Ontwikkelaars beginnen te beseffen dat nieuwe zonne- en windparken niet volledig ontdaan hoeven te zijn van natuurlijk leven. Vergeleken met landbouwgrond zijn er zelfs voordelen: zo kan het grondwaterpeil onder zonnepanelen zonder problemen hoger staan. Het bewustzijn leidt tot een nieuwe beroepsgroep: energieboswachters.

Volgens tegenstanders van de energietransitie zijn windturbines roterende vogelzagen en vormen zonneparken een dystopisch Black Mirror-landschap waaronder de natuur verpietert in de schaduw van de technologie. Zet dat af tegen groene weides van sappig gras, door blakend zwartwit vee omgezet in melk en kaas, en heerlijke toetjes niet te vergeten, en je hebt de tegenstelling tussen de dood en verderf van de klimaathysterie en oer-Hollands gezond scherp in beeld. Omdat misverstanden als deze hardnekkig zijn en de energietransitie onvermijdelijk is, zijn de Natuur en Milieufederaties (NMF) bezig om eigen burgerexperts op te leiden. Er zijn al 314 van deze ‘energieboswachters’ actief. Ze moeten uitzoeken hoe, én aantonen dat, de transitie wel degelijk hand in hand kan gaan met een bloeiende biodiversiteit. Volgend voorjaar begint een nieuwe cursus, die zeven bijeenkomsten beslaat. ‘In twee maanden tijd leren de energieboswachters zon- en windprojecten beoordelen op de effecten voor natuur en biodiversiteit’, schrijft de NMF. ‘Na de training zijn de energieboswachters in staat om mee te praten over de ontwikkeling van zonneparken.’

Niet door de gehaktmolen

In Groningen kregen onlangs achttien energieboswachters hun certificaat. Op een bij de gelegenheid genomen foto poseren vijftien van hen op en rond een picknickbankje, voor een inderdaad in het groen ingebedde zonneweide. Rechts op de tweede rij staat Daniëlle Soppe. Zij onderzocht hoe de pluimvoetbij zich op een zonnepark thuis kan voelen, zegt ze in het begeleidend bericht. Vooraan zit cursusdocent Martijn van der Glas van de NMF naast kersvers energieboswachter Merijn de Jong, die onderzocht onder welke voorwaarden ook de waterspitsmuis zich onder en tussen de panelen zou kunnen vestigen.
Op een zaterdag in juli zijn Soppe, Van der Glas en De Jong terug op de plek waar de eerste twee hun veldonderzoek hebben gedaan: de in 2020 gesloten aardgaslocatie ‘Eemskanaal’, ten noorden van de Groninger satellietwijk Meerstad. Volgens de planning moet hier in 2028 een groot nieuw zonnepark in bedrijf zijn.
Voor liefhebbers van verval – die zijn er – is de voormalige winningslocatie een bezienswaardigheid. Solide hekken met prikkeldraad, rondom een sublieme vlakte van verweerd beton. Uit kieren en spleten schiet uitbundig groen op. De machinerie – pompen, kranen, leidingen – wordt met het oog op recycling zorgvuldig gedemonteerd. Alsof zestig jaar moderne geschiedenis voor je ogen uit elkaar wordt geschroefd.
Het is een lekkere halfvergane rommel van het soort waar vogels van houden. Op een wandeling rond het afgesloten terrein ziet Van der Glas onder meer een grote bonte specht, een geelgors en wat een zwermpje puttertjes zou kunnen zijn. Om het voormalige winningsterrein heen ligt landbouwgrond. Gras en maïs, onder andere. ‘Een ecologische woestijn’, zegt Van der Glas. In het voorjaar zag het hier geel na een behandeling met glyfosaat.
De overgang van gas naar zon geeft de mogelijkheid om het hier nou eens natuurinclusief aan te pakken. Op sommige zonneparken, zegt Van der Glas, staan de panelen als dakjes tegen elkaar aan. Eronder leeft niets. De panelen moeten verder uit elkaar, zodat zon en water de bodem kunnen bereiken. ‘Dat kost geld, want je krijgt minder opbrengst.’

Door de afwezigheid van windmolens waait de harde wind vandaag ongebruikt weg

‘Wat er hier ook gaat gebeuren, eigenlijk wordt het altijd beter’, zegt De Jong. De aardgaslocatie Eemskanaal mocht dan een vogeleiland zijn in een zee van landbouwefficiëntie, het bleef – is – een eiland van beton. Met bijna elke ingreep gaat de ecologie erop vooruit. ‘Je kan plussen’, zegt Soppe. ‘Je gaat van nul plussen met een zonnepark.’ De NMF schreef een leidraad over de vraag hoe je natuur toevoegt aan wind- en zonneparken. ‘Voor wind is dat best ingewikkeld’, zegt Van der Glas, ‘omdat je niet wilt dat er vogels aangetrokken worden die vervolgens door de gehaktmolen gaan.’ Maar rond de voet van de molens liggen kansen. ‘Bloemen en insecten waar bijvoorbeeld patrijzen, paapjes of ortolanen op af komen, bedreigde soorten die niet zo hoog komen als de wieken.’
‘Je kunt de molens natuurlijk uitzetten tijdens het trekseizoen’, zegt Van der Glas. ‘Er zijn radarsystemen die op soort kunnen onderscheiden wat er aan komt vliegen en de turbine in geval van nood tijdelijk stilzetten.’

Kortzichtig

Door de afwezigheid van windmolens waait de harde wind vandaag ongebruikt weg. Omdat de mensen ze niet mooi vinden, mag je ze bijna nergens op land neerzetten. De bezwaren tegen zonneparken komen ook vaak voort uit zorgen om een veranderend landschap. Van der Glas vindt ze terecht noch consequent. ‘Over zonneparken wordt altijd gezegd dat ze landschappelijk ingepast moeten worden. In de praktijk betekent dat een haag eromheen. Terwijl je het ook mooi kunt maken.’ Bovendien: ‘Bij maïs zegt niemand dat het landschappelijk ingepast moet worden.’

Merijn de Jong, Martijn van der Glas en Daniëlle Soppe bij de gesloten aardgaslocatie ‘Eemskanaal’, ten noorden van de Groninger wijk Meerstad

Sinds dit jaar mogen er geen nieuwe zonneparken meer op landbouwgrond komen. ‘Dat vind ik kortzichtig. Je kunt ook zeggen: het mag, mits je functies toevoegt. Waterberging, natuurontwikkeling en voedselproductie kunnen prima samengaan met zonneparken.’
Over de vraag wat de ideale afstand is tussen de panelen zijn de geleerden nog niet uitgepraat, zegt Soppe. Onderwerp van de berekeningen is de spanning tussen ecologie en economie. Door ruimte tussen de panelen te laten, kan regenwater zich gelijkmatig over de bodem verspreiden. Er worden deels doorzichtige zonnepanelen ontwikkeld. De Wageningen Universiteit werkt met de NMF, zonneparkondernemers en de Vlinderstichting aan een ecolabel voor de zonnevelden.

‘Bij maïs zegt niemand dat het landschappelijk ingepast moet worden’

Martijn van der Glas

We lopen een rondje om het gesloten gaswinningsstation, over verweerde asfaltweggetjes. Daar achter, waar we net begonnen, wijst De Jong, liep ooit de legendarische, verdwenen rivier de Fivel. Die zou bij herinrichting van het gebied weer kunnen gaan stromen. Dat maakt van het toekomstige zonnepark, een panelenzee van tweehonderd hectare, een ‘dubbeldoellocatie’, of een multi purpose solar park, zoals Van der Glas zegt. ‘We willen het gebied ook voor wandelaars ontsluiten.’

De energieboswachters zijn op elk zonnepark inzetbaar, zegt Van der Glas. ‘Een groep cursisten is bezig geweest met casussen in Noordhorn en bij het Schildmeer, waar ontwikkelaar Novar plannen heeft. We hebben ze gevraagd of ze het leuk vinden als onze energieboswachters een presentatie zouden geven. Daar reageerden ze heel positief op. De ontwikkelaars willen zelf ook wel graag. Die zien ook dat het ouderwetse bouwen niet meer houdbaar is.’
Het land ten oosten van de stad is de slechtste landbouwgrond van Groningen, zegt Van der Glas. ‘Het is het Groeningengebied, een laagveengordel van het Schildmeer tot Marum. Om de trekkers te kunnen dragen moest het waterpeil omlaag. Het veen ging veraarden, een proces waarbij heel veel CO2 vrijkomt. Als je de klimaatdoelen wilt halen, moet het grondwater omhoog. Dan kun je hier geen intensieve landbouw meer plegen. Maar een zonnepark kan wél.’

Voormalige gaslocatie Heidenschap, nabij het Slochterdiep

Bodemleven

De NMF-projectleider wijst naar het noordoosten. ‘Dat is Garmerwolde toch, de waterzuivering? Daar rechts van ligt Fledderbosch, het grootste zonnepark van de provincie.’ De vorig jaar in bedrijf genomen zonneweides beslaan 94 hectare. Aan deze kant van het Eemskanaal komt dus ruim het dubbele te liggen.
We lopen langs een sloot. Een geschikte habitat voor waterspitsmuizen, denkt De Jong. ‘Die niet-steile oever.’ Hoeveel waterspitsmuizen leven hier nu? ‘We zijn laatst wezen tellen, en hebben er geen een gevonden. Maar op Waarneming.nl zie je dat ze bij Roodehaan (bij Waterhuizen, tussen de A7 en het Winschoterdiep, BN) veel voorkomen. Zo ben ik op de waterspitsmuis gekomen. Hier is hij nog niet gespot, maar het is een ideaal gebied, zeker als je het waterpeil kunt aanpassen.’

Er vliegt een buizerd over. Over vijf jaar speurt hij misschien naar waterspitsmuizen in de ruimtes tussen de panelenrijen, die dan op de ecologisch gezien ideale afstand van tweeënhalve meter van elkaar staan. De gemeente Groningen heeft dat zonder tussenkomst van energieboswachters bedacht. ‘Het zonnepark wordt ruim opgesteld’, schrijft die op de projectpagina, ‘zodat er voldoende plek blijft voor kruiden en ander gewas en voor duurzaam beheer. Het bodemleven krijgt hierdoor de kans om zich te ontwikkelen.’