Sake Jager is archeoloog. Sinds 1988 werkt hij bij de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) in Amersfoort. De ROB is een zusterorganisatie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Monumentenzorg gaat over het gebouwde erfgoed, de ROB heeft de zorg over het archeologisch bodemarchief. Niet alleen opgravingen, maar ook inrichting en beheer van de archeologische monumenten zijn taken van de ROB. Tot voor kort werkte Jager in Drenthe. Zo was hij verantwoordelijk voor inrichting en beheer van het Kniphorstbos, één van de grootste archeologisch waardevolle terreinen in Drenthe. Over grafheuvels en tankbanen.

‘Toen ik bij het Kniphorstbos betrokken raakte, was het alleen in gebruik als oefenterrein van Defensie. In 1938 was het aangekocht om te dienen voor kleinschalige legeroefeningen. In de jaren tachtig kwam Defensie met het Structuurschema Militaire Oefenterreinen. Daarin stond dat het Kniphorstbos geschikt moest worden gemaakt voor grote oefeningen met tanks. Dat betekende dat overal tankbanen zouden worden aangelegd en dat er een grote zandbak, een free-for-all, zou komen, waarin tankslagen konden worden nagespeeld.’

Topje van de ijsberg

‘Tegen dat plan kwam veel oppositie vanuit de omgeving. In 1986 kreeg ik de opdracht om het gebied archeologisch in kaart te brengen. Uit die kartering bleek dat er een ongelooflijke veelheid en rijkdom aan cultuurhistorische overblijfselen te vinden was: grafheuvels, karrensporen, hunebedden en sporen van prehistorische nederzettingen. De zichtbare elementen zijn in zo’n geval nog maar het topje van de ijsberg.’
‘De archeologische waarden in het gebied stelden zoveel eisen aan de inrichting en het beheer van het Kniphorstbos, dat het voor Defensie niet mogelijk was om er grote oefeningen te houden. Het leger wil het terrein op termijn zelfs helemaal afstoten. Dat is nog niet gebeurd. Er worden alleen nog kleinschalige oefeningen gehouden, toegesneden op de nieuwe tactieken van het beroepsleger. Zo heeft het einde van de Koude Oorlog grote invloed gehad op inrichting van het Kniphorstbos.’

Restauratie en onderhoud

‘Defensie besloot het terrein niet in te richten als grootschalig oefen-terrein. De ergste dreiging was afgewend, maar de instandhouding van archeologische monumenten was nog lang niet voor elkaar. In 1991 werd een grafheuvel vernield door een aantal kinderen uit Annen die er een hut in bouwden. Dat was de aanleiding voor de restauratie. Plaatselijke groeperingen en milieuorganisaties richtten de Werkgroep De Strubben / Kniphorstbos op. Vanaf die tijd zijn veel grafheuvels gerestaureerd, met medewerking van de eigenaren, Defensie en Staatsbosbeheer.’
‘We hebben de bomen van de heuvels weggehaald om ze beter zichtbaar te maken, want de grafheuvels zijn ooit opgeworpen als blijvende herinnering aan de begravene en dienen al eeuwenlang als bakens in het landschap. Dan wordt de vorm van zo’n heuvel hersteld en daarna vindt periodiek onderhoud plaats. De artefacten uit het verleden spelen een essentiële rol in het Drentse landschap. Dus we hebben de resten uit de prehistorie ingepast in het landschap. Daarbij is uitgegaan van de situatie rond het eind van de vorige eeuw, zo tussen 1880 en 1900. Doel was landschap en de vegetatie, de strubben, in die staat terug te brengen.’

‘Uiteindelijk blijkt het een groot geluk te zijn dat het gebied door Defensie in gebruik is genomen. Want alleen zo kon het Kniphorstbos onaangetast blijven door ontginningen en ruilverkavelingen. Bovendien speelde Defensie bij de instandhouding van het bodemarchief op haar terreinen een pioniersrol. Defensie stelde een voorbeeld aan andere terreinbeheerders, zoals Staatsbosbeheer. Mede daardoor kunnen we nu van objectgerichte naar gebiedsgerichte bescherming toewerken. De intentie is om geen losse elementen meer te beschermen, maar een heel landschap, met sporen uit de prehistorie, de Middeleeuwen en de moderne tijd.’

Beleving van het landschap

‘In het Kniphorstbos zijn we verder gegaan dan restaureren. Omdat zo’n archeologische site meer is dan een onderwerp voor wetenschappelijk onderzoek. In samenhang met de restauratie is een archeologische themaroute door het gebied gerealiseerd. Cultuurtoerisme is een effectief middel om mensen te betrekken bij het landschap waar ze wonen. We hebben in het Kniphorstbos een toeristisch-recreatieve archeologische route uitgestippeld, die de wandelaar langs de verschillende monumenten voert. Er is een gidsje gemaakt, waarmee mensen hun weg door het gebied kunnen vinden. Die gidsen worden erg goed verkocht. De grafheuvels zijn getuigen van een vroegere samenleving. Ze vertellen ons over de bewoners van het oude Drenthe. Dat roept een levendig beeld van het verleden op.’

‘Als je kijkt naar de aantallen gidsjes die we verkopen, zie je hoeveel mensen geïnteresseerd zijn in het verleden van hun streek. Wij hebben een NIPO-enquête onder 4000 mensen laten uitvoeren, en daaruit bleek dat maar liefst veertien procent wel eens zo’n archeologische themaroute had gewandeld. Ik was stomverbaasd, ik wist niet dat daar zo’n groot publiek voor was. Dan zie je dat het prehistorisch verleden niet alleen van wetenschappelijk belang is, maar ook een grote belevingswaarde heeft.’
‘Wij archeologen geven het landschap een laag uit het verleden terug. We maken de prehistorie voelbaar. Zo lever je een bijdrage aan de identiteit van het landschap. Ik weet zeker dat mensen hun identiteit voor een deel aan het cultuurlandschap ontlenen. Iedereen, werkelijk iedereen in Anloo kent de Galgenberg. Zoals iedereen uit Markelo de Priesterbelt kent. Veel mensen hebben een diepe band met het landschap. In Drenthe zijn dat de bossen, de heidevelden en de vele prehistorische monumenten, vooral de hunebedden. En als je uit het terpengebied komt, zal je altijd weer op zoek gaan naar de openheid van het landschap. Alle mensen, waar ze ook vandaan komen, hebben op de ene of de andere manier een hang naar het landschap uit hun jeugd. Daar ben ik van overtuigd.’

Nieuwe bedreigingen

‘Tegenwoordig oefenen helikoptereenheden van de Luchtmobiele Brigade in het Kniphorstbos. Die komen – letterlijk – uit de lucht vallen, om zich zo snel mogelijk in te graven. Dat kan natuurlijk niet overal. Want elk schuttersputje kan een bedreiging zijn van het bodemarchief. Dat leidde tot nieuw overleg met Defensie. Want voor archeologische monumenten is ‘papieren’ bescherming niet genoeg. Adequate bescherming vraagt om beheer.’
‘Om archeologische monumenten veilig te stellen, maakt de ROB gebruik van een scala aan instrumenten. De ultieme vorm van bescherming is beheer. In het verlengde daarvan kan je de monumenten aan een groter publiek presenteren. In dat opzicht hebben we in Drenthe veel bereikt. Maar je moet als archeoloog altijd alert blijven. Want wat één keer vergraven is, komt niet meer terug.’

Trefwoorden