De kerk van Fransum kampt met ernstige schade door uitdroging van de wierde. Toch staat de kerk er al zo’n achthonderd jaar, dus je verwacht dat die wel tegen een stootje kan. ‘Het probleem kan zijn dat we te laat zenuwachtig worden.’

De kerk van Fransum is er ook als niemand er is, als niemand eraan denkt. Dan staat hij op zijn wierde tussen Den Ham en Beswerd, verscholen achter bomen, onder de hoge lucht van het Middag-Humsterland. Binnen is het stil en graden koeler dan buiten, omstandigheden waarin de atmosfeer van de dertiende eeuw goed wordt bewaard. Je denkt er de middeleeuwen te kunnen ruiken.
De muren zijn scheef, de plavuizenvloer golft, het plafond hangt als een buik. Het deint en danst als Van Goghs kerk van Auvers. De kerk beweegt mee met de bodem, met een amper waarneembaar tempo. De grond zakt een millimeter, een stukje van een millimeter, in een muur begint een scheurtje. Het scheurtje scheurt langzaam verder, en na verloop van tijd heb je een grotere scheur.

Uitdrogen

‘Een monumentenbouwkundige wordt niet gauw zenuwachtig van een scheur’, zegt Jur Bekooy, bouwkundige bij de Stichting Oude Groninger Kerken (SOGK). ‘Op iedere bouwnaad van verschillende bouwfasen vind je scheuren. Ga er maar vanuit dat het koor hier in de vijftiende eeuw niet heel stevig aan de oude kerk is gebouwd. Je verwacht hier verticaal een scheur. Maar horizontaal, midden in één bouwfase, dat is heel merkwaardig.’
Bij de kerk van Fransum is wat bijzonders aan de hand, net als bij de nabijgelegen kerken van Oostum, Den Ham en Niehove. ‘In 2018 en 2019 herstelden we aardbevingsschade aan de kerken van Den Ham en Oostum. Maar binnen een jaar waren er nieuwe scheuren, terwijl er amper bevingen waren geweest. Dus daar kon het niet aan liggen.’ ‘De wierden beginnen uit te drogen’, zegt Irene Lantman, ecoloog bij Landschapsbeheer Groningen. ‘In combinatie met oxidatie, een chemisch proces in de bodem, zorgt dat ervoor dat de wierden inklinken. Doordat die hoger liggen dan het omliggende land, iets verder van het grondwater, daalt de bodem er sneller.’
‘Zolang het gelijkmatig inklinkt is er niks aan de hand’, zegt Bekooy. ‘Het wordt vervelend als het ongelijkmatig gaat. En dat zie je hier gebeuren.’

Hier komt de rood-groen coalitie tot een hoogtepunt: een rode kerk in een groene omgeving

Roodgroene coalitie

Lantman en Bekooy staan op het kerkhof bij de kerk. Het is een doordeweekse namiddag, begin mei, en 25 graden. De tweede zomerse dag van het jaar, het begin van mogelijk weer een warme, droge zomer. Bekooy denkt dat de problemen van Fransum en omringende wierden begonnen met de drie opeenvolgende, uitzonderlijk droge zomers van 2018, 2019 en 2020, toen het waterpeil tot problematische dieptes zakte. ‘Fransum’ is één van de 102 parels van oude kerken die de SOGK onder zijn hoede heeft. ‘Maar je hebt parels en parels’, zegt Bekooy. ‘Dit is één van de kerken waar alles in samenkomt. Waar de roodgroene coalitie tot een hoogtepunt komt. De rode kerken in een groene omgeving.’
Fransum is ook de kerk waar de – vermoedelijke – inklinkingsschade het meest duidelijk zichtbaar is. In de westmuur zitten flinke, inderdaad meestal horizontale scheuren. Lantman vermoedt dat de wierde hier centimeters is ingeklonken. ‘De laatste dertig jaar is het hard gegaan. Dit is een kleiwierde. Een veenwierde houdt als hij inklinkt meer vocht vast, en daardoor meer van zijn structuur.’

Korstmos

‘Dit is een archetype van een dertiende-eeuwse kerk’, zegt Bekooy. De komst van kloosterlingen naar het noordelijke kwelderland van die tijd leidde tot een bouwexplosie van kerken en kloosters. Je had hier volop klei en hout om er stenen van te bakken.’ De grote kloostermoppen werden later vervangen door meer praktische, kleinere stenen. Hoe groter de moppen, hoe ouder de kerk. Die van de Fransumse kerk zijn fors.
In de middeleeuwen stond het land, bij afwezigheid van dijken, een groot deel van het jaar onder water. ‘Je kwam ook echt niet bij de volgende wierde’, zegt Bekooy. ‘En dus kreeg elke wierde zijn eigen kerk.’
‘Tegenwoordig zijn de wierden groene eilanden van biodiversiteit in een open landschap, dat voor vogels en insecten onherbergzaam is geworden door intensieve landbouw’, zegt Lantman. ‘In de bomen schuilen en broeden vogels. Ze zorgen er ook voor dat je meer in de luwte zit. Voor kruiden is het goed als het iets warmer is.’ Het kerkhof is wild begroeid met fluitenkruid, madelief en nu uitgebloeide paardenbloem. Er scharrelen forse kippen, en een haan die protesteert als je te dichtbij komt.
De buitenmuur van de kerk is begroeid met korstmos. ‘Prachtig’ zegt Bekooy. ‘Ook daar zijn wij roden en groenen (SOGK-ambassadeurs van respectievelijk de stenen kerken en de natuur erop en eromheen, BN) het over eens. Kijk, dit vind ik dan weer een beetje te veel’ zegt hij, terwijl hij een in een kier van een vensterbank groeiend lindetakje verwijdert. ‘Maar korstmossen tasten de steen niet aan.’ ‘Juist op die oude kerken zijn ze zo mooi’, zegt Lantman. ‘Juist omdat die mortel zoveel kalk heeft, kunnen er bijzondere soorten op groeien. Ik zie zo vier verschillende soorten korstmossen.’

Zachte kwaliteit

Bekooy monstert een horizontale zigzagscheur onder een raam. ‘Scheuren door bevingsschade hebben een ander patroon.’ De ironie wil dat de ouderdom en kwetsbaarheid van de kerk ditmaal géén nadeel is. ‘Naar onze maatstaven zijn inferieure materialen gebruikt. De zachte bakstenen zouden nu aan geen enkele bouwnorm voldoen. De mortel is van kalk, een inferieure, zachte kwaliteit.
Maar juist door dat zachte materiaal beweegt het gebouw met de bodem mee.’
‘De wierde is opgebouwd met plaggen uit de omgeving,’ zegt Lantman. ‘De klei is op sommige plekken dikker dan op andere. Misschien zijn ze aan één kant begonnen, waardoor het daar al wat inzakte terwijl de andere kant werd voltooid. Als je een berg zand in je tuin legt en je legt er een maand later een andere berg tegenaan, zakken die op andere manieren in elkaar. Dat reliëf wordt versterkt als het water uit de wierde verdwijnt.’

Om de kerk

We lopen om de kerk heen. ‘Laten we wel wezen’, zegt Bekooy. ‘Zo’n gebouw heeft meer meegemaakt dan alleen dit tijdsbestek. Dat relativeert ook weer. Wij van de Stichting Oude Groninger Kerken hebben een behoorlijk relativerend vermogen. Wij denken in eeuwen. Maar het probleem kan zijn dat we te laat zenuwachtig worden. Een scheurtje wordt groter. Het gaat inwateren. Als het gaat vriezen, krijg je vorstschade.’
Rondlopend zie je ‘de film van het leven van het gebouw’. Het aangebouwde koor, de vrouweningang aan de noordkant, dichtgemetseld toen men bedacht dat de vrouwen ook wel samen met de mannen door de zuidingang konden. Aan de noordkant is het ook zeker vijf graden koeler dan aan de zonzijde. Het korstmos vormt er een behang van kringen: het eet het voedsel op een streepje muur weg, legt Lantman uit, en vormt zich daarachter een nieuwe kring. Ook dit is een fantastisch traag proces.
‘Wat ik in elk geval constateer,’ zegt Bekooy, wijzend op het slootformaat grachtje rond de kerk, ‘is dat er vroeger een groot deel van het jaar water in dit grachtje stond.’ Nu staat er ook water in het grachtje, maar in de zomer, als het droog is geweest, misschien niet meer. Je weet het niet.

Piekuitdroging

De kerkdeur klemt en laat zich met gepiep van zwaar ijzer openduwen. ‘Pleisterwerk is nog genadelozer dan baksteen’, zegt Bekooy: binnen kun je de schade nog beter zien. Maar de gebruiker van de kerk, de ‘vroedschap’ Fransum, heeft de scheuren dicht gekit. Bekooy vindt een hoger zittende scheur. ‘Daar konden ze niet bij.’ Voor de niet-professionele kijker is het scheefgezakte van de kerk wel charmant. Het golvende van vloer, muren, plafond. Alsof je er het verloop van de tijd in ziet. De muren hellen naar buiten. ‘Binnen de marges is dat ook niet zo erg. Er is bijna geen oude kerk die dat niet heeft.’
Wat is nu het meest acute probleem van deze kerk? Wat zou er onmiddellijk aan moeten gebeuren? ‘Onmiddellijk komt bij mij niet heel snel voor’, zegt Bekooy. ‘Niks doen is geen optie, maar te snel ingrijpen is ook niet altijd een oplossing. Dus: aanzien, kritisch zijn, en waar we nu mee bezig zijn: kijken naar wat de ondergrond ons vertelt. We zijn in gesprek met het waterschap. Grosso modo is de waterstand in al die jaren niet veel veranderd. Wat wel veranderd is, is de piekuitdroging in de zomer. Wij trekken nu ontzettend aan de bel: dit kunnen wij als eigenaar van de kerken financieel maar ook oorzakelijk even niet oplossen.’
Er is nog geen plan de campagne? ‘Wij willen peilbuizen aanbrengen, en dan maar eens even kijken. Eerst in kaart brengen en kijken of je daar een patroon in kunt herkennen. Een boer verderop vult zijn sloot zelf met water. Dat hebben wij hier met het waterschap ook voor ogen. Ergens met een pompje water vandaan halen om de sloot hier langer vol te houden.’

Logge elementen

De grote vraag is: waarom houdt die uitdroging juist hier zo huis, op de wierden van Fransum, Oostum, Den Ham en Niehove? ‘Dat weet ik niet. Dat weet ik echt niet. In Oldehove, niet ver hiervandaan, hebben we geen problemen. In Garnwerd en Feerwerd zien we ook nog geen problemen.’
‘Middag-Humsterland zit natuurlijk wel rondom de aansluiting naar het Lauwersmeergebied’, zegt Lantman. ‘Dat was voor de afsluiting in 1969 de Lauwerszee, dus daar is de waterhuishouding de laatste vijftig jaar veranderd. Het kost tijd voordat je dit soort problemen ziet. Je ziet het niet verschuiven, dat duurt gewoon lang.’
‘Bij een aardbeving springen de scheuren er bij woonhuizen meteen in’, zegt Bekooy. ‘Bij kerken heb je dat niet. Het zijn logge elementen, ontzettend vertragende constructies. Het zijn toch die olifanten die daar in het landschap staan.’