In Nederland bestaan nog 170 eendenkooien of relicten daarvan. In Noord-Nederland vinden we de kooien op de waddeneilanden, langs de Fries-Groningse kust en in laagveengebied van Friesland.

Voor het goed functioneren van een kooi moet in de eerste plaats een wilde ‘stal’ aanwezig zijn. Dat is een groep van minstens duizend wilde eenden die er van juli tot het eind van de winter permanent verblijft bij de kooi. Ze vliegen ’s avonds uit om te foerageren om tegen de ochtend terug te komen met eenden die ze op de foerageerplaatsen hebben ontmoet. Ze strijken neer in de kooi; de staleenden blijven op de plas en op de zitwallen rond die plas, maar ze wagen zich niet in de vangpijpen. De nieuwe eenden probeert de kooiker te vangen met behulp van de tamme eenden en het kooikershondje. De nieuwkomers worden in de vangpijpen gelokt, waar ze gepakt of geringd kunnen worden.

Afpalingsrecht
De belangrijkste vereiste voor het laten functioneren van een eendenkooi is rust en stilte in…