Het leven van gepensioneerd biologieleraar Zef Dols uit Ter Wupping draait om bijen. Hij beschermt zijn 60 tot 70 volken als zijn kinderen en weet alles over ze. Dag in, dag uit houdt hij zich bezig met zijn bijen, als één van de steeds kleiner wordende groep imkers die Nederland telt.

Hij slaapt zelfs bij zijn bijen. Toen hij nog leraar was, en weleens last had van slapeloosheid, zette hij de bijen naast zijn bed. Door het zoemen was hij zo vertrokken. Tegenwoordig maakt hij als imker zoveel overuren dat hij overdag vaak een dutje doet in het gras, buiten bij de kasten.
Vier jaar geleden was ik met vakantie in de Carel Coenraadpolder. Het was bijna zomer. De polder zag op veel plaatsen geel van koolzaad en mosterd. De laatste avond maakten we nog een wandelingetje naar de Dollarddijk. Nooit zag je daar iemand. Nu zat er een oudere man op het bankje met uitzicht op de kwelders. Op zijn schoot een halfgeopend kistje, dat hij vasthield als een kostbaar bezit. Er lagen krulspelden in. In de kokertjes bleken zich bijenkoninginnen te bevinden. De man zelf was de imker die we al een paar keer hadden zien rondspoken in het bosje achter het vakantiehuis, in geheimzinnige witte kleren, traag bewegend tussen wolken insecten. We maakten een praatje. Hij woonde in de buurt maar kwam uit het Zuiden van het land, dat kon je duidelijk horen.
Later dacht ik af en toe terug aan de vriendelijke imker op de Waddendijk en het kistje met koninginnen. De aanhoudende berichten in de media over een mysterieuze bijencrisis deden me dit voorjaar besluiten hem op te sporen. Via de boerin op wier polderland zijn kasten toen stonden, achterhaal ik het telefoonnummer. Hij herinnert zich de eerdere ontmoeting en begint te vertellen over zijn tuin van een halve hectare waarin hij eigenhandig biotoopjes heeft gemaakt voor insecten en vogels. ‘Kom maar kijken in Ter Wupping, daar woon ik, het is hier een lustwarande’.
Zestig volken
Ter Wupping, in Zuidoost-Groningen, ligt aan de Ter Wuppingerweg, die smal, stil en bochtig is. Zef Dols woont al 35 jaar in het essenzwermgehucht. Verspreid langs de weg staan wat vernieuwde landarbeidershuizen en boerderijen. Dols woont aan het eind. De voordeur van zijn kleine boerderij is onzichtbaar door de dichte begroeing. Bij de achterdeur hangt een kloeke bel met klepel.
In de keuken schenkt hij koffie in gebloemde kopjes. Op tafel slingeren krantenknipsels en krulspelden. Op de grond liggen stapels paperassen en potten honing, op de schouw staat een Mariabeeld, aan de muur hangen foto’s van het Westerwoldse landschap. Toen hij biologie studeerde in Nijmegen was deze mooie streek vaak in het nieuws, vertelt hij. ‘Vanwege Plan Kikkert, dat de aanleg van een militair oefenterrein behelsde. Wat stuitte op felle protesten van boeren en natuur- en landschapsbeschermers.’ De politiek geïnteresseerde Dols volgde de ontwikkelingen in het Noorden nauwgezet en zag dan telkens aansprekende beelden van het gebied. Dat verklaart dat hij na zijn studie solliciteerde als leraar aan een middelbare school in Stadskanaal.
Hij is al jaren imker, maar sinds zijn pensionering, nu acht jaar geleden, maakt Dols lange dagen met de bijen. En houdt hij meer volken dan ooit: zestig tot zeventig. Daarmee is hij een superhobbyimker.
Een sterk volk, zegt hij, telt op het hoogtepunt van het bijenseizoen tegen de tachtigduizend bijen. Elke ochtend begint met een kijkje bij zijn kasten of er al ‘wat vlucht is’. Onder de acht graden Celsius trekken bijen er niet op uit, hooguit verzamelen de zogenoemde waterdragers buiten wat vocht om het broodnodige honing-stuifmeelpapje te kunnen maken voor de jongen. Een imker zorgt als het goed is zelf voor planten als wilg in de buurt van de kast, zodat er bij minder warm weer dicht bij huis toch voedsel valt te halen. Is het warmer dan twintig graden, dan vliegen de bijen wel een kilometer of drie.
Windschermpjes
Veel tijd gaat zitten in het observeren van de ‘bijtjes’, zoals Dols ze noemt. ‘Ik beleef van alles met ze. Geen dag is hetzelfde. Gisteren waaide het heel hard en scheen de zon maar even. Toch lukte het de honingbijen de korfjes op hun achterpoten te vullen met stuifmeel van de hagedoorn. Maar toen ze terugkwamen, konden ze de landing niet goed inzetten, ze sloegen tegen de grond vanwege de harde wind en de zware vracht.’ Dols heeft ze geholpen door links en rechts van de kast een windschermpje neer te zetten. Zoals hij laatst ook een paar verkleumde bijen, die de kast net niet wisten te halen, verzamelde in zijn zakdoek, die hij daarna op het volk heeft gelegd. ‘Dat ze met dat slechte weer er toch op uitgaan en honderden bloemen bezoeken om twee kluitjes stuifmeel bij elkaar te schrapen, daar heb ik respect voor.’
Op dicteersnelheid beschrijft de oud-biologiedocent nog meer opmerkelijk bijengedrag. ‘Soms volgt de koningin de meute die gaat zwermen. Dan weet je: ze heeft het benauwd daarbinnen omdat er overbevolking dreigt en er opvolgsters op komst zijn. Om ruzie te vermijden deelt het volk zich dan in tweeën op. De bijen gaan dan met z’n allen aan een tak hangen of op een paal zitten. Als dat gebeurt, moet ik ze binnen een paar uur in een korf zien te krijgen, want anders zoeken ze zelf een nieuw onderkomen.’ Met een ganzenveer veegt hij zo’n zwerm hup de korf in.
‘En soms’, vervolgt hij, ‘hoor je de bijen huilen. Dan is er iets met de koningin niet goed. Meestal is ze dood of uitgelegd. Dan haal ik haar weg uit het volk en laat ik haar inslapen. Om haar tussen duim en wijsvinger dood te knijpen, daar ben ik te sentimenteel voor. Ik leg haar liever in de koelkast, zo boots ik de winter na. Ik laat de koninginnen trouwens stokoud worden. Ze kunnen vijf jaar worden. De meeste imkers vervangen hen al na een jaar.’
Jungletuin
Zef Dols komt uit een klein dorp in de buurt van Sittard. De liefde voor bijen heeft hij van zijn grootvader. ‘Mijn opa was boer en in die tijd hielden veel boeren wat bijen voor de bestuiving van de hoogstamfruitbomen, het dorp was omringd door boomgaarden. Hij liet me in de kasten kijken, met zo’n rare kap over m’n hoofd, liet me raten vasthouden en vertelde me er alles over.’
Achter de boerderij van Dols ligt zijn zelf ontwikkelde natuurgebiedje, met dobben, hoge bomen, bosuilenkasten, eendenkasten, bijenkasten, zandbakjes voor wilde bijen (‘Wilde bijen steken niet, wist je dat?’) en planten in veel soorten en kleuren.
De jungletuin grenst aan het beekdal van de hermeanderde Ruiten Aa. Sinds kort is dat een plas-dras-gebied in aanleg. Het grijze, recentelijk ontgronde land is kletsnat. Vroeger was het beekdal in gebruik als groenland. Dols hooide er ’s zomers voor de koeien van ex-provo Roel van Duin. ‘Die woonde met zijn gezin in het hiernaastgelegen Veele. Op een dag kwam hij zich voorstellen. We mailen nog af en toe.’
Twaalf bijenvolken heeft hij in april naar koolzaadvelden in de omgeving gebracht. Hij krijgt er geen vergoeding voor, integendeel, hij moet een deel van de honingopbrengst afstaan aan de betreffende boer. Vreemd eigenlijk, vindt hij. De boer heeft er net zo goed belang bij. ‘De opbrengst is stukken hoger als de bloemen worden bestoven, dat geldt zeker voor planten waar de wind niet bijkomt. Bovendien slaat het koolzaadkevertje op de vlucht door het gekrabbel van de bijen, zodat de boer minder hoeft te spuiten. Zeker nu er rassen worden gekweekt met minder meeldraden, waardoor de plant meer energie overhoudt om dikkere zaden te vormen, zijn bijen harder nodig dan ooit.’
Dat boeren het als een gunst lijken te beschouwen dat ze bijenkasten toelaten op hun land, heeft met vroeger te maken, legt Dols uit. Ooit kon elke boer ervan uitgaan dat er wel wat imkers in de omgeving woonden. Goed voor de gewassen. Maar ook lastig, omdat de boeren geacht werden die imkers te waarschuwen als ze met gif in de weer gingen. Nu middelen die schadelijk zijn voor de bij officieel niet meer gebruikt worden, is dat waarschuwen niet meer aan de orde. Maar het gevoel dat bijen in de buurt rompslomp betekent, heerst volgens Dols nog steeds.
Verdwijnziekte
Over boeren gesproken. Er zijn aanwijzingen dat het gebruik van nieuwe soorten insecticiden een belangrijke oorzaak is van de toegenomen bijensterfte de laatste jaren. Ruim twintig procent van de honingbijen komt de winter tegenwoordig niet meer door. ‘Twee keer zo veel als normaal. Dat is al zo sinds 2003 en het geldt ook voor de wilde bijen.’ Ogenschijnlijk vitale bijen vliegen uit en keren nooit meer terug. Hoe dat kan, is nog grotendeels een raadsel voor imkers en onderzoekers in zowel West-Europa als de VS.
Reguliere uitval van bijen kent allerlei oorzaken, zegt Dols. Koolmezen, wespen en muizen belagen de kasten en eten jonge bijen op. Verlies van natuur en daarmee van voedselgebieden heeft vermoedelijk ook invloed. Daarbij heersen er lokaal soms bepaalde ziektes. Zo is de regio Stadskanaal, waar Dols onder valt, sinds december besmet met Amerikaans vuilbroed. Reden voor de bioloog uit Ter Wupping om zijn kasten dit jaar niet in de Carel Coenraadpolder te plaatsen: hij wil imkers en bijen daar, die van elders komen, geen schade toebrengen.
De toegenomen sterfte van de laatste zes jaar wijst er op dat er meer factoren in het spel moeten zijn. Verschillende onderzoekers nemen aan dat parasieten de hoofdboosdoeners van de ‘verdwijnziekte’ zijn. Maar de bestrijding daarvan heeft niet geleid tot blijvend herstel van de bijenstand, zo stond op 18 april van dit jaar te lezen in NRC Handelsblad. Andere onderzoekers wijzen hobby-imkers als schuldigen aan: het zou hen ontbreken aan voldoende kennis om ziekteverwekkers goed aan te pakken. Op 2 mei schreef een onderzoeker van de Universiteit Utrecht in de NRC dat zogenoemde systemische insecticiden, die ook in Nederland worden gebruikt, zeer verdacht zijn. Zo merkten Franse bijenhouders dat de beruchte varroamijt harder toesloeg in gebieden waar dit type middelen werd toegepast.
Hoe dan ook. Minder bijen, dat betekent: minder bestuiving, dus minder zaden en vruchten, dus minder voedsel voor de bijen en ook voor mensen en dieren. Minder bijen betekent ook: minder imkers. Door de grote sterfte is menig collega ermee opgehouden, weet Dols.
Zelf denkt hij nog lang niet aan stoppen. ‘Het welzijn van de bij is mijn drijfveer bij alles wat ik doe.’

Trefwoorden