Jan Lebbink is burgemeester van de gemeente Slochteren, een van de grotere gemeentes in het Groningse buitengebied. Hij beheert onder meer de portefeuilles ruimtelijke ordening, toerisme en recreatie en landbouw. Vanuit die invalshoeken is hij nauw betrokken bij één van de grootste natuurontwikkelingsprojecten in Groningen: de Ecologische Hoofdstructuur in het Duurswoldgebied. Lebbink is al sinds zijn achttiende in dienst van verschillende gemeentes, ooit begonnen als jongste bediende, als ambtenaar opgeklommen tot gemeentesecretaris van Meppel. Volgend jaar gaat hij, na veertien jaar burgemeesterschap, met pensioen.

‘Het idee voor natuurontwikkeling in Duurswold speelt al jaren. Het huidige plan voor dat gebied is een uitvloeisel van het Keuningcongres, waar het eerste plan voor de ontwikkeling van landbouwgrond tot natuurgebied aan de orde kwam. Vanuit de kritiek op dat eerste ontwerp is toen een aantal nieuwe ontwerpen gemaakt. Wij zijn nu bezig met ideeënvorming op basis van het ontwerp van H+N+S landschapsarchitecten uit Utrecht.’

Argwaan

‘Mensen worden over het algemeen onzeker van veranderingen in hun omgeving, zeker als die zich afspelen op een schaal als in onze gemeente. De inwoners werden zenuwachtig en argwanend van de plannen om natuur aan te leggen op hun landbouwgrond. Het plan ontstond in een tijd dat het erg slecht ging met de landbouw in Midden-Groningen. Veel boeren voerden een moeizame strijd om te overleven. En het idee om meer dan duizend hectare deels onder water te zetten werd als bedreigend ervaren. Dat mag weinig verbazen in een land waar we al eeuwen bezig zijn om droge voeten te houden. Bovendien zou het verdwijnen van tien tot vijftien boerenbedrijven, met hun toeleveranciers en voorzieningen, een verdere verschraling van de gemeente betekenen. Mensen zagen de banken en het postkantoor verdwijnen, de scholen leidden een zieltogend bestaan en de bakker sloot zijn deuren. In die situatie ontstaat gemakkelijk een tweespalt tussen boeren en natuurbeschermers. Hoewel de vermeende tegenpolen vaak impliciet dezelfde agenda hadden. Maar het blijft een feit dat het economische nut van natuurontwikkeling op zich onzeker is en niet opweegt tegen dat van de landbouw. Als gemeentebestuur moet je allereerst goed luisteren naar de bewoners. Wij hebben dus als gemeente eisen gesteld aan de overblijvende grond: die moet maximaal worden benut voor de landbouw.’

Natuur en wonen

‘Maar we hebben ook eisen gesteld aan de natuur. Wij wilden geen woestenij met een hek eromheen, waar de otters vrij spel hebben en waar geen mens in mag. Toegankelijkheid en recreatie waren voor ons belangrijke issues. En verder heeft de gemeenteraad als voorwaarde gesteld dat er als compensatie voor de boerenbedrijven woningen mochten komen. Er zou een verbinding komen tussen de natuurontwikkeling en de bestaande lintbebouwing, die zich kilometers lang door het landschap slingert. In de ‘RegioVisie Groningen-Assen 2030′ werd Slochteren als een echte plattelandsgemeente gezien, met landbouw als voornaamste functie. Alleen het topsegment van de woningmarkt zou hier misschien een plek kunnen krijgen. Net als vroeger werd dat segment al snel in verband gebracht met het wonen in een borg. Maar slechts een enkeling kan zich een borg veroorloven. Wij kwamen dan ook al snel tot een verbreding van het woonprogramma voor Duurswold. Veel mensen willen buiten wonen in een meer informele sfeer, in iets dat het midden houdt tussen een huis en een vakantiewoning. Je kan inspelen op sterk individuele woonwensen van mensen die willen wonen in nauw contact met het landschap. Dat combineert trouwens goed met de recreatieve functies in de nieuwe natuur.’

Architectuur van de stad Groningen

‘Die verschillende typen woningen worden ontwikkeld door de markt. Het zijn geen honderden woningen en daarom kan je de markt redelijk inschatten. Maar de markt verandert snel. Daarom is flexibiliteit een voorwaarde. Het plan van H+N+S is een soort casco, waarbinnen zeer verschillende woningtypes en woonmilieus kunnen worden gerealiseerd. De borgen kunnen allemaal een ander karakter krijgen, met eigen woningtypes en architectuur. In de vormgeving zal nadrukkelijk een verband met de historische verschijningsvorm van de streek worden gezocht. Wij zullen zeer kieskeurig zijn als het gaat om architectuur en stedenbouw, in de lijn van de aanpak van de binnenstad van Groningen. Wat de gemeente Groningen in de binnenstad heeft gedaan, is een nieuwe dimensie toevoegen door architecten van buiten de stad, soms van buiten Nederland, goed naar de stad te laten kijken. Die hebben met een frisse blik naar de kwaliteiten van het bestaande gekeken en daar vervolgens hun eigen interpretatie van gegeven. Groningen ging ook verder dan het leveren van kwaliteitsnormen en randvoorwaarden, de gemeente is sterk sturend opgetreden.’

Polderleeuw

‘Je kunt een landschap maar een keer verpesten, daarna is het voorgoed verloren. Daarom moeten we op zoek naar identiteit, naar het verband tussen de bewoners, de architectuur en het landschap. Een van de uitwerkingen van het plan is de Polderleeuw. Uit de vorm van het gebouw spreekt de vrije blik van een buitenstaander. En toch is het een vertrouwde vorm, omdat hij is gebaseerd op de historische bebouwing van deze streek. Een oude vorm, afgeleid van de grote Groningse boerderijen, maar met nieuwe bewoners in een mix van woningtypes. Een flexibele bouwvorm met daarbinnen weer flexibele woningen, die in de loop van de tijd kunnen worden aangepast aan de omstandigheden. Door de combinatie van inpassing in het landschap, de architectonische kwaliteit en de flexibiliteit in woningen is het een ijzersterk concept.’

Kwaliteit betaalt zich terug

‘In het concept van Heren 5 architecten zie ik dat ook zij aansluiting zoeken met de historische structuur. Ze doen dat door middel van het stellen van randvoorwaarden. Er wordt uitgegaan van de standaard-catalogusbouw. Maar dat is niet de kwaliteit die wij willen. Er zijn al eerder van dat soort huizen gebouwd in Slochteren. We zullen ongetwijfeld een aantal mensen teleurstellen, maar wij vragen méér dan wat hier de afgelopen jaren is gebouwd. Maar ik denk ook dat de markt hierin ten dele zelfsturend is, want kwaliteit betaalt zichzelf terug. De wijken uit de jaren dertig hebben in de loop der jaren hun marktwaarde immers ook bewezen.’

Architectuurproof

‘Ik vind ook dat de boomstroken in het landschapsplan niet mogen dienen om lelijke architectuur te verbergen. Dirk Sijmons, de ontwerper van het plan, heeft het wel eens ‘architectuurproof’ genoemd. Dat mag niet nodig zijn. Je ziet in Frankrijk veel ommuurde gebouwen, maar die ommuring is functioneel, die is nooit bedoeld om een lelijk gebouw te maskeren. Wij gaan voor kwaliteit, en dus hoeven we nieuwbouw niet te verbergen.’
‘Het ontwerp van Maaskant en Van Velzen is uitdrukkelijk moderne architectuur. De platte daken doen een beetje denken aan Nagele in de Noordoostpolder. Persoonlijk vind ik die architectuur wel mooi, maar als je mij vraagt: ‘Past dat in het landschap van Slochteren?’, dan zeg ik nee. Je ziet ook weinig uitgesproken moderne architectuur in het Groninger landschap. Ik kan me wel goed voorstellen dat je zulke architectuur toepast in de wat meer stedelijke setting aan de westkant van de gemeente, tegen de stad aan. Ik vind trouwens de ommuring van de woningen niet passen in ons landschap. Ons landschap is open en de gebouwen staan vrij in de ruimte, soms omzoomd door bomen.’

Kwaliteit door tegenstand

‘Wat mij het meest heeft verbaasd is de overweldigende belangstelling voor dit gebied. Sinds het begin van het proces hebben ontwerpers uit heel Nederland en daarbuiten met grote onbevangenheid en grote interesse gekeken naar Duurswold. De kunst zal zijn om het nieuwe denken, dat daaruit is voortgekomen, ingebed te krijgen in de bestuurlijke en ambtelijke cultuur, die toch altijd traditioneel denkt. Mensen moeten worden overtuigd dat kwaliteit niet samengaat met standaardoplossingen. Zowel de ambtenaren als de gemeentepolitiek vertonen een neiging tot risicomijdend gedrag. Daarom is het belangrijk om binnen je organisatie de luiken open te zetten, zodat nieuwe ideeën een kans krijgen. Want laten we wel wezen: als wij als gemeente zouden moeten concurreren, dan waren we in no time failliet. Het ambtelijk denken moet anders. We moeten mensen betrekken bij wat er gebeurt in hun gemeente. Maar om dat te doen, moet de ambtenaar karakter tonen. Er zit veel kwaliteit in de gemeentelijke organisatie, maar die moet meer kansen krijgen. Als je kwaliteit wil, dan moet je risico’s nemen. En dan loop je de kans dat je tegenstand krijgt. Maar juist door die tegenstand moet je mensen overtuigen en door dat te doen word je gedwongen goed na te denken over waar je me bezig bent. Zo leidt tegenstand uiteindelijk tot meer kwaliteit.’