken van het volstrekt zuurstofarme milieu waarin kwelder­planten zich proberen te vestigen.

Onderzoeker Peter Esselink bukt en spreidt wat takjes: zilte rus, die al vroeg in het voorjaar uitloopt. Om de zoveel stappen noemt hij een nieuwe naam. Klein schorrenkruid, gewoon kweldergras, zeekraal.
Op de vegetatiekaarten die Esselink boven op de dijk in de wind vasthoudt, hebben de soorten elk hun eigen kleur. De kwelders van Het Groninger Landschap, vanaf de Duitse grens tot ongeveer halverwege de Dollard, vormen een bonte verzameling vlakjes. Ten westen daarvan, bij de boer, kleurt de vegetatiekaart grotendeels donkerblauw: gewoon kweldergras met zeeaster, een gewenste nazomerbloeier.
Wie doet het beter? Dat is de eerste vraag die de kaart oproept. Maar dat is te simpel, legt Esselink uit. ‘Juist met deze twee extremen naast elkaar is de totale biodiversiteit misschien wel hoger.’ Onder de broedvogels zijn tureluur, graspieper en veldleeuwerik belangrijke kweldersoorten, en op de kalere stukken kluut en kievit. Ganzen strijken er ook graag neer. Tegen de Duitse grens, in het riet, vind je de bruine kiekendief, blauwborst en het baardmannetje. ‘En dan is de insectenwereld hier nog niet eens structureel in kaart gebracht.’

Slingerpatroon

Het sleutelwoord bij natuurbeheer op de kwelder is ‘beweiding’. Grazend vee houdt het riet binnen de perken. Zo ontstaat een halfopen landschap waarin ook andere planten een kans krijgen, die weer vogels en insecten aantrekken. Het lastige, zoals bekend is uit onderzoek waarbij Esselink in Friesland betrokken was: er is niet één ideaal recept. Elk plantje en beestje wil vaak net weer iets anders. Het rund geldt grosso modo als optimale begrazer.
Het Groninger Landschap werkt met pachters, vertelt natuur­beheerder Silvan Puijman: boeren die de stichting betalen om hun vee op de kwelder te laten grazen. De zwartbonte koeien en Limousin-runderen, een stevig vleesras, mogen hun gang gaan tussen juni en september, tot hooguit 1 oktober. Dat gaat soms met wat trekken en duwen aan de vergadertafel. ‘Pachters willen graag een langer weideseizoen en meer vee, maar wij moeten de grenzen bewaken zodat de bodem niet vertrapt raakt’, zegt Puijman. Sinds de stichting is gestopt met ontwateren, in 1981, wordt de kwelder natter en gevoeliger voor koeienpoten. In de 22 jaar dat Puijman deze kwelders nu kent, zag hij tegelijkertijd het riet toenemen. Daar ‘moeten’ ze dus wat mee, met hulp van de runderen.
Om ons heen blijkt hoe dat nattere landschap vorm krijgt: voormalige greppels zoeken hun weg in een natuurlijk slingerpatroon. Esselink: ‘Ze gaan zich gedragen als kreken. Je ziet ook verschillende hoogtes in het landschap. Op de hoger gelegen oeverwallen krijgen andere soorten een kans.’

Open plekken

Hoe eentonig én hoe gevarieerd deze natuur kan zijn, blijkt tijdens een toer langs de kwelders. In het uiterste oosten, bij Nieuwe Statenzijl, is de Dollard relatief zoet door de monding van de Westerwoldsche Aa en de Eems. De runderen komen hier niet, het riet krijgt alle ruimte. Vogelkijkhut de Kiekkaaste torent net boven de pluimen uit. Meer naar het westen, ter hoogte van de Carel Coenraadpolder, staat alleen op de kwelderrand een hogere zone met riet, waar het vee minder goed bij kan. Mooi en afwisselend, vinden beide mannen. Toch zou je dit met een somberder bril een overbegraasde kwelder kunnen noemen, waar bijvoorbeeld de zeeaster het moeilijk heeft.
Nog verder westwaarts ligt een particuliere kwelder, waar de boer slechts met mate vee laat grazen en deels ook niet meer greppelt. Het resultaat is hogere begroeiing en plassen, met open plekken. Verrassend en schilderachtig, vindt Esselink, die al sinds 1991 op de Dollardkwelders rondloopt: ‘Dit is echt een kwelder met een pruik. Broedvogels vinden dat aantrekkelijk. En het kan haast niet anders of deze structurenrijkdom betekent ook veel voor insecten en slakjes.’
Bij de Punt van Reide tot slot, waar het Dollardwater overwegend zout is, vliegt een scholekster voorbij en hebben plukjes zeekweek zich gevestigd, een plant die zonder begrazing in zilte milieus zal oprukken. Schapen, die eveneens op de dijk lopen, houden deze kwelder kort, brandganzen doen de rest.

Als je de natuur op haar beloop laat, zal op kwelders aan de Dollard vooral riet groeien.
Maar hoe ver moet je als beheerder gaan?

Beweeg mee

Zonder menselijk ingrijpen geen afwisselende kwelderflora, zo maakt de toer langs de Dollard duidelijk. Maar het vraagstuk is ingewikkeld: in welke dichtheden, hoelang en waar wel of niet? En hoe voorkom je vertrapping van de bodem als je óók het water zijn natuurlijke loop wilt laten nemen? In Duitsland, weet Esselink vanuit internationaal onder­zoek, kijken ze heel anders naar kwelders: laat de natuur vooral haar gang maar gaan. In Nederland geldt juist het ideaal van mozaïekbeheer. En dat is een hele legpuzzel, erkent Esselink, als je alle planten, vogels en krioelende beestjes een plezier wilt doen.
Toch vindt hij dat er soms te veel aandacht gaat naar het bestrijden van vermeende ‘probleemstadia’. Beweeg mee, adviseert hij: ‘Probeer het riet te vertragen maar er uiteindelijk mee te leven, in plaats van er dwars tegenin te beheren. De kwelder vormt een levend landschap, dat kun je niet zomaar bevriezen. En alles wat je doet, laat toch een litteken achter.’ Silvan Puijman heeft er wel oren naar om de begrazingsdruk nog eens onder de loep te nemen. Maar hij benadrukt ook: ‘We willen de pachters niet kwijt.’
Op deze gure voorjaarsdag heeft de kwelder laten zien wat hij in huis heeft. Aan de horizon een zwerm bonte strandlopers, de eerste veldleeuweriken hoog boven ons, twee zeearenden op bezoek vanuit Duitsland. Op het uiterste einde van het land klotst voor onze laarzen de Dollard zachtjes tegen de afslagrand. Smienten en wilde eenden dobberen uit de wind. Stilte, zelfs geen snelweg in de verte meer te horen. ‘On-Nederlands’, noemt Esselink het landschap dat ons omringt. Waar mens en natuur samen al niet toe kunnen komen.

Landaanwinning

De kwelders langs de Nederlandse noordkust zijn voortgekomen uit de voormalige landaanwinningswerken. In de jaren dertig ging de spade in de grond, met het oog op eventuele inpoldering. Zeventig jaar geleden, in 1953, kwam de landaanwinning in de Dollard ten einde. Deze kwelders zijn momenteel in bezit van boeren en Het Groninger Landschap. Vanuit hun kunstmatige oorsprong gelden ze per definitie als halfnatuurlijk landschap.