Jaren geleden kwam ik er bij toeval langs. Ik zat in de bus naar Zoutkamp en staarde dromerig naar het open Waddenlandschap, met zijn typische vergezichten en slingerende dijken. En opeens, uit het niets, een bos. Voor ik met mijn ogen kon knipperen, hadden we het ook alweer achter ons gelaten, maar het plekje bleef me bij. Een bos zie je niet snel langs de Waddenkust. Later ben ik teruggegaan. Ik ontdekte dat het bos bij Wehe-den Hoorn Abelstok heet. En hoewel Abelstok er op het eerste gezicht uitziet als een dorpsbos net als ieder ander, leerde ik dat het eigenlijk een verwilderde boomgaard is vol verhalen.
De geschiedenis van de boomgaard draaide lange tijd om twee vragen: van wie is dit stuk land en wat doen we ermee? Het zijn vragen as old as time, die soms tot oorlogen leidden en dan weer tot kleine strubbelingen. In het Waddengebied is nooit een gebrek geweest aan zulke vragen. Waar de conflicten tegenwoordig gaan over natuur en landbouw, energie en industrie, wonen en toerisme, gingen ze voorheen over eigendom en zeggenschap. Want wie het land heeft, heeft de macht.
In de dertiende eeuw vochten inwoners van Eenrum bijvoorbeeld tegen die van Uithuizen om Rottumeroog. Drie eeuwen later krioelde het Waddengebied van de piraten, in opstand tegen de Spaanse overheerser. Op Ameland was het raak in de zeventiende eeuw: Rixt van Donia botste met een Duitse hertog die het voorzien had op het eiland. En op buureiland Schiermonnikoog stond de lokale bevolking een eeuw later op tegen Catharina Maria Stachouwer, die het eiland voor de helft bezat en zichzelf de ‘Freule van Schiermonnikoog’ noemde. Maar het zijn de kleine verhalen die mijn interesse hebben, zoals dat van Abelstok, een bos waar families, hippie-communes en einzelgängers hun thuis vonden.
Wee, o wee!
Tot de twintigste eeuw was Abelstok geen bos. Het was onderdeel van het typische open landschap van de Waddenkust, gevormd door de Waddenzee. Lang geleden was het gebied een eindeloze kweldervlakte. Op topografische kaarten vind je die geschiedenis nog het beste terug in de loop van de maren, smalle sloten die al eeuwenlang door het Noord-Groninger landschap kronkelen.
Een van die maren is de Kromme Raken, die dwars door het bos bij Abelstok loopt. Oorspronkelijk was dit de benedenloop van de Hunze (het huidige Reitdiep) die in de Waddenzee uitmondde. Over de Kromme Raken ligt de bekende brug ‘Abelstokstertil’.
Vroeger vertelden bewoners van dit gebied elkaar het verhaal van ene Abel, die gewed zou hebben dat hij met een polsstok over de Kromme Raken kon springen (Abelstok). Hij sprong zó ver dat hij uit het zicht verdween. De ongeruste aanwezigen riepen: ‘Wee, o, wee!’ (Wehe). Om duidelijk te maken dat hij nog leefde, blies Abel op zijn hoorn (Den Hoorn). Men begreep het en zei opgelucht tegen elkaar: ‘d’ Mens is er weer!’ (Mensingeweer).
De boomgaard wordt aangelegd door gedetineerden uit de stad Groningen
Op de plek waar Abel met zijn polsstok over het water zou zijn gesprongen, wordt in 1912 een boerderij gebouwd. Het gebied rond Abelstok is inmiddels bedijkt en ingepolderd. De zee is nog altijd dichtbij – de noordwester is genadeloos – maar het gevaar van verwoestende golven tijdens een stormvloed is min of meer geweken. In 1923 koopt Johannes Petrus Bos, akkerbouwer in Wehe-den Hoorn, de boerderij in Abelstok. Hij wil zijn bedrijf op die plek uitbreiden met een appel- en perenboomgaard. Pas in de tweede helft van de jaren veertig wordt de boomgaard aangelegd. Bos is dan al overleden, zijn bedrijf overgenomen door familieleden. Het werk wordt gedaan door gedetineerden uit de stad Groningen en het onderhoud wordt overgelaten aan een beheerder, die met zijn gezin op de boerderij woont en werkt. Ten tijde van de aanleg van de fruitgaard is dat de familie Buwalda, met tien kinderen. Een van hen zal later naar Australië emigreren en zijn boerderij ‘Abelstok’ noemen.
Indiase sitarmuziek
In 1965 wordt Abelstok opnieuw verkocht. De nieuwe eigenaar is Carel Kleinhout, adviseur op het gebied van landbouwbeleid in Den Haag. Kleinhout besluit – helemaal in lijn met de geest van de tijd – een biologische kwekerij te voeren. In de grote steden ronselt hij jongeren die wel in de boomgaard willen werken. Zelf blijft hij in Den Haag wonen. Hij schakelt een bedrijfsleider in, maar de aanstelling is van korte duur, omdat Kleinhout in de financiële problemen komt. Hij bezoekt Abelstok nog maar mondjesmaat.
Een groepje Amsterdamse jongeren besluit, ondanks de financiële misère, op de boerderij te blijven wonen. Atje Martens en zijn vrienden houden de kwekerij draaiende en richten – in afwezigheid van Kleinhout – een macrobiotische commune op. In de commune wonen steeds wisselende jongeren, ook uit het buitenland. Het Nieuwsblad van het Noorden van 22 juli 1971 tekent een sfeerbeeld: ‘Atje maait het gras om de boerderij, een Engelsman maakt leren versierselen en een meisje roert gedachteloos in een wasketel die op een houtvuur bij de boerderij staat. Uit de opkamer klinkt Indiase sitarmuziek, en rondom lopen honden, katten, kippen en een geit.’ Naast de tekst is een foto geplaatst van een jonge vrouw die, met wijde kleren en een sjaal om haar hoofd, de was doet. Intussen maken de hippies uit de Randstad heel wat los in de omgeving van Abelstok. Volgens de krant is de ‘commune van die Haagse oplichter’ een geliefd onderwerp voor buurpraatjes.
De titel ‘Haagse oplichter’ krijgt Kleinhout omdat hij zijn werknemers niet betaalt, dat was algemeen bekend. Maar in 1971 blijkt hij wel meer niet te betalen. Het Pensioenfonds voor het Bakkerswezen, de hypotheekhouder, kondigt aan de boerderij te verkopen omdat Kleinhout nooit rente of aflossing heeft betaald. Ook is de hypotheekhouder de commune liever kwijt dan rijk. ‘Die jongelui horen daar niet, die zitten daar te parasiteren.’ Kleinhout, die de jongeren toch echt zelf een baan en onderdak heeft aangeboden op de boerderij, reageert sussend: ‘Het is daar een invasie van Amsterdamse viezigheid geworden op mijn boerderij. Ik zal ze er zo snel mogelijk uit proberen te gooien.’ De commune ziet alles met lede ogen aan. Ze betalen geen huur, dat klopt, maar zien het ook niet zitten om te vertrekken.
Niet veel later meldt zich opeens een meneer Van Kley uit Wehe-den Hoorn, die betoogt al een voorlopig koopcontract te hebben ondertekend. De verwarring is compleet. Wie is nu precies de eigenaar?
Bij een artikel in de krant is een foto van de 24-jarige Atje geplaatst. Onder de foto staat aandoenlijk: ‘Communeleider Atje zit op zijn gemak in de opkamer en begrijpt niet wat er aan de hand is.’ Stichting Release staat de commune nog bij met een raadsman, maar het mag niet baten. De gemeente Leens verklaart de boerderij onbewoonbaar en de communeleden moeten Abelstok verlaten.
Reeënkop
Tot een verkoop van de boerderij komt het niet. Eind 1971 legt justitie beslag op de goederen en activa van – nota bene – de hypotheekhouder, wegens verdenking van fraude en verduistering door haar bestuurders. Zolang deze kwestie speelt, heeft Kleinhout geen beschikking over zijn boerderij. In 1975 is Abelstok zelfs weer heel even een commune. Een groepje Amsterdammers kraakt de onbewoonbare boerderij en brengt het fruit naar de hoofdstad, waar het onderhands verkocht wordt aan natuurwinkels.
Kleinhout regelt vervolgens een opzichter, die in een caravan op Abelstok komt te wonen. Hij heeft een geweer en moet stropers en andere ongenode gasten op afstand houden. In de omgeving heeft deze opzichter het imago van een wat verwilderde man. Toen hij ooit een jonge vrouw uit de buurt mee uit wilde vragen, verscheen hij voor haar deur met een opgezette reeënkop als cadeau.
Intussen kruipen de jaren voorbij. De boomgaard verwildert en in 1977 brandt de oude boerderij af. Een jaar later is de hypotheekkwestie opgelost en krijgt Kleinhout weer de volledige beschikking over Abelstok, maar hij is er wel klaar mee. Hij schenkt het geheel aan Stichting Beheer Landbouwgronden. De stichting plant in de jaren daarop loofbomen rond de fruitgaard en Abelstok wordt een dorpsbos met, in het midden, een verwilderde boomgaard.
Genendatabank
Anno 2023 is Abelstok in handen van Staatsbosbeheer, die het bos de afgelopen jaren restaureerde en beter toegankelijk maakte. ‘Door de essentaksterfte moesten we kappen’, vertelt boswachter Jaap Kloosterhuis aan de telefoon. ‘Tenminste, de bomen die dicht bij de wandelpaden staan. Op die manier kwamen er ineens plekken vrij. Samen met de Pomologische Vereniging Noord-Nederland hebben we daar oude Noord-Nederlandse perenrassen geplant. Zo sluit de nieuwe beplanting aan bij de oude, verwilderde boomgaard.’
Sterker nog, de nieuw aangeplante fruitbomen in Abelstok vormen een genetische databank. ‘Daar worden oude rassen op de been gehouden’, vertelt Kloosterhuis. ‘De Pomologische Vereniging had maar op één andere plek zo’n databank, dus was blij dat er met Abelstok een locatie bij kwam.’
Jaap Kloosterhuis heeft nog wel wensen voor het natuurgebied. ‘Als alles mogelijk zou zijn, zou ik heel graag de geschiedenis beter willen belichten. Het bos is immers begonnen als fruitgaard en heeft daarmee cultuurhistorische wortels. Ik zou daarover graag meer informatie willen delen. Wie weet lukt dat nog eens.’
Het zou fijn zijn als omwonenden Abelstok gaan zien als ‘ons bos’
De nieuwe fruitbomen zijn jong en dragen nog geen vrucht, maar de volwassen bomen van de verwilderde boomgaard produceren ieder jaar appels en peren. Jaap Kloosterhuis: ‘Staatsbosbeheer heeft niet de capaciteit om Abelstok als boomgaard te beheren, maar wel als bos. Een beetje verwildering is niet erg, dat is bijvoorbeeld goed voor zangvogels. Maar misschien dat de gemeenschap een rol wil spelen in het behoud van de boomgaard. Iedereen is bijvoorbeeld welkom om te plukken en te rapen.’ Lachend voegt hij eraan toe: ‘Wel voor eigen gebruik, hoor. Laat de vrachtwagen maar thuis staan.’
Daar raakt Kloosterhuis aan de aloude vraag: van wie is het land? Van wie is Abelstok? ‘Kijk, Staatsbosbeheer beheert namens Nederland. Abelstok is daarmee van ons allemaal en dus ook van niemand. Maar ik hoop dat de omgeving de meerwaarde van dit bos ziet en er mede zorg voor wil dragen. Of je er nu appels komt plukken of de hond uitlaat. Het zou fijn zijn als omwonenden Abelstok gaan zien als “ons bos”. Want dat betekent dat ze ons helpen het bos te beheren en ons waarschuwen als er iets is. We moeten het samen doen.’