Mijn Dikke Van Dale (elfde, herziene editie, 1989) zegt onder het lemma ‘beest’: redeloos dier. Het beest in de mens, zijn laagste instincten. Ik kan me hier boos over maken. Woorden als ‘beest’ en ‘beestachtig’ worden oneigenlijk gebruikt. Wat mensen de aarde en elkaar aandoen is van een ménsachtige wreedheid!
Laatst stond ik stil bij een dode mus. Althans, bij het gezegde: ‘iemand blij maken met een dode mus’. Wat een akelig dierbeeld schemert hierin door. Onze taal staat bol van de spreekwoorden en gezegdes die niet deugen. Als ik een aap was, zou ik aanstoot nemen aan de uitdrukking ‘voor aap staan’. Zonder nadenken noemen we iemand gehaaid, spinnijdig of zo dom als een gans. Stelen als de raven? Haantje- de-voorste willen zijn? Krokodillentranen huilen? Hou op, schei uit! Dit gaat allemaal over het onhebbelijke gedrag van mensen, dus waarom de dieren erbij slepen?
Ook ik maak me er schuldig aan. Soms zeg ik heel vroom dat ik niet onder iemands duiven wil schieten. Of ik noem een collega een kwal, terwijl kwallen over een verfijnd zenuwstelsel beschikken. Hoe onbewust ook, het is vals wat we doen. Hoezo slaat iets als een tang op een varken? Wie haalt het in z’n hoofd om zout op slakken te leggen, op álle nog wel?
De Sapir-Whorfhypothese stelt dat de taal die we spreken ons wereldbeeld vormgeeft en inkleurt. Als dat klopt, wordt het hoog tijd om onze discriminerende diergezegdes in te slikken. Mierenneuken kan, zeker sinds #Metoo, écht niet meer. De kat op het spek binden is dierenmishandeling. Ik ben als schrijver geen voorstander van een rücksichtsloze cancelcultuur. Gelukkig — aangezien taal een levend organisme is — liggen er vaak inclusievere, meer gelijkwaardige varianten voor het oprapen.
Beter één vogel in de lucht dan tien in de hand
We moeten ons taalgebruik met betrekking tot het dierenrijk dekoloniseren. Dus geen oude bokken meer die nog wel een groen blaadje lusten. Het geeft geen pas dat we spreken van addertjes onder het gras of wolven in schaapskleren. De adder heeft het moeilijk in Nederland, terwijl de wolf als nieuwkomer geen warm onthaal krijgt.
Om een level playing field te creëren tussen mens en dier zou de Taalunie een index kunnen opstellen van ongewenste dierenuitdrukkingen. Ook onze vooringenomenheid om de hij-vorm te bezigen bij het verwijzen naar dieren mag dan op de schop. Een wolf die een schaap doodt kán een reu zijn, maar dat hoeft niet. En hoezo spreken we van ‘mannetjes’ en ‘wijfjes’ als het om dieren gaat? Vanwaar die verkleinvorm? Verraden woorden als ‘wijf’ of ‘wijfje’ geen diepgewortelde vrouwenhaat?
Sinds Frans de Waal (1948-2024) weten we dat het op aarde wemelt van de bi’s, transen en ongeslachtelijke levensvormen. Over de Drentse hei kruipen vast ook non-binaire adders. Laten we daarom, los van het uitbannen van discriminerende gezegdes, voortaan het genderneutrale ‘hun’ en ‘hen’ in de mond nemen voor dieren van wie we de seksuele geaardheid niet kennen. Dan slaan we mooi twee vliegen in één klap.
Schrijver Frank Westerman werd geboren in Emmen, groeide op in Assen en schreef een lange reeks boeken waaronder de klassieker ‘De graanrepubliek;. Onlangs publiceerde hij ‘Zeven dieren bijten terug’. Kijk hier hoe je dit boek gratis in je bezit kunt krijgen.