In de oude remise in Bad Nieuweschans is coöperatie De Graanrepubliek gevestigd: voedsel en drank van lokale ingrediënten, verwerkt door lokale makers. Dankzij ondernemingszin is het industriële monument weer ingebed in de huidige tijd, maar er waren wel wat obstakels te overwinnen.

Onder hetzelfde dak waar locomotieven ooit stoom afbliezen, staan nu gedekte tafeltjes en stoelen opgesteld, bij een bar met een rijtje tappunten. Hout en aardetinten domineren het interieur, frisgroen op de deurposten en kozijnen. Nergens meer treinrails, wel schone glazen met de gravure ‘proeflokaal’.
Toen Niels Grootenboer in 2020 de leiding kreeg over de coöperatie die zich kort daarvoor in de remise had gevestigd, moest ‘alles’ nog aan het gebouw gebeuren. ‘Het pand was van buiten levensvatbaar gemaakt, maar wij hebben het van binnen volledig aangepakt. Van de vloeren en balken tot aan installatiewerk en luchtzuivering, maar ook monumentaal herstel. De muren hebben we schoongespoten en in oude staat teruggebracht. Zo kan ik nog wel even doorgaan.’ Het erfgoedpand, uit het tijdperk van de industrialisatie, staat anno 2024 in dienst van een eigentijdse transitie. Coöperatie De Graanrepubliek beoogt een korte keten, in een gebied dat juist groot werd dankzij de intensieve landbouw en de export – met bijkomende uitputting van de bodem en verlies van biodiversiteit. Midden in het Oldambt, de graanschuur van weleer, legt de coöperatie zich toe op onder andere bier, jenever en pasta van ‘oergranen’, geoogst van akkers in de omgeving. Grootenboer: ‘We hebben onderzoek gedaan met zo’n twintig soorten graan. Graanrassen die goed zijn voor de bodem, bleken ook een krachtige smaak op te leveren. Boeren en makers die weer samen optrekken met graan van eigen bodem: zo’n kijk op het landbouw- en voedselsysteem proberen we terug te halen.’

Fundament onder plan

De coöperatie zet hiermee alvast een vinkje bij een van de voorwaarden voor een geslaagd erfgoedproject: dat begint met een visie. Juist daar schort het nog weleens aan. Dat constateert Derwin Schorren, historicus en leider van Koepelproject De Graanrepubliek 2.0 (niet te verwarren met de toevallig gelijknamige coöperatie). Zijn organisatie zet zich met steun van het Nationaal Programma Groningen (NPG) in voor een welvarend Oldambt (zie pagina 38). Deelnemers van dertien deelprojecten delen er kennis en ervaringen met elkaar. In deze projectwereld hanteert Schorren graag de metafoor van een huis: ‘Eerst bouw je het fundament, op waarden, op een filosofie. Het dak bestaat uit de dromen van burgers, en daartussen zit het raamwerk: dat zijn de projecten en programma’s. Zo zou het idealiter moeten gaan.’

Deze panden horen bij de identiteit van het gebied

Voor de herbestemming van erfgoed kun je als projectteam gaan zitten brainstormen, maar Schorren betrekt liever de buitenwereld erbij. ‘Je kan er bottom-up aandacht voor vragen: kom maar met goede ideeën. Voor de herbestemming van oude boerderijen zijn we van plan om een soort Marktplaats in te richten. Geïnteresseerden kunnen reageren met een mooi, duurzaam plan.’
Evengoed, zo vervolgt Schorren: ‘Herbestemmen van erfgoed blijft een delicate bezigheid. Het ligt soms voor de hand om zo’n pand in het buitengebied om te bouwen tot een woonbestemming, bijvoorbeeld een “knarrenhof” of een centrum voor jongeren met een beperking, om maar iets te noemen.
Maar het kan zijn dat de gemeente in zo’n buitengebied beren op de weg ziet en een streep zet door de plannen.’ Het Koepelproject legt ruwe scenario’s alvast aan de gemeente voor, om in een vroeg stadium te ontdekken wat wel of niet mogelijk is. ‘Dat voorkomt teleurstellingen bij de initiatiefnemers.’

3D-scan van de vloer

Is de herbestemming van een erfgoedpand eenmaal vastgesteld, dan mogen geïnteresseerde kopers zich wel achter de oren krabben voordat ze toehappen, stelt Schorren. Het eerstvolgende obstakel, ook financieel, is de restauratie.
De coöperatie kon de remise uit 1877 onder handen nemen dankzij gunstige leningen en subsidies, onder meer van het NPG. Ook welgestelde Groningse families bleken bereid tot een bijdrage. Grootenboer: ‘Zij wilden een stukje van hun investering terugzien, maar zeiden vooral: zorg dat het iets moois wordt voor de omgeving.’ Aan ondernemingszin bij Grootenboer geen gebrek. Hij was begin veertig, was net gestopt als marketingmanager bij Hooghoudt en zat boordevol plannen om de coöperatie op te schalen. Dat deed hij arm in arm met zijn vorige werkgever, die toetrad tot de coöperatie. Maar aan de fondsenkant van de overheid moest Grootenboer omgaan met ‘bureaucratische overregulering’, zoals hij het samenvat. Ook tijdens de restauratie waren er tegenvallers: ‘Je maakt samen met experts een inschatting, maar komt pas achter de werkelijke staat als je met het pand aan de slag gaat. Zo bleken de balken die het construct dragen er toch slechter aan toe dan we bij de opname hadden voorzien. In de vloer zaten oude smeerkuilen die waren dichtgegooid met straatpuin, waar beton overheen was gestort. De vraag was of dat stevig genoeg was voor onze plannen. Uiteindelijk hebben we een 3D-scan moeten maken en de verbouwing daarop afgestemd, want de vloer leeghalen en opnieuw vullen werd te kostbaar.’ Grootenboer is tevreden met de uitstraling van de gerenoveerde remise. ‘Het is industrieel maar ook warm. Het pand leeft, je ziet hout en staal, gecombineerd met een modern interieur en onze eigen interpretatie.’

Afzetkracht

Met een succesvolle restauratie is de kous nog lang niet af, waarschuwt Schorren van het Koepelproject. ‘Kopers van een erfgoedpand hebben er rekening mee te houden dat er nog jaren volgen waarin ze onderhoud moeten plegen. Als een particulier een prachtige boerderij koopt, raakt deze nog weleens in verval omdat het onderhoud te veel geld kost. Neem dat dus altijd mee in je plan. En daarom is het ook zo belangrijk dat er activiteiten in zo’n pand komen die inkomsten genereren, zoals een woonbestemming of bedrijvigheid.’
Weer een vinkje op de checklist voor De Graanrepubliek in Bad Nieuweschans: die bedrijvigheid is er, op meerdere fronten. Grootenboer heeft er een ‘ketencoöperatie’ van gemaakt, met behalve Hooghoudt en andere ‘makers’ ook een tiental aangesloten boeren, een supermarktketen en een cateringpartij: ‘Een keten tot aan de consument. Dat zorgt voor afzetkracht. En daartussen zitten nog een diëtist, een boekhoudkantoor en een marketeer, iedereen die je nodig hebt om zo’n onderneming te runnen.’
Bezoekers zijn welkom in de remise om te proeven en te kopen – om te beleven, vertelt Grootenboer. Bij binnenkomst in het halfronde gebouw betreed je het Dorpsplein, een centrale hal met winkelgebied, bakkerij en workshopkeuken. In de shops zijn onder meer de bieren, jenever en whisky verkrijgbaar. Door een glazen pui kom je in de brouwerij en weer een ruimte verder in de stokerij met ketels van Hooghoudt. Op zaterdag kun je in het restaurant terecht voor koffie of lunch, daarnaast zijn de ruimtes te huur voor een evenement of bruiloft. Doordeweeks heet het hier de ‘Innovatiekeuken’, waarin coöperatieleden samenwerken met studenten van onder meer de Hanzehogeschool en het Terra-college.

Ambassadeurs van het Oldambt

Een deelproject onder de koepel van Schorren is een beoogde campus achter de remise. De coöperatie heeft dat terrein aangekocht en wil daar verder werken aan voedselontwikkeling, ook weer samen met boeren, studenten en jongeren. Grootenboer heeft nog meer plannen in de koker: hij denkt aan zichtlocaties en proeflokalen op boerenakkers, zodat je als consument ook het beginpunt van de korte keten kunt bezoeken. En in de remise komt een mosterdmakerijtje. De mosterd die ze al produceren, in samenwerking met Marne, wordt afgevuld bij Afeer, een sociale werkplaats in Winschoten. Die maatschappelijke kant hoort ook bij de coöperatie, vindt Grootenboer. Had dit ‘inclusieve ondernemerschap’, in de termen van de coöperatieleider, niet wat makkelijker gekund dan in een vervallen locomotiefremise die voor meer dan 1,8 miljoen euro vertimmerd moest worden? Jawel, zegt hij. ‘Maar het is zo logisch dat het Oldambt weer een graancentrum wordt. Onze drijfveer is ook: impact maken. Dat laatste kun je doen door zo’n monumentaal pand te herstellen. Voor onze activiteiten is bovendien een mooie locatie nodig, waar mensen graag naartoe komen. Zo zijn we samen ambassadeurs van deze plek en van de omgeving.’

Ook Koepelprojectleider Schorren benadrukt dat erfgoedpanden behouden moeten blijven, ondanks alle mitsen en maren. Zo ook in het Oldambt: ‘Deze panden horen bij de identiteit van het gebied. Aan herenboerderijen kleeft helaas ook een verleden waarin arme arbeiders tegenover machtige boeren stonden. Door restauratie en herbestemming kunnen we die historie een minder bittere nasmaak geven.’ Veel van dat erfgoed bevindt zich bovendien middenin de typisch Groningse rust en ruimte. ‘Die staan overal onder druk en worden langzamerhand goud waard.’ Schorren heeft daar vergaande ideeën over uitgewerkt: ‘Alleen die al zou je willen bewaren en beschermen, als immaterieel erfgoed. Ik merk dat daar interesse voor is.’ Twee woorden vallen op, in wat beiden zoal vertellen over hun inzet voor het erfgoed. Liefde, zegt Grootenboer. Trots, zegt Schorren, doelend op de stemming in de regio: ‘Dat er burgers zijn die kunnen zeggen: hier heb ik wat aan gehad. Daar doen we het uiteindelijk voor.’

NB: Vlak na het ter perse gaan van de Noorderbreedte waarin bovenstaand artikel staat, werd bekend dat De Graanrepubliek failliet is. Wellicht komt er een doorstart. Het laat weer zien hoe uitdagend het is om industrieel erfgoed een nieuwe bestemming te geven.