Aafke hield april verleden jaar een lees- en vertelmiddag in de Centrale Bibliotheek in de Oude Boteringestraat, naar aanleiding van haar bundel Midden in de Wereld, het geschenk in het kader van de Groninger Boekendagen. Ze las eruit voor, evenals uit haar boek in wording over Groninger dijken, dat in juni zou uitkomen maar naar mei 2001 was verschoven.

Het was meer dan drieëndertig jaar geleden dat Aafke Steenhuis en ik elkaar hadden gezien en kort gesproken, voor in de Oude Boteringestraat in de Stad, begin 1967. In die tussentijd hadden we elkaars artikelen in diverse printmedia wel gelezen, en dat heeft ertoe bijgedragen dat we in het voorjaar van 2000 gewoon verder gingen waar we kort na onze gezamenlijke gymnasiumtijd waren gebleven. Afgezien van het ouder worden was er niet zo veel veranderd: de humor was dezelfde gebleven, de belangstelling voor lezen en alles wat daarmee samenhangt – de essentie bij uitstek van schrijven – alsmede het verlangen naar zinvolle informatie over de wereld en haar bewoners. Wel zijn we beiden veel milder dan in onze gymnasiumjaren. In die schooltijd publiceerde Aafke haar eerste artikel, op de jongerenpagina in het Nieuwsblad van het Noorden. Daarmee deed zij datgene waarover enkele anderen in de klas alleen maar spraken.

Aafke hield april verleden jaar een lees- en vertelmiddag in de Centrale Bibliotheek in de Oude Boteringestraat, naar aanleiding van haar bundel Midden in de Wereld, het geschenk in het kader van de Groninger Boekendagen. Ze las eruit voor, evenals uit haar literaire eersteling Het Meer van Verhalen, die een jaar eerder was verschenen, en uit haar boek in wording over Groninger dijken, dat in juni zou uitkomen maar naar mei 2001 was verschoven. We spraken tevens een interview af voor de Drents-Groningse ochtendbladen, vlak voor verschijnen van haar nieuwe werk.

Tweevoudige presentatie

De presentatie was gepland tijdens een boottocht op het Reitdiep, maar de mond- en klauwzeercrisis zorgde ervoor dat veel van de Groninger boeren – protagonisten uit het boek – waren verhinderd. Vrijdag 14 september was het zover en voer de boot over het Reitdiep, vanaf Peter Greenaway’s kunstwerk de Grand Terp op het Zerniketerrein in Groningen tot aan het gemaal Electra, onder Oldehove, en retour. Deze bijeenkomst was voorbehouden aan een kleine groep genodigden. Op 7 oktober volgde in Wirdum een publieke presentatie op de borg Rusthoven. Daar was niet alleen aandacht voor de stemmen van Groninger dijken, maar tevens voor de beelden daarvan: de schilderijen die Aafke heeft gemaakt tijdens het werken aan het nieuwe boek. Enkele zijn erin opgenomen, naast werk van bekende Groninger kunstenaars van De Ploeg, zoals Johan Dijkstra, Jan Altink en vele anderen.

Veelzijdigheid

Zestien enerverende jaren was ze als journaliste verbonden aan De Groene Amsterdammer en interviewde ze over de hele wereld tal van schrijvers, filmers en bekende vrouwen die het juk van de mannelijke overheersing hadden afgeworpen. Veel van die stukken zijn in diverse boeken bijeengebracht, evenals de ervaringen die ze samen met haar man Jan Joost Teunissen in Chili (1974 en 1994) heeft opgedaan.
In de jaren tachtig werd Aafke Steenhuis op een originele manier geconfronteerd met haar herkomst. De schrijver Henri Hes had in stadsplat een gedichtje over haar geschreven, en voor haar was het of ze, tussen al die ‘grote gebeurtenissen’ bij De Groene, plotseling in een andere wereld belandde. Enkele jaren heeft ze het laten gisten, maar toen kwamen er Groningse teksten uit haar pen, die in het tijdschrift Krödde werden opgenomen. Er volgden optredens in bibliotheken en kerkjes op het platteland, alsmede voor Radio Noord, en in Noorderbreedte verscheen in 1998 het verhaal ‘De Deerne van Delfzijl’.

Dijken als terugkerend element

De provincie Groningen had in de jaren negentig een lijvig rapport gepubliceerd over de situatie van de dijken – zoals gebruikelijk een dor, ambtelijk stuk. Dat leidde tot de vraag of er niet tevens een aantrekkelijke en vooral leesbare publicatie zou moeten komen, met herkenbare toestanden en gebeurtenissen.
Aafke Steenhuis’ liefde voor het fenomeen dijken bestaat sedert haar kinderjaren. In 1946 is ze op een dijk in Delfzijl geboren. Na een periode zonder dijk, in Zuidhorn, woonde ze tijdens haar studie Nederlandistiek aan de RuG in Noorddijk. Na haar vertrek uit Groningen woonde ze in de hoofdstad eerst op de Amsteldijk en vervolgens op de Nieuwendammerdijk. Haar liefde voor de klassieke entourage van wolken, wind, water en de bijbehorende dieren is haar bijgebleven. Vanuit haar huis is ze, ook nu, binnen tien minuten ‘midden in de wereld’ – het tegendeel van wat die woorden suggereren.
Steeds als Aafke voor haar werk ver van huis is geweest, ligt het volgende thema emotioneel en letterlijk heel dichtbij. De hernieuwde kennismaking met haar geboortegrond kwam op het juiste moment – het was één grote uitnodiging. Na 25 jaar was ze niet meer een vluchtige bezoeker, maar kon ze op haar dooie akkertje rondfietsen en observeren. Een caravan was dikwijls het rustpunt na de inspanning, later logeerde ze vaak op een adres van waaruit ze relatief snel weer op een dijk langs de Waddenkust, het Reitdiep of de Dollard kon fietsen. Steeds vertrouwde ze erop dat ze na een willekeurige ontmoeting met een interessant verhaal terug zou komen. De Groninger dijken dienden daarbij niet alleen als metafoor voor de tegenpolen grens en vrijheid, maar ook voor dreiging en veiligheid, voor water en land, voor het leven buiten en binnen.

Een schat aan verhalen

Van haar vader, met wie ze in haar jeugd achterop de brommer door Groningen reed, heeft Aafke Steenhuis de liefde voor het landschap en de ruimte, voor de vogels en seizoenen meegekregen. Hij legde er leidingen aan, vooral in de superonrendabele gebieden: Waddenkust, veengebied bij Friesland, Oost-Groningen. Daarbij had hij de omgeving goed in zich opgenomen, en kon hij haar over flora en fauna vertellen, en leerde hij haar de namen van alle plaatsen in het Gronings, tot en met het kleinste gehucht.
Met al die kennis in het achterhoofd slaagde ze erin de verhalen die de mensen in het gebied haar vertelden, zodanig op te tekenen dat er een hartverwarmend geheel is ontstaan. Schrijvers en schilders die in het gebied wonen en werken, vertellen over hun affiniteit met dijken in het algemeen of één dijk in het bijzonder. Scheepsbewoners en vissers, horecamensen of toevallige voorbijgangers, ze hebben allemaal weer een ander verhaal. Boeren gaan in op de negatieve kanten: de slaperdijken mogen niet worden afgegraven, omdat ze tot beschermd gebied zijn verklaard, ondanks het feit dat ze voor hen gevaar kunnen opleveren. Boer Klaas Bakker in Oldehove – ‘…eigenwijze Groninger. Begin tachtig, veel humor’ – heeft de dijk op zijn land eigenhandig neergehaald, omdat de werkers geen verhaal hebben als ze met hun machines van de steile dijk vallen. Veel loonwerkers vertelden hun vrouw niet eens meer dat ze op een dijk gingen maaien, om te voorkomen dat daardoor thuis onrust zou kunnen ontstaan.
Ook medewerkers van het waterschap vertrouwden hun ideeën aan Aafke Steenhuis toe, al dan niet met liefde voor het verschijnsel dijk. Afghaanse asielzoekers, aan wie ze tijdens een van haar fietstochten uitlegde wat ze daar precies deed, waren sprakeloos. Als je onherbergzame streken gewend bent, kun je waarschijnlijk ook niet begrijpen dat er over dijken nu juist heel veel te vertellen valt.

Aafke Steenhuis. Stemmen van Groninger dijken. Uitg. Contact, Amsterdam 2001, 216 pag., met foto’s van Jur Bosboom en reproducties van kunstwerken. ISBN 90-254-9826-4, ? 49,90.

De auteur is freelance journalist.

Trefwoorden