Wat heeft Noord-Nederland aan de Lelylijn of aan grote aantallen nieuwbouwwoningen? Volgens Leonie Wendker hebben we daar pas wat aan als ze onderdeel vormen van een integraal plan om het Noorden vooruit te helpen.

Het Deltaplan voor het Noorden was voor velen een verrassing en het leverde veel fronsende wenkbrauwen op. De provincies Drenthe, Groningen, Friesland en Flevoland, plus de gemeenten Assen, Groningen, Emmen en Leeuwarden deden daarin hun bod aan Den Haag. Inmiddels zijn er verkiezingen geweest, is er een nieuwe ministerpost voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, een coalitieakkoord en is het kabinet-Rutte IV bij het schrijven van dit essay net beëdigd.
In het coalitieakkoord 2021-2025, ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’, heeft de Lelylijn een plekje veroverd. Opvallend is dat de coalitie alleen de Lelylijn noemt en de misschien nog meer noodzakelijke Nedersaksenlijn niet. Het Deltaplan (waar de Nedersaksenlijn wél in staat) is al een gemiste kans op een integraal plan, omdat het met name inzet op spoor en mobiliteit en wonen op een tweede plek zet. De vertaling naar het regeerakkoord is al helemaal eenzijdig, omdat dat puur inzet op economie. Gaat de Lelylijn ons in het Noorden brengen wat we daadwerkelijk nodig hebben? Rijksadviseur Wouter Veldhuis waarschuwde in het decembernummer van Noorderbreedte al voor de komst van dit spoor. Niet voor de lijn specifiek, maar wel voor het perspectief erop. De nadruk in de discussie ligt volgens Veldhuis vooral op wat er te winnen valt met een nieuwe spoorlijn. ‘Maar het moet ook een eerlijk gesprek worden over de kwaliteiten van het gebied die je onherroepelijk verliest.’ In dit essay doe ik daarvoor een eerste aanzet.

Tweede bedrijf (de trap), 220 x 240 cm, oliepastel op papier, Jans Muskee, 2017


Het Deltaplan stelt het volgende voor. Het Noorden levert een extra bijdrage aan het oplossen van nationale opgaven, zoals versnelde woningbouw. In ruil daarvoor krijgt het een betere sociaal-economische dynamiek. Dit gebeurt door het stedelijk netwerk in het Noorden (als hoofddrager) beter onderling te verbinden. Dit kan door de Lelylijn en de Nedersaksenlijn aan te leggen, én door het bestaande spoor te verbeteren. Het gaat er dan om de steden Groningen, Leeuwarden, Assen en Emmen te verbinden en deze via Almere en Lelystad beter te laten aansluiten op de economische kernzones in de rest van Nederland.

Puur economisch

In het coalitieakkoord staat dat er ‘middelen zijn gereserveerd om op termijn met de financiering vanuit de regio en uit Europese fondsen de Lelylijn te kunnen aanleggen. De komende periode wordt gebruikt om uit te werken hoe de Lelylijn, in het kader van het Deltaplan voor het Noorden, kan bijdragen aan versterking van de economie van het Noorden, de ontsluiting van nieuw te ontwikkelen woningbouwgebieden en betere internationale treinverbindingen met het noorden van Duitsland.’ Deze passage, hoog over en op grote lijnen, vergt nadere uitwerking en financiering. Er staat niets over de onderwerpen landschap, wonen voor iedereen, identiteit en cultuur. De insteek is puur economisch: gericht op grote infrastructurele werken en de nationale woonopgave.
Voor de Lelylijn is nu een deel van de ingeschatte investering beschikbaar zoals aangegeven in het coalitieakkoord, maar hoe zit het met de verbinding van de tussenliggende gebieden en de hele Zuidoosthoek van Noord-Nederland, daar waar de Nedersaksenlijn impact kan hebben? De gebieden die juist een impuls kunnen gebruiken worden niet extra aangesloten op een voorziening. Groeit daarmee het verschil niet nog meer tussen de steden en ommelanden?
Buiten dat in de vertaalslag van het Deltaplan naar het regeerakkoord belangrijke onderwerpen zijn weggevallen, is het in mijn ogen überhaupt een onnodige uitruil: onze hoogwaardige ruimte met nog bestaande horizonnen inzetten voor veel extra woningen. We hebben onze handen vol aan de huidige opgave. Ook zet het akkoord de unieke kenmerken van het Noorden in de etalage, als koopje. Wij helpen bij het aanpakken van nationale problemen, terwijl tegelijkertijd de grote problemen in het Noorden, zoals het aardbevingsdossier, nog steeds niet zijn opgelost.
De houding vanuit het Westen richting Noord-(en ook Zuid- en Oost-)Nederland blijft ongemakkelijk en ongelijk. Er mist inlevend vermogen. Er zou geen Deltaplan nodig moeten zijn, in plaats daarvan is er structurele aandacht nodig voor de grens en krimpregio’s. Niet omdat die gebieden daar iets tegenoverstellen, maar puur en alleen om het feit dat ze ook deel van Nederland uitmaken en ook goede infrastructurele voorzieningen nodig hebben. Denken en doen zelf hebben een Deltaplan nodig; de inmiddels beruchte bestuurscultuur moet om. Als het Westen deze gebieden niet decennialang als wingewest had behandeld, hadden we de huidige achterstanden niet gehad. Dus ik vraag me af: waarom was dat bod nodig?

Ruimte zat in de stad

Onderdeel van het Deltaplan zijn extra woningen, boven op de bestaande opgave. In eerste instantie voor lokale bewoners, maar ook voor mensen uit het Westen die in het Noorden gaan wonen als de verbindingen beter en sneller zijn. Dit terwijl verdringing op de woningmarkt nu al een thema is waar veel gemeenten in het Noorden mee worstelen. Verder goed om te beseffen: dat nieuwe spoor ligt er niet binnen tien jaar, terwijl de bouwopgave nu actueel is. Waar moeten die woningen dan nú komen? En hoe gaan we deze opgaven realiseren? Los van de bijdrage van het Noorden is dit een landelijk aandachtspunt: we bouwen met veel haast. Maar doen we wel het juiste?
Dat de woningmarkt onder druk staat, is overduidelijk. Net als dat mensen flink debatteren over verstedelijking. En dat deze thema’s zelfs in het Noorden spelen, klopt helemaal. Maar hoe? Er zijn grofweg twee stromingen te onderscheiden. De ene wil met name weilanden volbouwen met het idee dat dit snelheid oplevert en de problemen oplost van een te krappe markt. De andere zet in op binnenstedelijk bouwen, er is namelijk ruimte zat in de stad. Het Deltaplan spreekt gelukkig vooral over dat laatste.

Naar buiten, 200 x 300 cm, oliepastel op papier, Jans Muskee, 2021


Voorbeeldprojecten en onderzoeken bewijzen dat binnenstedelijk bouwen geen extra tijd kost, omdat er bijvoorbeeld al ondergrondse infrastructuren aanwezig zijn. Verder benut het kansen om binnen de naoorlogse wijken ook een deel van de wijkvernieuwingsopgave mee te nemen. De mogelijkheden zijn legio: dicht bij voorzieningen, infrastructuur en ook de andere grote opgaven zoals energiearmoede, herbestemming van gebouwen die niet meer functioneren, leefbaarheid en kwaliteit van wonen kun je aanpakken met binnenstedelijke bouw. En dit laatste geldt voor iedereen, niet alleen voor degenen met een ruime portemonnee: wonen voor iedereen.

Als we willen dat iedereen fijn kan wonen, hebben we een divers woningaanbod nodig. Dus niet alleen gezinswoningen. Met name seniorenwoningen in allerlei maten en vormen ontbreken. We moeten beter inspelen op de dubbele vergrijzing: niet alleen komen er meer ouderen, ook leven deze ouderen langer. Senioren moeten langer thuis wonen vanwege de stijgende kosten van zorg. Het liefst doen zij dit in hun vertrouwde omgeving. Maar daarvoor komen te weinig geschikte woningen vrij. Dus doorstromen is amper mogelijk, laat staan in de directe omgeving. En dit terwijl we deze groep juist moeten ontzorgen.

Waarom onze hoogwaardige ruimte inzetten voor veel extra woningen?

Hetzelfde probleem van ontbrekend aanbod geldt voor starters en gezinnen met afwijkende samenstellingen. Zij hebben woonbehoeften waar bijna geen aanbod voor is. Alles zit muurvast.
Verder komen er steeds meer alleenstaanden, of anders gezegd eenpersoonshuishoudens. Het Centraal Bureau voor de Statistiek berekende dat in 2030 3,5 miljoen mensen alleen wonen. Ruim 400 duizend meer dan nu. Als alleenstaanden ouder worden zijn ze extra kwetsbaar. Dit vergt ook iets van de omgeving, zowel fysiek als sociaal.

Willen wij dit wel?

Eenzaamheid is een groot thema, onder alle leeftijdsgroepen. Daar zijn programma’s voor, maar hechte gemeenschappen, zoals je die nog in dorpen ziet, zijn uniek en dienen als vangnet. Dit komt mogelijk in het gedrang met een grote toestroom van nieuwe Noorderlingen.
En dan een praktisch bezwaar: de noordelijke gemeenten kampen met personeelstekorten (zoals zoveel sectoren), wat de huidige woningopgave al zwaar maakt. Ook de bestaande woningvoorraad verduurzamen, is een enorme klus die we niet moeten onderschatten.

Mijn ouders en ik, 200 x 300 cm, oliepastel op papier, Jans Muskee, 2022


Daarbij ontbreekt de kracht van de verbeelding. De opgave moet beter inzichtelijk worden, zichtbaar en concreet, per plaats of gebied.
Al deze onderwerpen zijn geen onderdeel van het bod, maar zijn wel relevant. Kortom: wat is het programma van die extra woningen? Wie gaat dat begeleiden? Hoe zit het met de bijbehorende voorzieningen? Welke ruimte en kwaliteiten offeren wij op? En vooral, willen wij dat wel?

Kansen

Er is naast de nieuwe ministerpost voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening ook een nieuwe ministerspost voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. Hopelijk hebben de twee ministers – respectievelijk Hugo de Jonge en Carola Schouten – regelmatig contact, want de tweedeling in de maatschappij heeft ook voor een groot deel met de woningmarkt te maken. Huurders worden in deze markt bijna nooit kopers; kopers in het laagste segment in oude ‘lekke’ huizen zitten gevangen en kunnen hun energierekening nauwelijks betalen. Deze grote maatschappelijke opgaven moeten we meenemen in het vervolg. De Lelylijn kunnen we namelijk niet op zichzelf zien.
Op de site van Noorderbreedte kwam in een artikelenreeks over de Lelylijn van Koos Vos ook een alternatief naar voren: de Frisialijn. Deze lijn geeft een duidelijk sociaal-economisch rendement. De Lelylijn tipt de bekende bruisregio’s aan en bereikt op geen enkele wijze de achterstandsregio’s, waar het juist om zou moeten gaan. Dat doet de Frisialijn wel. Sterker nog, deze lijn zet sterk in op internationale samenwerking. Hij is een direct doorgaand spoor tussen Frankrijk, Rotterdam, Schiphol, Amsterdam, Afsluitdijk, zeehaven Harlingen, Leeuwarden, Buitenpost, Groningen, Winschoten, Oldenburg, Bremen, Hamburg en Scandinavië.
En dan hebben we het nog helemaal niet over de ligging van het tracé gehad. De Lelylijn doorkruist Natura 2000-gebieden en doorsnijdt ecologische hoofdverbindingen, de Frisialijn doet dit niet.

Met de beste bedoelingen bracht, twee jaar geleden, het Noorden zijn bod relatief snel op tafel. Wellicht is het nu tijd om er nog eens goed over na te denken en alles wat erover is verschenen serieus te wegen. En te kijken of een Lelylijn alleen wel brengt wat er nodig is. Want: perspectief ontbreekt. Niet de lijn is het doel, maar het verhaal van wat het Noorden kan zijn met een integraal Deltaplan waarin werk, gelijke kansen, onderwijs, mobiliteit en woningen bijdragen aan een blijvende, schitterende regio met ruimte. Maar dan moeten we wel de juiste vragen stellen.