De scheepsbouw als bedrijfstak is ook uit Nederland verdwenen, idem de textielindustrie, dus wat zeuren we nou over de teloorgang van de landbouw?

De scheepsbouw als bedrijfstak is ook uit Nederland verdwenen, idem de textielindustrie, dus wat zeuren we nou over de teloorgang van de landbouw?
Nou, hierom. Wat gebeurt er dan met het Nederlandse landschap, dat nog altijd voor meer dan zeventig procent boerenland is, prachtig en uniek in de wereld om zijn enorme variëteit op een zo klein oppervlak. Ik weet ook niks mooiers dan een polder met slootjes en koeien in de wei of een akker die in de loop van een seizoen wel tien keer van kleur verschiet.

De scheepsbouw als bedrijfstak bestaat dan wel niet meer, maar er worden op genoeg plaatsen in Nederland nog mooie boten gebouwd langs het water. Zo zullen er ook boeren blijven met lol in hun vak en die vinden altijd wel een mogelijkheid tot boeren.
God bewaar ze dan voor hun eigen belangenorganisatie LTO. De Leeuwarder Courant organiseerde laatst een debat in Easterein over de gevolgen van het nieuwe, geliberaliseerde Europese zuivelbeleid. Onderzoeker Van Bruchem van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) voorspelde dat slechts een kwart van de melkveehouders zal overleven: de heel grote bedrijven met tweehonderd tot duizend koeien en kleinere boeren die er iets heel anders bijdoen, post rondbrengen bijvoorbeeld. Daar wilde boerenvoorman Van Weperen niets van weten. De toekomst is aan de echte ondernemers, zei hij. En omdat zij een stabiele factor vormen is dat ook beter voor het landschap, vindt hij. Volgens mij is nou juist de makke van de ondernemer dat hij wil ondernemen, maakt niet uit waarmee, gloeilampen of koeien. Zulken zijn dus een allesbehalve stabiele factor in het landschap.

Misschien niet. Maar het blijft dan wel boerenland, zij het grootschaliger.
Ook dat betwijfel ik, nu ik in Denemarken heb rondgekeken. Ik was daar met Bram van der Vlugt, de acteur, en zijn vrouw Irma. Ze wonen in de Meije, even boven Woerden, en maken zich middels hun stichting Gras & Wolken nogal druk om het Groene Hart van Holland. Dat is veenweidegebied waar én projectontwikkelaars én wethouders van grote steden én Natuurmonumenten met begerige ogen naar kijken, terwijl het alleen met veeteelt zijn ware karakter en schoonheid toont. Vijf kinderen van een boerengezin uit de Meije emigreerden naar Denemarken omdat ze zo graag boer wilden zijn, de kinderen Arkesteijn.

Dat boeren economisch niet meer kan in de Randstad, lijkt me klaar. Maar hadden ze eerst niet beter in Groningen of Friesland kunnen kijken waar genoeg boerenbedrijven te koop staan?
Hebben ze gedaan, maar dat konden ze financieel bij lange na niet voor elkaar krijgen. In Denemarken hoefden ze maar tien procent eigen vermogen te hebben en dan konden ze van de overheid zeventig procent van de waarde van het te kopen bedrijf lenen tegen bijzonder gunstige condities. Denemarken hecht nog groot economisch exportbelang aan de agrarische sector. Dat is één. Twee: de prijs van grond was er erg laag en is er vergeleken met Nederland nog altijd laag. Ten derde de ruimte: Jutland, waar de vijf kinderen Arkesteijn binnen een straal van zo’n dertig kilometer ieder een bedrijf kochten, is zo groot als Noord- en Zuid-Holland samen en er wonen minder dan twee miljoen mensen, merendeels ook nog in de paar steden die er zijn. Je weet niet wat je meemaakt als je daar rondrijdt: zo leeg, zo alleen maar boerenland! De vier zonen en ene schoonzoon Arkesteijn zouden in principe land kunnen kopen zoveel ze nodig denken te hebben en het ligt allemaal in grote, efficiënt te bewerken percelen rondom hun boerderijen.

Een beetje boer in Nederland loopt het water in de mond als hij kennis neemt van zulke gunstige omstandigheden.
Ja, maar toch valt het ook daar allesbehalve mee. En niet omdat de regels er even streng zijn als in Nederland, strenger nog in sommige opzichten. Ze mogen er lang niet zo veel kunstmest strooien. Ze mogen er minder dieren houden per hectare. Ze zijn verplicht elk jaar een bepaald percentage grond braak te laten liggen. Ze moeten om de zoveel jaar hun land ploegen, ook het weiland, om het daarna opnieuw in te zaaien met gras, tarwe, gerst, erwten, mais. Die gewassen zijn vooral bedoeld om te dienen als ruwvoer voor het vee, zodat er minder krachtvoer nodig is en een mestprobleem daar onbekend is. Maar de Nederlandse boeren daar lijken opmerkelijk weinig moeite te hebben met deze beperkingen.

Wat is het dan wat niet meevalt?
Het boeren! Alle vijf hebben ze optimale bedrijven: genoeg land, genoeg melkkoeien, ruimte zat, geen al te zware financieringslasten. En toch moeten ze keihard werken, moeten hun vrouwen er een baan bij hebben om van te kunnen leven met een gezin. Als het daar, waar de natuurlijke omstandigheden zo gunstig zijn om te boeren, al zo moeilijk is om het rendabel te maken, hoe onmogelijk moet het dan wel niet zijn in Nederland, waar het zoveel voller, drukker, duurder is?

Wat te doen?
Of we besluiten dat na het jagen en verzamelen ook het landbouwen een gepasseerd station is in de geschiedenis van de mensheid. Of we verzinnen alsnog een boerenlist ter wille van het Nederlandse landschap. <

Trefwoorden