Ik ben al zolang ik me kan herinneren padvinder, al heet dat officieel niet meer zo. Een commissie binnen Scouting Nederland heeft op enig moment besloten dat de term padvinder te belegen geworden was. Te vatbaar voor flauwe grappen, druipend van clichés. Kennelijk is scout een hippere term. De meest directe vertaling van scout naar het Nederlands is ‘verkenner’. Ik ben zelf eigenlijk verre van hip, maar hip of niet, verkenner is wel een goed woord.
Als je de twee termen tegen elkaar afweegt, dan is padvinder namelijk pretentieuzer. Er ligt de expliciete belofte in opgesloten dat je niet alleen iets verkent, maar vooral ook iets vindt. Zelf vind ik meestal overal wel iets van, maar dingen vind ik eigenlijk zelden. Ik ben vooral vaak dingen kwijt. Paspoort in Praag, jas in Amsterdam, volleybalshirt in mijn huis, koffiekaart in mijn jas…
Ik kan dan zakken en kasten verkennen, en in extreme gevallen verlorenofgevonden.nl, maar tot echte vinder heb ik mezelf nooit doorontwikkeld. Wel komen, zelden door mijn eigen toedoen, veel zaken op de een of andere manier wel weer boven water. Materiële wanorde correleert bij mij overigens sterk significant met werkdruk. Voor mij is de verloren koffiepas en de dubbele afspraak dan ook een signaal dat er teveel op mijn bord ligt. Soms hebben andere mensen daar dan ook last van.
Nou ja, ook. Andere mensen hebben daar last van. Op korte termijn levert het me zelf weleens paniek op – ik moet nu weg, waar zijn mijn sleutels? –, maar verder doet het me niet zo vreselijk veel. Dan ben je even wat kwijt, tsja. De ervaring leert dat de langetermijneffecten verwaarloosbaar zijn, ook als dingen niet weer opduiken. Dat geldt voor passen, shirts, en sleutels, maar zeer beslist ook voor verloren of überhaupt nooit gevonden paden.
Ik ga hier geen ‘it’s about the journey, not the destination’-verhaal ophangen, maar juist een pleidooi voor het richtingloos verdwaald zijn op zich. Een ode aan het dolen. ‘Als de Scheper doolt, dolen de schapen’, zo leert een oud gezegde. Dat betekent dat als de leiding, of ouders, de boel niet op orde hebben, dat dat dan ook zijn weerslag zal hebben op ondergeschikten of kinderen. Een vrij negatieve kijk op dolen wat mij betreft. Je moet niet eindeloos dolen, maar af en toe al verkennend wat gedesoriënteerd zijn kan ook louterend werken.
Soms kun je al verkennend keuzes maken die nu eenmaal tot dolen leiden. Ik ging ooit een stuk hardlopen over een Turks eiland. Ik had van tevoren op de kaart gekeken wat een aardig rondje was, maar dat bleek te kort voor de vorm van de dag. Dus ik draafdoolde een willekeurig zijpad in, een rotsige heuvel op, en weer af, om bij de kust te eindigen. En daar probeerde ik langs de kust verder te rennen. Doodlopend pad 1. Doodlopend pad 2. Beetje verhit om me heen kijken. Doelloos gedool, heerlijk gedool.
Ik was niet bezig de weg te vinden, want de weg was helemaal niet gedefinieerd. Ik was ook niet echt verdwaald. Ik wist hoe ik weer bij de heuvel kwam, en heuvel op-heuvel af, weer op de weg waarvan ik wist dat die me weer op de vooraf geplande route bracht. Ik had de kop even leeg gedoold. Volgens mij is het een houding die ook naadloos past bij onderzoek, en, leve de hoogdravendheid, het leven als geheel. Je doolt wat, helemaal niet echt op weg naar iets (dus geen journey), en ook niet eens per se zoekend.
Maar toch levert het je wat op. Mooie uitzichten, observaties die nu misschien geen functie hebben, maar later mogelijk wel, en momenten om keuzes te heroverwegen. De Turkse dooltrip leidde tot een onvermijdelijke dubbeling in de route. Een mooie kans om zaden te verzamelen van de wilde peer, de amandelbladige peer, en de sleedoorn die ik langs de weg had zien staan. Wat eigenlijk ook een dolige handeling was. Ik had geen plan met die zaden. Maar ze zijn nu deel van mijn doolsouvenirs. Daar heb ik er heel veel van. Tastbaar en ontastbaar. Soms doelloos, nooit doolloos.