Bert Nijmeijer bezocht het Schuilingcongres en fietste met honderd aardrijkskundeleraren en geografen het Bargerveen in.

Roelof Schuiling (1854-1936), geboren in Annen, leraar aardrijkskunde op de Rijkskweekschool en de HBS in Deventer en grondlegger van het aardrijkskundeonderwijs in Nederland, zal niet hebben vermoed dat er lang na zijn overlijden een congres naar hem zou worden vernoemd, en dat er op 21 juni 2023, de langste dag van het jaar, ruim honderd aardrijkskundeleraren en geografen in zijn naam bijeen zouden zijn op het Sportlandgoed in Zwartemeer, om het een dag lang te hebben over hoogveenherstel in het Bargerveen.
Maar het is zo. In een met authentiek landbouwgereedschap – een eg, een paardenkar – en schrootjes gedecoreerde zaal luisteren de congresgangers naar sprekers die het onderwerp van alle mogelijke richtingen aanvliegen: de toekomst van het Bargerveen, de stikstofdepositie, het watersysteem, het Bargerveen in cultuurhistorisch perspectief. Er is een kunstenares die met hydrofoons (een soort watervaste microfoons) veenopnames heeft gemaakt: kabbelend water, gedruppel, gootsteengeluiden. ‘De stem van het veen.’

‘Belangrijke vent’

Het congres is een idee van de Historische Vereniging Annen. ‘In Annen wees niets erop dat er vroeger zo’n belangrijke vent is geboren’, zegt organisator Roelof Eleveld. Daar moest wat aan gebeuren. Er kwam een monument, een wandeling en iedere zomer een congres voor aardrijkskundedocenten, als toetje na een lang schooljaar. De thematiek wordt vanaf de succesvolle eerste editie in 2016 gevonden in Schuilings intellectuele erfenis: hoe het samenspel van bodem, grondwater en mens het land vormgeeft. In het Bargerveen, in Zuidoost-Drenthe tussen Emmen en de Duitse grens, vind je een paar van de laatste resten hoogveen van het land. Het Natura 2000-gebied van 2100 hectare was vroeger onderdeel van het veel grotere Bourtangermoeras, dat een groot deel van Drenthe, Groningen en het Duitse Emsland besloeg. In de negentiende en twintigste eeuw werd het veen afgegraven en drooggelegd voor de afvoer van turf via kanalen en wijken (bij- en zijkanalen en sloten).
Daarmee ging massaal hoogveenflora en -fauna verloren. Zeldzame soorten als de zonnedauw (een vleesetend plantje) en de aardbeivlinder houden nu, teruggedrongen op de overgebleven hoogveeneilandjes, natte wortels en pootjes.

In de kachel

Hoogveen, zo wordt duidelijk, ‘zit helemaal boven in de grond en wordt eigenlijk alleen maar door regenwater gevoed’, zegt Dan Assendorp, docent aan Hogeschool Van Hall Larenstein in Velp en vaste bezoeker van het Schuilingcongres. ‘Er komt niets anders in, qua voedingsstoffen en mineralen, het is heel voedselarm en zuur. Bijzondere planten en insecten hebben zich daarop aangepast. Dat systeem hebben we grotendeels in de kachel gestopt.’
‘De eerste plannen voor hoogveenherstel in het Bargerveen dateren van een halve eeuw geleden’, zegt Eleveld, om aan te geven dat er niet veel vaart zit in dat streven. ‘In 1978 is men begonnen met wat grond aan te kopen. Van dat grote Bourtangerveen was toen misschien nog vijftig hectare over. Pas sinds een jaar of tien is het watersysteem zodanig verbeterd dat het regenwater kan worden vastgehouden en dat het weer een beetje tot leven komt.’
Assendorp: ‘Als je het in een grafiekje zou bekijken, zou het Bourtangerveen in de zeventiende eeuw op zijn top zijn. Toen zijn we begonnen het af te graven en is het steeds minder en minder geworden tot we bijna bij de as waren en het veen bijna op was, en pas de laatste jaren zien we het weer een klein beetje omhooggaan. We hebben dat wat er nog was net weer een beetje op gang gekregen.’

We lopen langs een veld met hoog gras, bloemen en ertussen lage, lichtgroene begroeiing, die glinstert in de zon

Eleveld: ‘Er is nog maar op een paar plekken in Nederland hoogveen over. In het Fochteloërveen, delen van de Peel en in Overijssel zijn op kleine schaal resultaten geboekt. ‘Stikstof maakt het herstel heel lastig.’ Stikstof is het fastfood van het plantenrijk. De massale groei van grassen, varens en brandnetels die het veroorzaakt, verdringt fijnproevers als de zonnedauw. De hoeveelheid stikstof die een ecosysteem kan verdragen, wordt uitgedrukt in de kritische depositiewaarde. ‘Die van hoogveen zit op 500 (mol, de eenheidsmaat voor stikstofneerslag, red). In het Bargerveen zit hij op 1000. Het is heel moeilijk die naar beneden te krijgen.’
’s Middags fietsen we in groepen door het Bargerveen, in lange linten over rechte fietspaden, op rode huurfietsen, de papieren lunchtas onder de snelbinders. ‘Een omgeving waar de zon vrij spel heeft en de omstandigheden gunstig zijn voor muggen, dazen en andere insecten’, stond vooraf in de mail. Een van de groepen, de onze, fietst de Duitse grens over om te kijken hoe het hoogveen er daar bijligt.
We fietsen langs natte stukken veen en wat lijkt op gereconstrueerde, prehistorische woningen of schuren. Er staan andere fietsgroepjes bij voor uitleg. Wij fietsen verder, naar de Duitse windmolens aan de horizon. Mensen wijzen dingen aan, naast het fietspad en in de verte. In zo’n gezelschap professionals weet altijd wel iemand ergens iets vanaf. Voorop fietst dr. Niels Gepp, een van de sprekers van vanochtend (Berücksichtigung der Stickstoffbelastungen bei der Genehmigung von Tierhaltungsanlagen des Landkreises Emsland). We rijden langs jonge mais en varkensstallen. De huizen zien er net even anders uit dan bij ons.

Verend pad

We hebben de fiets geparkeerd bij een informatiebord over hoogveenherstel (door ‘Wiedervernässung’ onder andere) en lopen over een verend pad. Er liggen plassen in de kuilen; na bijna anderhalve maand droogte heeft het eindelijk weer geregend. We lopen langs een veld met hoog gras, bloemen en ertussen lage, lichtgroene begroeiing die glinstert in de zon. Dat is het drasland waar het veen zich vormt, in een langzaam, kwetsbaar proces.
De aanmaak van veen begint met veenmos dat op een plas groeit. ‘Het wateroppervlak groeit langzaam dicht met waterveenmos’, vertelt boswachter Carola Pynaker-Heijnen tijdens de wandeling. ‘Dat is de pionier. Bij dat waterveenmos komen andere veenmossoorten en daaronder klinkt het in. Onder de laag veenmos sterft het af, daar krijg je veenvormende processen. De mosplanten kunnen vijftien centimeter per jaar groeien in de hoogte, maar gecomprimeerd tot veen groeit het in de ideale omstandigheden met een millimeter per jaar.’

Veen groeit in de ideale omstandigheden met een millimeter per jaar

Over loopplanken lopen we het moeras in. Na een meter of dertig stapt de groep op aanwijzing van Niels Gepp van de planken en loopt met zuigende stappen het veen in. Ik heb, in weerwil van het advies vooraf, nieuwe gekleurde sneakers aan en ga niet mee. Dan Assendorp en Loes Scholtens, landschapshistoricus en vanochtend ook een van de sprekers, wagen zich ook niet in het natte. Scholtens bukt zich en plukt een naast de loopplank groeiend, stervormig plantje. ‘Het bovenste gedeelte van het veen bestaat uit dit plantje.’
‘Veenmos. Daar begint het mee, hè?’, meen ik te weten na het gesprek met boswachter Carola.

‘Eigenlijk eindigt het daarmee’, zegt Scholtens. ‘Als je het simpel wilt vertellen: je hebt een vennetje, daar valt blad op. Dan vormt zich een zwartig laagje. Het ziet er een beetje uit als schoenpoets, je hebt het bijna in ieder vennetje. Dan gaat zo’n vennetje verlanden. Daar komt weer blad bovenop, en op zeker moment groeit de laag bovenop harder dan het onderaan wordt afgebroken.
‘Dat zijn de omstandigheden waarin veenmos kan groeien. De bovenste laag groeit aan en drukt de lagen eronder weg. Die onderste laag klinkt in, en dat wordt de zwarte turf. Als die laag eenmaal gedroogd is, krijg je die nooit meer nat. De bovenste laag, deze laag, werd gebruikt voor turfstrooisel. Die werd vroeger veel gebruikt voor paardenstallen.’
Assendorp wijst op een bekvormig plantje met rode draadjes als tandjes. Zonnedauw. ‘Prachtig hè?’ Eromheen groeit dophei. Assendorp weet een anekdote over heide. ‘De Duitse naam voor dophei is Erika. Hier in de buurt ligt het plaatsje Erica: dophei! Elders in Drenthe, en ook in de Peel, heb je het plaatsje Amerika (het Limburgse heet America, red). Dat is zo genoemd door de Duitsers die hier aan het werk waren: am Erika!’

We kijken naar het groepje verderop in het veen, te ver van ons vandaan om te horen wat er besproken wordt. De zon schijnt, in de lucht drijven kalme witte wolken. Af en toe waait een woord of een stukje van een Duitse zin ons tegemoet.

Met even empathische als scherpe blik doet journalist Bert Nijmeijer al jaren verslag voor Noorderbreedte.