Op kaarten van geschrapte bushaltes kleurt de noordelijke kuststrook rood. En met de bereikbaarheid verdwijnen de voorzieningen – of geldt het omgekeerde?

‘Herkenbaar’, zegt Rik Lievers als hij hoort over de reis van de interviewer van Leeuwarden naar Spijk, zijn woonplaats tussen de Eemshaven en Delfzijl. Het perron in Leeuwarden had een zucht geslaakt toen bleek dat de eerste trein naar Groningen uitviel en de volgende was vertraagd. Vanaf Groningen naar Uithuizen waren de weilanden steeds breder en de stationnetjes steeds kleiner geworden. In Uithuizen was het twintig minuten wachten geweest op de bus. Tweeënhalf uur had de reis van Leeuwarden naar Spijk uiteindelijk geduurd.
Lievers woont in een groot, vrijstaand huis. Ervoor ligt een ruime, rondlopende oprit. Daarop staan twee auto’s. ‘We zijn erop ingespeeld’, zegt hij stellig. ‘We rijden nou eenmaal vaak heen en weer als het ov niet rijdt of vertraging heeft.’ De extra grote oprit is nieuw. ‘Nu kunnen we makkelijk in- en uitrijden.’ Bij bijna alle huizen in het dorp staan twee auto’s voor de deur.
In hun gezinshuis vangt Lievers samen met zijn vrouw Mathilde en een aantal werknemers kinderen en jongeren op die extra begeleiding kunnen gebruiken. Die kennen de obstakels van het openbaar vervoer hier goed. Een aantal van hen reist bijna dagelijks met bus en trein. Sommigen gaan naar school in Appingedam, anderen in Groningen. De reistijden zijn lang, bussen sluiten vaak niet aan op treinen en vallen geregeld uit. Daarom grijpen mensen elke kans aan om niet met het ov te reizen. Lievers ziet daarin een vicieuze cirkel: als meer mensen met hun eigen vervoermiddelen reizen, verschraalt het openbaar vervoer verder.
Voor ouders die hun kind bezoeken, kan de reis naar het gezinshuis ook een behoorlijk obstakel vormen. ‘Een van de ouders zoekt al twee weken uit hoe ze hier komt met het openbaar vervoer’, vertelt Lievers. Daarbij komt dat er naar Spijk geen bussen rijden vanaf half negen ’s avonds en op zaterdagen. ‘Voor degenen zonder auto, zoals ouderen en studenten, zijn we dan afgesloten van de wereld.’ Maar Lievers wil niet klagen. ‘We wonen nou eenmaal op een afgelegen plek. We mogen blij zijn dat er hier bussen rijden.’
Dat hij van geluk spreekt, is begrijpelijk. In Nederland zijn sinds 2018 al 527 bushaltes verdwenen, waarvan de meeste in Groningen en Drenthe: maar liefst 7 en 11 procent. Op kaarten van geschrapte bushaltes kleurt de noordelijke kuststrook rood: de afgelopen vijf jaar is de bereikbaarheid in bijna de hele regio achteruitgegaan. Vooral in de landelijke gebieden, stadsranden en dorpen rijden minder bussen. De reistijd naar ziekenhuizen, supermarkten en scholen neemt daardoor toe. Wil je van Spijk naar het Ommelander Ziekenhuis in Scheemda, dan ben je met het openbaar vervoer een uur tot tweeënhalf uur onderweg. In een auto kost dat slechts 25 minuten. Hoe blijft de kust­regio aangesloten op de belangrijke voorzieningen?

Kip en ei

‘Je wil niet dat iedereen ’s ochtends naar Leeuwarden vertrekt’, zegt wethouder Paul Schoute van Harlingen. ‘Je wilt dat hier ook mensen wonen en werken.’ In Friesland is in de afgelopen vijf jaar bijna zeven procent van de bushaltes verdwenen. Harlingen bleef in die verschraling als een van de weinige noordelijke gemeenten gespaard.
Schoute weet als bestuurslid van de Vereniging van Waddenzeegemeenten hoe belangrijk de bereikbaarheid is om jonge generaties vast te houden. Veel kustgemeenten zitten daarbij vast in een kip-en-ei-probleem. Verdwijnen bewoners en voorzieningen uit de dorpen, dan neemt het belang van bereikbaarheid af. Maar raken de dorpen minder bereikbaar, dan wordt het omgekeerd ook minder aantrekkelijk je er te vestigen en verdwijnen de voorzieningen. Waar grijp je in als lokale bestuurder?
Je moet verder kijken dan of iets rendabel is, vindt de wethouder. ‘Als je een buslijntje opheft, kunnen de negatieve gevolgen veel groter zijn dan de kostenbesparing. In veel dorpen zie je dat er geen school, kroeg en buurtsuper meer is. Ergens moet je die leegloop stoppen, anders gaat niemand meer op zo’n plek wonen.’
Over de bereikbaarheid van Harlingen is Schoute tevreden. ‘We hebben een trein die op twee plaatsen in de stad stopt, dat scheelt een hoop.’ Sinds kort rijdt er een extra busje op initiatief van de gemeente. Die Futbringer brengt mensen naar het centrum van de stad en vervangt een geschrapte buslijn.

Hubtaxi

Mede vanwege het beperkte ov-aanbod rijden er nogal wat auto’s door de kustregio, met alle uitstoot van dien. Simpelweg bestaande dienstregelingen in stand houden, lijkt ook geen duurzame optie omdat bussen dan geregeld slechts een of twee passagiers vervoeren.
Het OV-bureau Groningen Drenthe zoekt daarom naar toekomstbestendige alternatieven.
Eén daarvan is de hubtaxi die sinds 2018 in heel Groningen en Drenthe rijdt, vertelt programmamanager ontwikkeling Erwin Stoker. De taxi haalt mensen thuis op en brengt ze voor een ov-tarief naar een ‘hublocatie’ op een station of in een dorpskern. Hij is bedoeld voor mensen die grote afstanden tussen stations en haltes niet kunnen overbruggen. Het OV-bureau probeert op de hublocaties ook deelauto’s en -fietsen te regelen.
Maar de belangrijkste maatregel om het platteland bereikbaar te houden is volgens Stoker opgenomen in de omgevingsvisies van de provincies. ‘Daarin is nu vastgelegd dat het basisnetwerk van bussen, de streek- en stadslijnen, tot in lengte van dagen blijft bestaan. De grote, vaste buslijnen die de meeste mensen vervoeren, zullen er dus altijd zijn. Ook op zondagen en in de late avonden.’ En voor verduur­zaming daarvan geldt het bekende verhaal: bussen rijden niet meer op diesel, maar op waterstof, biobrandstof of elektriciteit. Stoker: ‘We stoten al 90 procent minder CO₂ uit dan in 2019. De komende jaren maken we alles emissievrij.’