Op Valentijnsdag reist Waddencorrespondent Sanne Meijer naar Krewerd, een piepklein dorpje in het Groninger Waddengebied. Het is het decor van een tragisch liefdesverhaal, dat lang geleden is opgeschreven in een van de meest bijzondere boeken van Groningen.

Bovenop de wierde van Krewerd staat een prachtige, middeleeuwse kerk. In de lente bloeien er tulpen langs de roodbakstenen muren, in de zomer stokrozen. De kerk is liefdevol onderhouden, dat zie je aan alles. Binnen hangen schilderijen en staan fleurige bloemstukken. Op een krijtbord staan in zwierige letters de namen ‘Menco’ en ‘Tete’ geschreven. Het zijn de namen van twee geliefden wiens verhaal heeft geleid tot de stichting van de kerk. 

De Romeo & Julia van het noorden

Er stond ooit een heel groot en indrukwekkend huis in Krewerd. Hier woonden de rijke Tyadeke en haar zoon Menco. Op een dag werd Menco plotseling erg ziek. Zijn moeder bad voor zijn genezing, maar het zag er niet goed uit. Tyadeke beloofde heilig dat als Menco zou genezen, zij een kapel zou laten bouwen in Krewerd. Op eigen grond, van haar eigen geld – en ze zou ook nog het jaarsalaris voor de priester betalen. En ja hoor, wonder boven wonder knapte Menco weer op en herstelde volledig. Hij was weer gezond.

Maar de kapel werd niet gebouwd. In plaats daarvan richtte Tyadeke haar aandacht op een nieuw project: Menco aan de vrouw krijgen. Hij was bijna vrouw- en kinderloos gestorven, en dat risico wilde Tyadeke niet nog een keer lopen. Let wel: Menco was destijds waarschijnlijk nog een tiener. Dat deerde Tyadeke niet. Sterker nog, ze had de desbetreffende vrouw al op het oog: de jonge, mooie en edele Tete die met haar moeder Thialdis in Loppersum woonde. Ook Tete was ziek geweest. Haar vader Geiko had toen de heilige belofte gedaan dat als Tete zou genezen, zij het klooster in zou gaan. Toen Tete genas, stierf vader Geiko. Tete’s moeder Thialdis wilde niet dat haar dochter een non zou worden. Ze zag haar dochter liever trouwen en kinderen krijgen. Weer een belofte die niet nagekomen werd. 

Tot geluk van beide moeders werden Menco en Tete écht verliefd, en al snel was Tete zwanger. Maar het noodlot sloeg toe. Menco werd weer ziek en stierf dit keer. Hun kindje werd te vroeg geboren en stierf ook. Vervolgens stierf Tete van verdriet, maar niet voordat zij op haar sterfbed haar vader’s erfenis schonk aan klooster Bloemhof te Wittewierum. 

Na deze tragedie kregen moeders Tyadeke en Thialdis ruzie over de erfenis. Thialdis was boos op klooster Bloemhof en was van mening dat de erfenis van haar dochter aan haar toeviel. Ook meende ze aanspraak te maken op de erfenis van Menco. Er brak een heftig conflict uit over de erfrechten. Op een gegeven moment kwam Tyadeke, moeder van Menco, tot inkeer. Ze besloot de kapel alsnog te bouwen – de huidige kerk – en loste op deze manier haar oude gelofte in. Zo kon ze zonder gewetensbezwaren sterven. Wat er met Thialdis is gebeurd weten we niet, maar de boodschap van het verhaal is duidelijk: belofte maakt schuld. 

De kroniek van Wittewierum 

Het verhaal van Menco en Tete is opgenomen in de Kroniek van klooster Bloemhof te Wittewierum. Een kroniek is een chronologische opsomming van historische gebeurtenissen, en die van het klooster Bloemhof te Wittewierum beslaat de periode 1200-1296. De kroniek begint bij de stichting van het klooster in een dorpje dat destijds nog ‘Wierum’ heette. Omdat de premonstratenzer monniken witte pijen droegen, veranderde de naam van het dorp in ‘Wittewierum’.

Een van de monniken die nauw betrokken was bij de stichting van het klooster was Emo van Huizinge (ca. 1175-1237). Hij werd de eerste abt van klooster Bloemhof en de eerste schrijver van de kroniek. Per jaar noteerde abt Emo wat er binnen en buiten het klooster gebeurde. Zo schreef hij over de kruistochten in die periode, maar ook over zijn persoonlijke vetes. Na zijn dood werd de kroniek voortgezet door de derde abt: Menko van Bloemhof (ca. 1213-1276). De kroniek van Menko (ja, een populaire naam in die tijd) begint met een lofzang op zijn voorganger Emo, maar bevat ook het traditionele overzicht van gebeurtenissen in om het klooster. Het derde deel van de kroniek is een vreemde eend in de bijt, omdat het veel minder uitgewerkt is en uit losse teksten lijkt te bestaan. Dit deel wordt de Continuatio (Voortzetting) genoemd en is geschreven door een (of meerdere) onbekende(n). De kroniek is in middeleeuws Latijn geschreven en overgeleverd in twee verschillende handschriften. Beide bevinden zich in de Universiteitsbibliotheek Groningen.

De kroniek biedt een uniek inkijkje in het dertiende-eeuwse Groningse Waddengebied. Het vertelt niet alleen over het wel en wee van een middeleeuws plattelandsklooster, maar ook over de strubbelingen tussen de inwoners van Eenrum en Uithuizen, over het leed van een kluizenaar uit Stitswerd en over de stormvloeden die het gebied teisterden. En natuurlijk over de onfortuinlijke geliefden Menco en Tete. 

Sanne Meijer is Waddencorrespondent bij Noorderbreedte. De Waddencorrespondent is een samenwerking tussen Noorderbreedte en de Waddenacademie. Lees hier meer over de Waddenzee.